Op de Vlucht voor Hogere Krachten . Блейк Пирс
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Op de Vlucht voor Hogere Krachten - Блейк Пирс страница 8

СКАЧАТЬ tand was gevoeld, had ze een afkeer gekregen van alle aandacht.

      Meteen kwamen alle reporters op haar toegelopen.

      “Avery Black,” zei een van hen, terwijl ze een microfoon in het gezicht geduwd kreeg, “kunt u ons iets meer vertellen over de vrouw die vandaag in de jachthaven werd vermoord?”

      “Waarom behandelt ú deze zaak, rechercheur Black?” riep iemand anders. “Dit is politiebureau A7. Bent u overgeplaatst?”

      “Wat vindt u van de nieuwe campagne van de burgemeester tegen de criminaliteit in de stad?”

      “Zijn jij en Howard Randall nog steeds een stel?”

      Howard Randall, dacht ze. Ondanks het overweldigende verlangen om alle banden met Randall te verbreken, kon ze hem niet vergeten. Sinds haar laatste ontmoeting met hem, kroop hij op een of andere manier steeds weer haar gedachten binnen. Soms was een bepaalde geur of een beeld genoeg om zijn woorden weer te horen: “Doet dit je denken aan je kindertijd, Avery? Waar denk je aan? Vertel het me…” Of soms, als ze aan een moeilijke zaak werkte, probeerde ze net zoals Randall te denken om tot een oplossing te komen.

      “Aan de kant!” schreeuwde Ramirez. “Schiet op! Maak eens wat plaats. Kom op.” Hij legde zijn hand op Avery’s rug en leidde haar naar binnen.

      Een tijdje geleden was het grote bakstenen gebouw van politiebureau A7 helemaal gerenoveerd vanbinnen. Men had de metalen bureaus eruit gegooid, en daarmee ook de typische grimmige sfeer van een overheidsinstelling. In de kantoren stonden nu chique zilverkleurige tafels en gekleurde stoelen, en er was een ontvangstruimte gecreëerd die er eigenlijk meer uitzag als een ingang tot een speelparadijs.

      Net zoals bij bureau A1, maar dan nog moderner, had de vergaderzaal glazen wanden zodat men over de hele verdieping kon uitkijken. Binnen stond een gigantische mahoniehouten ovale tafel en de zitplaatsen waren uitgerust met een microfoonsysteem en er hing een grote flatscreen-tv.

      O’Malley zat al aan de tafel, naast Holt. Aan zijn ene zijde zaten rechercheur Simms en zijn collega en aan zijn andere zijde zaten twee andere personen. Avery ging ervan uit dat dit de forensisch specialist en de lijkschouwer waren. Aan de andere kant van de tafel, bij de deur, waren nog twee plaatsen vrij.

      “Ga zitten,” zei O’Malley en hij gebaarde naar hen. “Bedankt voor jullie komst. Geen zorgen, ik zal niet de hele tijd op jullie vingers kijken,” ging hij verder, met een blik op Avery en Ramirez. “Ik wil alleen maar zeker weten dat we allemaal op dezelfde lijn zitten.”

      “Jullie zijn hier altijd welkom,” zei Holt met een oprechte genegenheid die gericht was op O’Malley.

      “Dank je wel, Will. Laten we beginnen.”

      Holt gebaarde naar zijn rechercheur. “Simms?”

      “Goed,” zei Simms, “mijn beurt dus. Laten we beginnen met het rapport van de forensische dienst en dat van de lijkschouwer, en daarna zal ik over de rest van de dag vertellen,” zei hij uitdrukkelijk tot hoofdinspecteur Holt, voordat hij zich weer tot de forensisch specialist richtte. “Klinkt dat goed, Sammy?”

      Een magere Indiër stond aan het hoofd van het forensische team. Hij was gekleed in pak en stropdas en hield zijn duimen omhoog toen Simms zijn naam noemde.

      “Natuurlijk, Mark,” zei hij. “Zoals al gezegd hebben we maar heel weinig aanwijzingen. Het appartement was schoon. Geen bloed, geen tekenen die wijzen op verzet. De camera’s werden gesaboteerd met een lijmspray die je in elke willekeurige doe-het-zelfzaak kunt kopen. We hebben vezels gevonden van zwarte handschoenen, maar ook deze geven ons geen concrete aanwijzingen.”

      Rechercheur Simms gebaarde steeds met zijn kin naar Avery. Sammy begreep niet helemaal wie de leiding had. Hij bleef Simms en Holt en alle anderen aanstaren. Uiteindelijk begreep hij het en hij richtte zich tot Avery en Ramirez.

      “We hebben echter wel iets gevonden in de haven,” zei Sammy. “De moordenaar heeft ook daar de camera’s gesaboteerd, op dezelfde manier als in het appartementengebouw. Om onopgemerkt in de haven te kunnen komen, moet hij dit hebben gedaan ergens tussen elf uur ’s avonds als de laatste medewerker de jachthaven verlaat, en zes uur ’s morgens voordat de eerste dienst van start gaat. Voordat de andere politieagenten ter plaatse waren, hebben we zowel in de haven als op de boot dezelfde voetafdrukken gevonden. De voetafdruk is van een enkellaars van het merk Redwing en de schoenmaat is vierenveertig. Omdat de linkervoet een diepere afdruk achterlaat dan de rechtervoet, weten we ook dat de dader waarschijnlijk mank loopt vanwege een mogelijke verwonding aan zijn rechterbeen.”

      “Uitstekend,” zei Simms trots.

      “We hebben ook de getekende ster op de boeg onderzocht,” ging Sammy verder. “Genetisch materiaal hebben we niet gevonden, maar wel een zwarte vezel die gelijkenissen vertoont met de handschoenvezels in het appartement. Een heel interessante aanwijzing dus, met dank aan rechercheur Black,” zei hij en hij knikte Avery toe.

      Avery knikte terug.

      Holt snoof.

      “Tot slot,” zei Sammy, “denken we dat het lichaam in een tapijt gerold werd en naar de haven werd gedragen, omdat er heel veel tapijtvezels op het lichaam zijn gevonden en in de woonkamer duidelijk een tapijt was verdwenen.” Met een knikje gaf hij aan dat dit tot nu toe alles was.

      “Dank je wel, Sammy,” zei Simms. “Dana?”

      Een vrouw in een witte laboratoriumjas, die eruitzag alsof ze heel graag ergens anders wilde zijn dan in deze ruimte, kwam als volgende aan het woord. Ze was van middelbare leeftijd, had steil, bruin haar tot op haar schouders en een permanente frons op haar voorhoofd. “Het slachtoffer stierf vanwege een gebroken nek,” zei ze. “Er zaten blauwe plekken op haar armen en benen die erop wijzen dat ze op de grond of tegen de muur werd gegooid. Ze is waarschijnlijk al een uur of twaalf dood. Er zijn geen aanwijzingen dat ze verkracht werd.”

      Ze leunde naar achteren met haar armen over elkaar.

      Simms trok zijn wenkbrauwen op en richtte zich tot Avery. “Rechercheur Black? Wat weet je over de familie?”

      “Daar zitten we op een dood spoor,” zei Avery. “Het slachtoffer ging eenmaal per week bij haar ouders langs met boodschappen en om het eten klaar te maken. Geen vaste vriend. Geen andere familieleden in Boston. Ze heeft wel een aantal vriendinnen die we nog moeten ondervragen. De ouders zijn niet verdacht. Ze kunnen amper van de bank afkomen. We wilden al beginnen met de ondervraging van haar vriendinnen, maar ik was niet helemaal zeker over het protocol,” zei ze met een blik op O’Malley.

      “Dank je wel,” zei Simms. “Helder. Ik denk dat jij de leiding zal krijgen na deze vergadering, rechercheur Black, al kan ik daar niet alleen over beslissen. Ik zal vertellen wat mijn team tot nu toe ontdekt heeft. We hebben haar telefoongegevens en e-mailverkeer bekeken. Niets ongebruikelijks. De camera’s in het gebouw werden gesaboteerd en er zijn geen andere camera’s gericht op het gebouw. We hebben echter wel iets gevonden in de boekhandel van Venemeer. Die was open vandaag. Ze heeft twee fulltime werknemers. Die wisten helemaal nog niet dat ze overleden was en waren oprecht geschrokken. Geen van beiden komt in aanmerking als mogelijke verdachte, maar ze vermeldden beiden dat de boekhandel onlangs onder vuur werd genomen door een lokale bende met de naam Chelsea Death Squad. Hun naam komt van de plek waar ze meestal rondhangen: Chelsea Street. Ik heb met onze speciale afdeling gesproken en ben te weten gekomen dat ze een vrij nieuwe Latijns-Amerikaanse bende zijn, die ook contacten onderhoudt met andere bendes. Hun leider is Juan Desoto.”

      Tijdens haar eerste jaren als agent had Avery al gehoord van Desoto. Hij speelde nu dan misschien een kleinere rol СКАЧАТЬ