Lidewyde. Busken Huet Conrad
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Lidewyde - Busken Huet Conrad страница 14

Название: Lidewyde

Автор: Busken Huet Conrad

Издательство: Public Domain

Жанр: Зарубежная классика

Серия:

isbn:

isbn:

СКАЧАТЬ kussend op den mond en haar aan zijne borst drukkend. "Heb ik mij goed gehouden van ochtend? Zijt gij tevreden over mij geweest?"

      – "En hebben uwe ooren niet getuit?" vroeg zij, haar arm in den zijnen leggend en hem met zich medetroonend naar de zitkamer. "Den geheelen dag hebben wij niets anders gedaan als uwen lof zingen. Wees niet eenkennig, maar kom en laat u feliciteren."

      Een opwekkend gevoel doorstroomde geheel zijn wezen, toen hij met Emma aan zijne zijde de kamer binnentrad en zij hem schertsend aan hare ouders en aan zijn eigen vader voorstelde als een overwinnaar in de Olympische spelen van den nieuwen tijd. Allen stonden op, en kwamen hem te gemoet, en drukten hem de handen. Lydia en Emma boden hem vruchten aan, de oude heer Visscher een glas Bourgonje. Ofschoon hij dien dag reeds wijn genoeg gedronken had, smaakte die teug hem overheerlijk, en hij at een tweede perzik ten einde een overbodig argument te kunnen aanvoeren ten gunste van nog een glas.

      – "Mijnheer Kortenaer," zeide de oude heer Visscher, zich in de volheid zijner vreugde tot André's vader wendend en André nogmaals de hand toestekend, "dit jonge mensch draagt zijnen naam met eere. Wij wenschen u en hem en onszelven daarmede geluk. Mijne vrouw en ik, wij bevelen u nogmaals onze dochter aan. Wij hebben haar innig lief, te lief om hare wenschen te wederstreven, en daarom zal onze droefheid, wanneer zij ons huis verlaten zal om André's vrouw te worden, niet bitter zijn. Voor de geheele wereld hebben wij hem heden aangenomen als onzen zoon, en wij zijn er trotsch op, hem aldus te mogen noemen. Dat gij voor Emma een liefhebbend vader zijn zult, daarvan, al kennen wij elkander eerst sedert gisteren van aangezigt, houden wij ons verzekerd. De dag van heden is voor ons allen een schoone en zoete dag. Laat ons zijne herinnering bewaren en hem in eere houden als een voorbode van veel goeds, veel blijdschap en groote stof tot dankbaarheid."

      – "En is het waarlijk waar, mijnheer," vroeg Emma, zich insgelijks tot den ouden heer Kortenaer wendend, "dat André ons in den loop der volgende week voor een poos zal moeten verlaten?"

      – "Heeft hij gezegd in den loop, lieve Emma? Dan heeft hij gejokt, en behoort gij hem daarover te bestraffen. Niet in den loop maar in het begin, zeer in het begin der volgende week moet hij zich te A. bevinden. Zijn oom wacht hem aanstaanden maandag-ochtend, aan het ontbijt, en zijn oom is een man van de klok."

      – "Dus zal hij zondag-avond in de stad moeten zijn om met den laatsten trein te kunnen vertrekken?"

      – "Dat zal hij, lief kind, maar daar het nu nog geen donderdag is, zult gij eerst nog vier volle dagen uw hart kunnen ophalen aan elkanders bijzijn. Mijn persoon, dat weet gij, zal u daarbij niet in den weg staan. Ik neem morgen-ochtend vroeg de terugreis weder aan."

      – "Daar protesteren wij tegen, mijnheer Kortenaer," riep Lydia met een lach. "Gij weet hoe gaarne wij u nog eenigen tijd te Duinendaal zouden gehouden hebben; en indien ùwe tegenwoordigheid een hinderpaal voor het genoegen van onze jonge lieden moest heeten, waar zullen dan wij, mijn man en ik, ons gedurende die vier dagen bergen?"

      – "En nu is het aan ons om te protesteren," riep André op zijne beurt en met vuur. "Niet waar, Emma? Neen, lieve mevrouw, al zoudt gij ons nog tienmaal erger plagen dan gij nu zes maanden achtereen dagelijks gedaan hebt, nimmer zult gij ons aan eenig gezelschap de voorkeur hooren geven boven dat van uzelve en van mijnheer Visscher. Mijn vader gaat veel te spoedig weder heen om u naar verdienste te kunnen schatten. Wilde hij slechts veertien dagen hier blijven, hij zou met mij getuigen, dat gij de aardigste, de gezelligste en de toegeeflijkste van alle aanstaande schoonmoeders zijt."

      – "Zwijg, André," viel de oude heer Visscher hem met een vriendelijk bevel in de rede; "zwijg en maak geene slechte komplimenten. Toegeeflijkheid is niet meer dan eene halve deugd, en hoe korter men de jongelieden houdt, hoe beter dienst men hen bewijst. Zeg ons liever, hoe lang gij afwezig denkt te blijven, en laat mij uw adres, voor het geval dat gedurende uwe afwezigheid de nieuwe brug ineenstort."

      – "Foei, lieve vader," zeide Emma, "hoe kunt gij het van u verkrijgen, met zulke dingen den spot te drijven? En gij zijt zelf de eerste geweest om te beweren, dat de brug minstens honderd jaar zal kunnen duren, al gaan er nog zoo veel treinen overheen!"

      – "Juist, mijn kind, en daarom scherts ik met een goed geweten. Wanneer een gouvernement stevig in elkander zit, behoeft het niet bang te zijn voor de uitwerking eener onschuldige spotprent. Maar waarom, André, antwoordt gij niet op mijne vraag? Spreek, en indien gij met alle brave bruidegoms een afschuw hebt van den trouweloozen Theseus, noem dag en uur, en zeg ons tegen wanneer de kleine Ariadne, hier, hare traantjes zal kunnen droogen."

      Emma lachte, omdat haar vader zoo goed geluimd was; beter geluimd dan in langen tijd met hem het geval was geweest.

      – "Ik twijfel, mijnheer Visscher," zeide André, zijnen vader vragend aanziende, "of ik nu reeds zal kunnen bepalen, wanneer het mijn oom behagen zal mij weder los te laten. Doch gelooft gij wel, Emma, dat in mij een Theseus-aard schuilt? Neen, moet ik op een griekschen halfgod gelijken, dan op Herkules bij den tweesprong!"

      – "Dat kunt gij laten!" schertste Emma. "Of zijt gij van plan, op reis verkeerde relaties aan te knoopen? Toch niet met de huishoudster van uw oom, hoop ik?"

      – "Met die goede oude schommel, wier ziel sedert eene halve eeuw in een sleutelmandje zit? Neen Emma," zeide André, hartelijk lagchend, "wees daaromtrent gerust. Indien ik op Herkules zou willen gelijken, zou het zijn om bij elke wisseling tusschen verleiding en deugd het goede deel te kiezen."

      – "Maar ik wil volstrekt niet hebben," ging Emma voort, "dat gij weifelen zult. Verbeeld u, dat ik het vaste voornemen aankondigde om gedurende uwe afwezigheid met niemand te koketteren? Dat ik u heilig beloofde, het voorbeeld te zullen volgen van alle Penelope's en alle Lucretia's van den ouden en nieuwen tijd? In uwe plaats zou ik dergelijke verbindtenissen bedenkelijk vinden. Lieve moeder," ging zij voort, zich tot Lydia wendend, "zeg André toch dat hij aan anderen niet doen mag hetgeen hij niet zou willen dat hem geschiedde."

      – "André heeft die vermaning niet noodig, beste Emma," antwoordde Lydia, "en indien ik hem bepreekte, vrees ik dat hij mij op nieuw komplimenten zou gaan maken. Voor het kwaad, waarvan gij spreekt, is geen kruid gewassen. De wereld is altijd zoo geweest en zal altijd zoo blijven."

      – "Van welk kwaad spreekt Emma toch, lieve vrouw?" vroeg de oude heer Visscher. "Mij is daarvan niets ter oore gekomen."

      – "Ik zal het u zeggen, mijnheer Visscher," haastte André zich in te vallen. "Emma heeft in een van hare boeken gelezen, dat de vrouwen dezelfde regten hebben als de mannen, en daaruit leidt zij af, dat wanneer een man iets verkeerds doet, zijne vrouw of zijn meisje daardoor vrijheid bekomt om insgelijks verkeerd te handelen."

      – "Is het waar, Emma, wat André daar van u vertelt?"

      – "Geloof hem niet, beste vader. Hij spelt u wat op den mouw."

      – "Maar, Emma," begon André.

      – "Maar, André," begon Emma.

      – "Kinderen," viel de oude heer Kortenaer hen in de rede, "laat ons aan den avond van dezen veelbewogen dag, zooals de couranten zich uitdrukken, niet in bespiegelingen vervallen, die een onrustigen nacht zouden geven. André, het is voor ons meer dan tijd, naar uw logement terug te keeren. Sluit vrede met Emma, en ga met mij mede."

      Aan dien wenk moest gehoorzaamd worden. De oude heer Kortenaer, die er op stond den volgenden ochtend vroeg weder te vertrekken, nam afscheid van de familie op Belvedere, en deed dit in de opgeruimde stemming van iemand die eene plaats, waar hij eenige gelukkige oogenblikken heeft doorgebragt, weldra terug hoopt te zien. Het tijdstip van André's huwelijk was dan ook niet ver meer verwijderd, en men scheidde van elkander in het vrolijk vooruitzicht, binnen weinige maanden de wederzijdsche kennismaking te hernieuwen.

      – "Zijt СКАЧАТЬ