De Wonderen van den Antichrist. Lagerlöf Selma
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De Wonderen van den Antichrist - Lagerlöf Selma страница 4

Название: De Wonderen van den Antichrist

Автор: Lagerlöf Selma

Издательство: Public Domain

Жанр: Зарубежная классика

Серия:

isbn:

isbn:

СКАЧАТЬ En toen het Kerstfeest aanbrak, bouwde men het, zooals gebruikelijk was, een der schoonste grotten in de kerk.

      Daar lag hij stralend als een edelgesteente, in Maria’s schoot en rondom hem stonden herders, engelen en wijze mannen. En zoo lang de grot daar was, kwamen er kinderen van Rome en van de Campagne en werden in een kleinen preekstoel in Aracoeli’s basiliek geheven. Dan predikten ze de lieflijkheid, zoetheid, macht en heiligheid van het kleine Christuskind.

      Maar de Engelsche leefde in grooten angst, dat iemand ontdekken zou, dat zij Aracoeli’s Christusbeeld gestolen had. Daarom bekende zij voor niemand, dat het beeld hetwelk zij bezat, het echte was.

      „Dit is een nagemaakt beeld,” zei ze, „het is zoo gelijk aan het echte als het slechts zijn kan, maar het is nagemaakt.”

      Nu had zij een klein Italiaansch meisje in haar dienst. Op een dag toen deze door het vertrek ging, bleef ze voor het beeld staan en sprak:

      „Gij, arm Christuskind, dat eigenlijk geen Christuskind zijt, indien gij wist hoe het ware kind in al zijn heerlijkheid in de grot te Aracoeli ligt, en hoe Maria en San Giuseppe en de herders voor hem geknield liggen! En indien ge slechts wist hoe de kinderen op een kleinen preekstoel tegenover hem staan, en hoe ze buigen, en hem kushandjes toewerpen en hoe ze prediken voor hem, zoo schoon als zij slechts kunnen!”

      Eenige dagen later kwam het kleine dienstmeisje weer en sprak tot het beeld:

      „Arm Christuskind, gij, die geen Christus zijt, weet gij, dat ik vandaag in Aracoeli geweest ben en gezien heb hoe het ware kind in processie rondgedragen werd? Ze hielden een troonhemel boven hem, en alle menschen zonken voor hem op de knieën, en zongen en speelden voor hem.

      „Nooit zult gij zoo iets heerlijks beleven!”

      En hoor nu, wat het dienstmeisje voor de derde maal tot het beeld sprak:

      „Weet gij, Christuskind, dat geen echt Christuskind zijt, dat het beter voor u is te staan, waar gij staat? Want het ware kind wordt bij de zieken geroepen, en het rijdt in zijn gouden wagen daar heen, maar het kan hen niet helpen, en ze sterven in vertwijfeling. En men begint te zeggen, dat het heilige kind van Aracoeli de kracht om goed te doen verloren heeft, en dat gebeden en tranen hem niet meer roeren. Het is beter voor u, dat ge staat waar ge staat, dan dat ge aangeroepen wordt en niet kunt helpen.”

      Maar den volgenden nacht geschiedde er een wonder. Tegen middernacht werd er hevig aan de kloosterpoort te Aracoeli geluid. En toen de poortwachter zich niet genoeg haastte om te openen, werd er op de poort geklopt. Dat kloppen klonk zoo luid alsof het met klinkend metaal geschiedde, en het werd door het gansche klooster gehoord. Alle monniken rezen tegelijk op van hun bedden. Allen die gepijnigd werden door vreeselijke droomen, vlogen plotseling op en dachten, dat de Antichrist gekomen was.

      Maar toen men de poort opende – toen men de poort opende!

      Het was het kleine Christusbeeld, dat op den drempel stond. ’t Was zijn kleine hand die aan het klokketouw getrokken had, het was zijn kleine goudgeschoeide voet, die tegen de poort geschopt had.

      De poortwachter nam het heilige kind haastig in zijn armen. Toen zag hij, dat het tranen in de oogen had.

      Ach, het arme heilige kind had in den nacht door de stad geloopen! Wat had het niet moeten zien!

      Zoo veel armoede en zoo veel ellende en zoo veel ondeugd en zoo veel misdaden! Het was verschrikkelijk te denken wat het al niet had moeten ondervinden!

      De poortwachter ging naar den prior en toonde hem het beeld. En zij waren verbaasd dat het ’s nachts buiten was gekomen.

      Maar de prior liet de kerkklok luiden en den monniken tot een godsdienstoefening bijeenroepen. En al de monniken van Aracoeli trokken naar de groote schemerachtige basiliek om in alle plechtigheid het beeld weer op zijn plaats te zetten.

      Uitgeput en lijdend liepen ze te rillen in hun zware duffel monnikspijen. Velen van hen weenden alsof ze aan een levensgevaar ontsnapt waren.

      „Hoe zou het ons gegaan zijn,” zeiden ze, „indien onze eenige troost van ons was genomen? Is het niet de Antichrist, die Rome’s heilig kind uit het beschermende heiligdom gelokt heeft?”

      Maar toen ze het Christusbeeld in de altaarkast wilden plaatsen, vonden ze daarin het valsche kind, dat op zijn kroon het inschrift droeg: „Mijn rijk is slechts van deze wereld.”

      En nu ze het beeld nader onderzochten, vonden ze het inschrift.

      Toen wendde de prior zich tot de monniken en sprak tot hen:

      „Broeders, we zullen een Te-Deum zingen, de zuilen onzer kerk met zijde omwinden en alle waskaarsen en lampen aansteken en we zullen een groot feest vieren.

      „Zoo lang het klooster bestaan heeft, is het een huis van vervloeking geweest, maar om den wille van al het lijden dergenen, die hier geleefd hebben, heeft God genade geschonken. En nu is alle gevaar geweken.

      „God heeft den strijd met zege bekroond en wat gij gezien hebt, is het teeken, dat de Antichrist niet op het Kapitool zal worden aangebeden.

      „Want opdat de woorden der sibylle niet onvervuld zouden blijven, heeft God dit valsche beeld van Christus gezonden, dat de woorden van den Antichrist in zijn kroon voert, en Hij heeft het ons laten aanbidden en vereeren, alsof hij de groote Zaligmaker ware.

      „Maar nu kunnen wij vol vreugde en blijdschap rusten, want de duistere profetie der sibylle is vervuld, en de Antichrist is hier aangebeden.

      „Groot is God, de Almachtige, die den verterenden angst van ons nam en Zijn wil geschieden liet, zonder dat de wereld het valsche beeld van Gods Zoon behoefde te aanschouwen.

      „Gelukkig is Aracoeli’s klooster, dat in Gods genade staat, Zijn wil volvoert en gezegend is door Zijn oneindige genade.”

      Toen de prior dit gezegd had, nam hij het valsche beeld in zijn handen, schreed de kerk door en opende de groote hoofddeur. Daar trad hij op het terras. Beneden hem lag de hooge, breede trap met honderd negentien marmeren treden, die van het Kapitool als naar een afgrond leidt. En hij hief het beeld boven zijn hoofd en riep luid: „Anatema Antichristo” en slingerde het beeld van de hoogte van ’t Kapitool naar beneden in de wereld.

      III.

      Op de barricade

      Toen de rijke Engelsche ’s morgens ontwaakte, miste zij het beeld en wist niet waar zij het moest zoeken. Zij geloofde dat niemand anders dan Aracoeli’s monniken het weggenomen konden hebben. En haastig ging ze naar het Kapitool om het daar te zoeken. Zoo kwam ze bij de groote marmeren trap, die naar Aracoeli’s basiliek voert. En haar hart klopte onstuimig van vreugde, want op de onderste trede lag hetgeen zij zocht.

      Zij greep het beeld, verborg het onder haar mantel en spoedde zich huiswaarts. En weer plaatste zij het in haar feestzaal.

      Maar toen zij zich nu verdiepte in zijn schoonheid, zag ze, dat er een deuk in de kroon gekomen was.

      Zij nam die in haar hand om te zien zien hoe groot de schade was en in hetzelfde oogenblik vielen haar oogen op het inschrift dat ze zelf gegrift had:

      „Mijn rijk is slechts van deze wereld.”

      Toen wist zij, dat dit het valsche Christusbeeld was en dat het echte weer in Aracoeli’s kapel stond.

      Zij wanhoopte dit ooit weer in haar bezit te krijgen en zij besloot den volgenden dag uit Rome te СКАЧАТЬ