Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken. Eekhoff Wopke
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken - Eekhoff Wopke страница 33

Название: Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken

Автор: Eekhoff Wopke

Издательство: Public Domain

Жанр: История

Серия:

isbn:

isbn:

СКАЧАТЬ hier Schouten, Baljuwen en Schepenen aan, begiftigde vele aanzienlijke edelen met goederen, en deed hij ook daardoor werkelijk pogingen, om hier het Leenstelsel in te voeren. Hierin en in meerdere bepalingen van zijnen zoenbrief week hij af van het eerste verdrag van aanneming, en ziet daar al dadelijk den grond gelegd van een tegenstand en verzet van het volk, welke zich reeds in het begin des volgenden jaars openbaarden90. Die schending van het verdrag was den vrijheidminnenden Friezen even onduldbaar als al de blijken van overheersching; en inderdaad werden eerlang alle kasteelen door het volk gesloopt, de ambtenaren verjaagd en de bezettingen, behalve uit Stavoren, verdreven. Te vergeefs zond de Hertog nieuwe benden uit de Hollandsche steden naar Stavoren, dat door de Friezen krachtig, doch zonder vrucht, werd aangevallen. Te vergeefs trachtte hij bij een naderen zoenbrief door gunstiger bepalingen, omtrent het vrij en onbezwaard bezit der eigendommen, de schattingen en regten, de bezwaren der Friezen weg te nemen. Reeds was het gansche land tegen het Hollandsche gezag ingenomen en gewapend. Voor de derdemaal schreef hij in Julij 1400 eene algemeene heirvaart tegen de Friezen uit, en werden al zijne ridderen en leenmannen, steden en dorpen in Holland en Zeeland, ja zelfs in Utrecht, aangeschreven, hem ten spoedigste met 550 galeijen en een bepaald getal manschappen te hulp te komen. Dordrecht was daarbij weder gesteld op 600 gewapende mannen en 40 arbeiders, »of Smeden, Tymmerluden, Maetselairs ende andere luden met breecbilen, hantbomen, ghetouwen ende ander gherieschap, om te woesten ende te vellen alle Sloten, Stenhuzen ende Vestenissen, dye onze meynedighe luden van Oistvrieslant jeghens ons houden.” De overige steden en plaatsen moesten hulp leveren naar evenredigheid91.

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

      Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

      1

      Vermeld in de Aantt. op hofdijk’s Jonker van Brederode, Amst. 1849, bl. 208.

      2

      Uitvoerig handelt daarover Dr. g. acker stratingh in zijne Aloude Staat en Geschiedenis des Vaderl. Gron. 1849, II 44, 88, 108. Zie verder over de afkomst der Friezen de Voorrede van het 1e dl. van het Vriesch Charterboek; ypeij, Geschiedenis van de Ned. Taal, Gron. 1812, I 126, 150, II 106; foeke sjoerds, Beschrijving van Friesl., Leeuw. 1765, I 277; Oudheden en Gestichten, I 1, 38, II 337; Dr. l. j. f. janssen, Drenthsche Oudheden, 17, 167.

      3

      Na een naauwkeurig onderzoek heeft de geleerde oudheidkenner Dr. l. j. f. janssen daarvan een uitvoerig verslag aan het Friesch Genootschap medegedeeld, hetwelk geplaatst is in de Vrije Fries, 1850, V 338.

      4

      Zie het Tijdrekenkundig Overzigt van de Friesche Vorsten, Opperhoofden, Koningen, Stadhouders enz., en de daar vóór geplaatste inleiding, achter de Aanteekeningen als Tweede Bijlage medegedeeld, ter bekoming van een algemeen overzigt van de opvolging, duur van regering en voornaamste feiten dezer personen.

      5

      Gevallen van Friso, Koning der Gangariden en Prasiaten, Amst. 1741, 8o. De tweede omgewerkte druk verscheen in 1758 in 4o. De mindere waarde van dezen laatsten druk heeft Dr. j. h. halbertsma uitvoerig aangetoond in zijne Fragmenten over het geslacht der van Harens, bl. 100, 137.

      6

      Zie de opsomming daarvan in van leeuwen’s Aantt. op It aade Friesche terp, Leeuw. 1834, 291; van rijn’s Aantt. en Nabericht op de Oudheden en Gestichten van Vriesland, Leiden 1723, I 88, II 357; ypeij, Gesch. v. d. Ned. taal, I 150; de Voorrede van het Stamboek van den Frieschen Adel, Leeuw. 1846, bl. II; acker stratingh, II 108 en bij vele anderen.

1

Vermeld in de Aantt. op hofdijk’s Jonker van Brederode, Amst. 1849, bl. 208.

2

Uitvoerig handelt daarover Dr. g. acker stratingh in zijne Aloude Staat en Geschiedenis des Vaderl. Gron. 1849, II 44, 88, 108. Zie verder over de afkomst der Friezen de Voorrede van het 1e dl. van het Vriesch Charterboek; ypeij, Geschiedenis van de Ned. Taal, Gron. 1812, I 126, 150, II 106; foeke sjoerds, Beschrijving van Friesl., Leeuw. 1765, I 277; Oudheden en Gestichten, I 1, 38, II 337; Dr. l. j. f. janssen, Drenthsche Oudheden, 17, 167.

3

Na een naauwkeurig onderzoek heeft de geleerde oudheidkenner Dr. l. j. f. janssen daarvan een uitvoerig verslag aan het Friesch Genootschap medegedeeld, hetwelk geplaatst is in de Vrije Fries, 1850, V 338.

4

Zie het Tijdrekenkundig Overzigt van de Friesche Vorsten, Opperhoofden, Koningen, Stadhouders enz., en de daar vóór geplaatste inleiding, achter de Aanteekeningen als Tweede Bijlage medegedeeld, ter bekoming van een algemeen overzigt van de opvolging, duur van regering en voornaamste feiten dezer personen.

5

Gevallen van Friso, Koning der Gangariden en Prasiaten, Amst. 1741, 8o. De tweede omgewerkte druk verscheen in 1758 in 4o. De mindere waarde van dezen laatsten druk heeft Dr. j. h. halbertsma uitvoerig aangetoond in zijne Fragmenten over het geslacht der van Harens, bl. 100, 137.

6

Zie de opsomming daarvan in van leeuwen’s Aantt. op It aade Friesche terp, Leeuw. 1834, 291; van rijn’s Aantt. en Nabericht op de Oudheden en Gestichten van Vriesland, Leiden 1723, I 88, II 357; ypeij, Gesch. v. d. Ned. taal, I 150; de Voorrede van het Stamboek van den Frieschen Adel, Leeuw. 1846, bl. II; acker stratingh, II 108 en bij vele anderen.

7

Zie over den loop dier rivieren de hierbij gevoegde Schets en Aanteekening 1. Die thans weinig meer bekende en verdwenen rivier de Richara, de Reker of Kinhem, waarvan Kennemerland zijn naam draagt, welke voor den noordelijksten Rijnmond wordt gehouden, die zich langs Alkmaar bij Petten in de Noordzee stortte, was destijds van veel belang, en verdient hier vooral opgemerkt te worden, dewijl zij als latere grensscheiding in de geschiedenis dikwijls voorkomt. Schotanus, Beschrijv. end Chronijck, opdr. en 301, Fran. 1655, noemt haar: „de stroom Alckmaere of Almere, welcke Frieslandt ende Hollandt dies tijdts scheydde.” Zie daarover vooral huydecoper op melis stoke, I 515; van den bergh, de Nederl. Wateren, in nijhoff’s Bijdragen, VII 208; acker stratingh, I 197 en ottema, СКАЧАТЬ



<p>90</p>

Dit blijkt uit de stukken Charterb. 289, 290, 298.

<p>91</p>

Zie al die oproepingen in het Charterb. 309-314.