Название: De Wonderen van den Antichrist
Автор: Lagerlöf Selma
Издательство: Public Domain
Жанр: Зарубежная классика
isbn:
isbn:
Zij vond nergens rust, maar reisde voortdurend, en op deze wijze werd het beeld over de gansche wereld gevoerd. En overal waar het beeld kwam, was het alsof Christus’ macht verminderde, zonder dat iemand recht begreep wat de oorzaak daarvan was. Want niets zag er machteloozer uit dan dit armzalige beeld van olmhout, dat versierd was met koperen ringen en glazen kralen.
Toen de rijke Engelsche, die eerst het beeld bezeten had, dood was, kwam het in het bezit van een andere rijke Engelsche, die ook voortdurend reisde, en na deze in handen van een derde.
Eens, het was nog in den tijd der eerste Engelsche, kwam het beeld in Parijs.
Toen het de groote stad binnenreed, was daar oproer. Volksmenigten trokken luid schreeuwend door de straten en riepen om brood. Ze plunderden de winkels en wierpen steenen naar de paleizen der rijken. Gewapende macht trok tegen hen op, toen rukten ze de straatsteenen uit, stapelden wagens en huisraad opeen en versperden de straten met barricades.
Toen nu de rijke Engelsche de stad binnenreed in haar grooten reiswagen, stormde het volk daarop los, dwong haar uit te stappen en sleepte den wagen naar één der barricades.
Terwijl men trachtte deze te stapelen op de duizenden voorwerpen, die de barricade vormden, viel één der grootste koffers op den grond. Het slot sprong open en onder het vele dat uit den koffer rolde, was ook het verworpen Christusbeeld.
’t Volk stortte zich daarop, om het plunderen, maar men ontdekte spoedig dat al zijn sieraden valsch en geheel waardeloos waren, en men begon het beeld te bespotten en te hoonen. Het ging van hand tot hand onder de oproerlingen, totdat één van hen zich bukte om de kroon te bekijken. Zijn blik viel op de woorden, die daarin gegrift waren: „Mijn rijk is slechts van deze wereld.”
De man riep dit luide en allen schreeuwden, dat het kleine beeld hun veldteeken zou zijn. Ze plaatsten het op den top der barricade en plantten het daar als een banier.
Onder degenen, die de barricade verdedigden, was een man, die geen arme arbeider, maar een geleerde was, die zijn gansche leven in de studeerkamer had doorgebracht. Hij kende al de ellende, waaronder de menschen gebukt gaan, en zijn hart was vervuld van medelijden; voortdurend zocht hij naar een middel om hun lot te verbeteren.
Gedurende dertig jaar had hij geschreven en gepeinsd, zonder hulp te vinden. Toen hij nu de stormklok hoorde luiden, volgde hij deze roepstem en snelde de straat op. Hij had een wapen gegrepen en was de oproerlingen gevolgd in de meening, dat het raadsel, hetwelk hij niet vermocht op te helderen, opgelost kon worden door geweld en macht en dat de armen zich door strijd een beter lot konden verwerven. Daar stond hij nu den ganschen dag te strijden, de menschen sneuvelden rondom hem, bloed spatte hem in het gelaat, en de ellende van het leven scheen hem grooter en jammerlijker dan ooit.
Maar zoo dikwijls de kruitdamp optrok, schitterde in zijn oogen het kleine beeld dat gedurende al het krijgstumult onbeweeglijk hoog boven op de barricade stond. En iederen keer, dat hij het beeld zag, werd hij getroffen door de woorden: „Mijn rijk is slechts van deze wereld.”
Ten slotte kwam het hem voor, dat deze woorden zich zelf in de lucht schreven, en voor zijn oogen begonnen te zweven, nu in vuur, dan in rook of in bloed.
Hij werd stil, hij stond daar met het geweer in de hand, en staakte den strijd. Plotseling wist hij, dat dit de woorden waren, waarnaar hij zijn leven lang gezocht had. Nu wist hij wat hij den menschen moest zeggen, en dit armzalige beeld was het, dat hem de oplossing gegeven had.
Hij zou de gansche wereld doortrekken om te verkondigen „Uw rijk is slechts van deze wereld.” Daarom moet gij trachten dit leven gelukkig te maken en als broeders leven. En ge zult uw rijkdommen deelen opdat niemand rijk en niemand arm zij. Ge zult allen arbeiden, en de aarde zal het eigendom van allen zijn en ge zult allen gelijk worden. Niemand zal honger lijden, niemand zal in overdaad leven en niemand zal op zijn ouden dag gebrek lijden. En ge zult streven naar het geluk van allen, want er is geen hiernamaals, dat u wacht.
Dit alles voer hem door het hoofd, terwijl hij daar op de barricade stond, en toen de gedachte hem helder was, legde hij de wapens neder en hief die niet weder op tot strijd en bloedvergieting.
Spoedig daarop werd de barricade opnieuw bestormd en genomen. De troepen trokken zegevierend voorwaarts en dempten het oproer; en vóórdat de avond viel, heerschte er vrede en orde in de groote stad.
Toen zond de Engelsche eenige dienaren uit om haar verloren eigendommen te zoeken, en ze vonden verschillende zaken, zoo niet alles. ’t Eerst zagen ze op de bestormde barricade den verworpeling van Aracoeli.
Maar de man, die gedurende den strijd van het beeld geleerd had, begon der wereld een nieuwe leer te verkondigen, die socialisme genoemd wordt, maar het Antichristendom is.
En die leer bemint, verzaakt, leert en strijdt als het Christendom, zoodat die volkomen op deze gelijkt, evenals het valsche beeld van Aracoeli volkomen gelijkt op het echte Christusbeeld. En evenals het valsche beeld zegt zij: „Mijn rijk is slechts van deze wereld.”
Maar terwijl het beeld, dat deze leer verspreid heeft, onopgemerkt is en onbekend, is de leer bekend en gaat over de gansche wereld om die te verlossen en te herscheppen.
Van dag tot dag wint zij veld. Zij gaat door alle landen en draagt velerlei namen en ze is zoo verleidelijk, omdat ze allen aardsch geluk en genot belooft, en ze lokt meer aanhangers dan welke leer ook, die over de wereld is gegaan sedert Christus’ tijd.
Eerste deel
„Daar zal groote nood heerschen.”
I.
De Mongibello
Omstreeks 1870 woonde er in Palermo een arme knaap, die Gaetano Alagona heette. Dat was een geluk voor hem! Ware hij niet een der oude Alagona’s geweest, dan zou men hem misschien hebben laten verhongeren. Hij was immers slechts een kind, en had geld noch ouders. Maar nu hadden de jezuïeten van Santa Maria in Gesu hem uit barmhartigheid in de kloosterschool opgenomen.
Op een dag, terwijl hij in zijn lessen verdiept was, kwam een pater hem uit de school roepen, omdat een bloedverwante hem wilde spreken.
Wat, een bloedverwante! Hij had altijd gehoord, dat zijn geheele familie overleden was. Maar pater Jozef beweerde, dat er familie van hem, een signora in levenden lijve was, die hem uit het klooster wilde nemen.
Het werd al erger en erger. Wilde zij hem uit het klooster nemen? Daar zou ze toch zeker de macht niet toe hebben!
Hij zou immers monnik worden.
Hij wilde de signora in het geheel niet zien. Kon pater Jozef haar niet zeggen, dat Gaetano het klooster nooit zou verlaten, en dat het haar niets baatte hem dat te vragen?
Neen, pater Jozef zei, dat het niet ging haar te laten vertrekken, zonder dat zij hem gezien had, en hij sleepte Gaetano half naar de ontvangkamer.
Daar stond ze bij een der vensters. Heur haar was grauw, haar gelaatstint bruin en haar oogen waren zwart en rond als paarlen. Zij droeg een kanten sluier op het hoofd, en haar zwarte kleederen waren glad van het dragen, en een weinig vaal, zooals pater Jozefs alleroudste kaftan.
Ze maakte het teeken des kruises, toen zij Gaetano zag.
„God zij geloofd, hij is een echte Alagona!” riep zij en kuste hem de hand.
Zij СКАЧАТЬ