Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken. Eekhoff Wopke
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken - Eekhoff Wopke страница 35

Название: Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken

Автор: Eekhoff Wopke

Издательство: Public Domain

Жанр: История

Серия:

isbn:

isbn:

СКАЧАТЬ de ware Liefde tot het Vaderland.

35

Zie Charterboek I 72, 124, 227, 232 enz. Westerman, Beschrijving van Stavoren, van 1613, achter zijne Zeepostille. Onder vele bijzonderheden omtrent de vroegere uitgebreidheid en handel der stad vermeldt deze, dat de zeevaarders van Stavoren de eerste geweest zijn, die de Noordsche landen en de Zond bezochten, waarom de Koning van Denemarken hun het voorregt verleende van bij het doorvaren van de Zond vóór alle andere schippers vertold te worden; ter bewaring van welk privilegie zij vervolgens jaarlijks met het eerste schip den Koning een Leidsch laken vereerden.

36

Dr. e. halbertsma in de Lapekoer fen Gabe Scroar, 1834, 226.

37

Dit vermeldt bosscha, Neêrlands Heldendaden, I 34.

38

Zie Vriesch Charterboek, I 93; van mieris, Charterb. 1 200; winsemius, 161.

39

Mr. simon van der aa heeft dezen togt naar Lissabon in dichtmaat voorgesteld in den Friesche Volks-Almanak voor 1845, 140.

40

Zie bij schotanus, Kronyk, 92, het uitvoerig verhaal daarvan.

41

Dus spreekt de Hoogleeraar bosscha, Heldendaden, I 34, 35, die deze en andere krijgsbedrijven der Friezen met hoogen lof vermeldt.

42

Zie dezen Giftbrief in het Charterboek, I 94; winsemius, 168; schotanus, Kronyk, 130, tabl. 10; foeke sjoerds, Jaarboeken, III 27; dirks, de Friezen voor Aken, in de Vrije Fries, V 53.

43

Stijl, Opkomst en bloei der Nederlanden, 1778, 28.

44

Dat er ook slaven en lijfeigenen in Friesland zouden geweest zijn, wordt op grond van enkele plaatsen der oude Friesche wetten door sommigen beweerd, doch door anderen tegengesproken, op grond der algemeene volksvrijheid en gelijkheid van alle ingezetenen voor de wet; alsmede, omdat de slavernij haren grond had in het regt van verovering. Aangezien nu de Friezen, althans na karel den groote, van het zwerven en veroveren hadden afgezien, en zich door eene bijzondere gehechtheid aan hun land kenmerkten, is hier kwalijk aan slavernij te denken, ten zij gevangen genomen Noormannen daarin vielen. Zoo denkt ook halbertsma in zijne Letterkundige Naoogst, 1840, I 135, 138.

45

Zie Oude Friesche Wetten en de Aantt. van p. wierdsma, bl. 23, 42, 70, 294, 304.

46

Ten aanzien van dit, altijd zeer twijfelachtig, onderwerp, en aangaande den aard en oorsprong van het Stederegt, neem ik de vrijheid te verwijzen naar de uitvoerige berigten, medegedeeld in mijne Geschiedkundige Beschrijving van Leeuwarden, I 8, 33, 274, 298 enz. en de daarbij aangehaalde schrijvers.

47

Oude Friesche Wetten, afgedrukt in schotanus, Beschrijvinge van Frieslandt, 1664, 23, en later verbeterd, vertaald en met belangrijke aanteekeningen uitgegeven door p. wierdsma, Kampen en Leeuwarden, 1782; richthofen, Friesische Rechtsquellen, enz.

48

Zie over die wijze van regtspleging, behalve de O. F. W., ook het voortreffelijke werk van halsema, bl. 56, 76, 91 en vervolgens, in Aanteekening 9 breeder vermeld.

49

Aanteekeningen op de Oude Friesche Wetten, 40, 106, 179, 197.

50

Zie worp van thabor, Kronyk, IV 2.

51

Aanteekening op de Oude Friesche Wetten, 118.

52

Zie over het vermelde van loon, Aloude Regeringswijs van Holland, IV 175; foeke sjoerds, Beschrijv. I 423; Tegenw. Staat, I 128; van halmael, in het Friesch Jierboeckjen foar 1834, VII.

53

Grondwettige Herstelling van Nederlands Staatswezen, Amsterdam 1784, I 80, met aanhaling van het Charterboek, I 124, 131, en van idsinga, Staats-recht der Nederlanden, 363.

54

Ook halsema getuigt bl. 466 en 469, dat de menigvuldige kerken in Friesland door de landzaten of karspellieden, waaronder eenige weinige edelen, en niet door milddadigheid van koningen en vorsten zijn gesticht en met de noodige goederen begiftigd, waarop hun regt gegrond is tot bestelling van die kerken of het benoemen van leeraren en het beheer van die goederen. Zie mede wiersma’s Aanteekeningen op de Oude Friesche Wetten, 257, en scharlensis, 33o.

55

De Heer eyck tot zuylichem te Utrecht heeft in de Vrije Fries, V 163, eene Beschouwing van den Bouwtrant van eenige oude Kerken in Friesland gegeven, waarin hij de gewone, nog onveranderde bouworde onzer dorpskerken zeer merkwaardig noemt, als behoorende tot den Romaanschen of Oud-Gothischen bouwtrant, met ronde koorsluiting, van niet later dan de 11e of 12e eeuw. Opmerkelijk is het, dat de gewone bouworde onzer Kerktorens, met gewoon huisdak tusschen twee brandgevels, hier even algemeen is als in Denemarken, en slechts zeldzaam in zuidelijker provinciën wordt gevonden. Vele dier torens hebben den vorm en de zwaarte onzer oude Friesche Stinzen, en schijnen mede gebouwd te zijn met het doel, om door de ingezetenen gebruikt te worden als plaats van toevlugt en bescherming, in tijden van nood en gevaar.

56

Waarschijnlijk zal ik onder de Bijlagen eene Lijst van al de Kloosters opnemen. Het aantal verschillende gebouwen, waaruit die gestichten veelal bestonden, is opgenoemd door den Heer van leeuwen in de Aantt. op it aade Friesche terp, bl. 440.

57

De Beneficiaal-boeken van Friesl. (Leeuw. 1850) bevatten eene lijst der Inkomsten en Bezittingen van meest alle Parochiën, zoo als die in 1543, op bevel der regering, aangegeven zijn. Het gezamenlijk bedrag van de goederen der Kloosters zal wel niet minder geweest zijn. Bekend is het, dat Graaf willem III reeds in 1328 allen Kloosteren en Geestelijken in Holland, Zeeland en Friesland verbood, meerdere vaste goederen aan te koopen, Charterb. I 183. Wij betwijfelen het echter, dat zij in Friesland ooit, en veelminder destijds reeds, tweederden der landerijen zouden hebben bezeten, zoo als cerisier, Tafereel der Nederl. Geschiedenis, Utrecht 1781, I 411 en Tegenwoordige Staat, I 477 melden.

58

Zoo oordeelt macaulay, in zijne voortreffelijke Geschiedenis van Engeland, ’s Hage 1850, I 9.

59

Deze opmerkelijke uitzondering schrijft schotanus, Beschrijv. end Chronyck, 301, daaraan toe, dat de evangelie-prediker ludger van Wierum, later Bisschop van Munster, het Christelijk geloof in Achtkarspelen had gebragt, waardoor dit gedeelte bewesten de Lauwers onder het geestelijk gebied van dat stift is gekomen.

60

Behalve bij schotanus, t. a. p. 286, is dit Zeendregt, met vertaling en belangrijke verklarende Aantt. van wierdsma, afgedrukt in het 2e st. der Oude Friesche Wetten, 201, 207.

61

Over de Friesche kerken en kloosters kan men uitvoeriger berigten vinden in: schotanus, Beschrijvinge end Chron. 298; Oudheden en Gestichten, I 24 en verv.; foeke sjoerds, Beschrijving, I 64, 635; Tegenwoordige Staat, I 32, 251, 434; van halmael, in het Friesch Jierboeckjen foar 1834, XV, en de Lijst der Kloosters achter het Stamboek van den Frieschen Adel; van leeuwen, Aantt. op it aade Friesche terp, 395, 405, 440. Zeer wenschelijk is het, dat de geschiedenis van de Friesche Kloosters СКАЧАТЬ