Название: Op de Vlucht voor Hogere Krachten
Автор: Блейк Пирс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Жанр: Современные детективы
Серия: Een Avery Black Mysterie
isbn: 9781094303413
isbn:
“Waarom zou hij zo’n moeite doen voor een willekeurig slachtoffer? Er lijkt niets te zijn gestolen, dus was het geen inbraak. Hij was met alles heel nauwkeurig, behalve met het tapijt. Als je zoveel tijd besteedt aan het plannen van een moord, het uitkleden van het slachtoffer en haar kleren en bezittingen netjes opbergt, waarom zou je dan spullen van haar meenemen? Dat lijkt op een heel goed voorbereide actie. Hij wilde iets meenemen. Misschien om zijn macht te tonen? Gewoon omdat hij het kon? Ik weet het niet. En haar achterlaten op een boot? Naakt en duidelijk zichtbaar in de haven? Deze kerel wil gezien worden. Hij wil dat iedereen weet dat hij deze moord gepleegd heeft. Het is heel goed mogelijk dat we weer te maken hebben met een seriemoordenaar. Welke beslissing je ook neemt over wie deze zaak onderzoekt,” zei ze en ze wierp een blik op O’Malley, “je kunt het maar beter heel snel doen.”
O’Malley richtte zich tot Holt. “Will?”
“Je weet hoe ik erover denk,” snauwde Holt.
“Maar je volgt de opdracht van de burgemeester?”
“Je maakt een vergissing.”
“Maar?”
“De burgemeester beslist.”
O’Malley richtte zich weer tot Avery. “Ben je klaar voor zo’n zaak?” vroeg hij. “Wees eerlijk. Je hebt net een zaak opgelost van een heel opvallende seriemoordenaar, waarbij de pers je voortdurend op de hielen zat. Ook nu weer zullen alle ogen op jou gericht zijn, maar dit keer let vooral de burgemeester goed op wat je doet. Hij heeft speciaal naar jou gevraagd.”
Avery’s hart ging sneller kloppen. Als politieagent zette ze zich graag in voor een betere wereld, maar seriemoordenaars opsporen en de doden wreken was waar ze écht naar verlangde. “We hebben ook nog heel wat andere onopgeloste zaken,” zei ze. “En een rechtszaak.”
“Dat kan ik allemaal aan Thompson en Jones overdragen. Jij kunt toezicht houden op wat ze doen. Als je deze zaak aanneemt, moet deze je volledige aandacht hebben.”
Avery richtte zich tot Ramirez. “Doe je mee?”
“Ik doe mee,” knikte hij ernstig.
“We doen het,” zei ze.
“Goed,” verzuchtte O’Malley. “Dit is vanaf nu jouw zaak. Hoofdinspecteur Holt en zijn mannen zorgen voor het lichaam en het appartement. Je zult gedurende het hele onderzoek volledige toegang hebben tot alle dossiers, en hun volledige medewerking krijgen. Will, bij wie kunnen ze terecht als ze meer informatie nodig hebben?”
“Rechercheur Simms,” zei hij.
“Simms is de leidinggevende rechercheur die je vanmorgen hebt gezien,” zei O’Malley, “blond, donkere ogen, harde kerel. De boot en het appartement worden allebei door bureau A7 bekeken. Simms neemt meteen contact met jullie op als er aanwijzingen zijn. Misschien moeten jullie nu eerst en vooral met de familie gaan praten. Kijk wat je kunt ontdekken. Als je het bij het rechte eind hebt, en dit is inderdaad iets persoonlijks, dan hebben zij er misschien iets mee te maken of kunnen ze jullie nuttige informatie geven.”
“We gaan aan de slag,” zei Avery.
Na een telefoontje met rechercheur Simms kwam Avery te weten dat de ouders van het slachtoffer iets verder noordelijker woonden, net buiten Boston, in het stadje Chelsea.
De familie op de hoogte brengen van het slechte nieuws was het op een na ergste aspect van haar functie vond Avery. Hoewel ze goed met mensen om kon gaan, was er altijd net nadat men te horen had gekregen dat er een dierbare was overleden, zo’n moment waarop er een heleboel complexe emoties loskwamen. Psychologen noemden dit de vijf stappen van het rouwproces, Avery noemde het een langzame kwelling. Eerst was er de ontkenning. Vrienden en familie wilden precies alles over het lichaam weten; informatie die hen nog meer verdriet bezorgde. En hoeveel informatie Avery hun ook gaf, nooit konden naasten de gruwel helemaal begrijpen. Daarna kwam de woede: tegenover de politie, tegenover de hele wereld, tegenover iedereen. Daarop volgde ongeloof. “Weet je zeker dat ze dood zijn? Misschien leven ze nog?” Soms kwamen de vragen vlug, soms duurde het jaren. De laatste twee stappen deden zich meestal voor toen Avery al vertrokken was: depressie en aanvaarding.
“Ik moet zeggen,” zei Ramirez, “dat ik het maar niks vind om dode lichamen te vinden, maar aan deze zaak werken komt ons wel goed uit. Geen rechtszaak en geen administratie. Een goed gevoel, toch? We kunnen datgene doen wat we wíllen doen, en we hoeven niet te verzanden in allerhande administratieve troep.” Hij boog zich naar voren om haar op de wang te kussen.
Avery trok zich terug. “Nu niet,” zei ze.
“Oké,” antwoorde hij en hij stak zijn handen op. “Ik dacht gewoon, weet je wel… dat we nu een koppel waren.”
“Kijk,” zei ze, terwijl ze goed over haar woorden nadacht. “Ik vind je leuk, echt leuk, maar dit gaat allemaal wat te snel.”
“Te snel?” klaagde hij. “We hebben in twee maanden tijd maar één keer gezoend!”
“Zo bedoel ik het niet,” zei ze. “Sorry. Ik probeer je alleen duidelijk te maken dat ik niet weet of ik klaar ben voor een serieuze relatie. We zijn collega’s. We zijn de hele week samen. Ik geniet van je geflirt en ik ben altijd blij om je ’s morgens te zien, maar ik weet niet of ik al klaar ben voor een volgende stap.”
“Sjonge,” zei hij.
“Dan…”
“Nee, nee.” Hij stak een hand op. “Het is prima, echt. Ik had dit eigenlijk al verwacht.”
“Ik zeg niet dat ik ermee wil stoppen,” stelde Avery hem gerust.
“Wat is het dan?” vroeg hij. “Ik begrijp het niet meer! Als we aan het werk zijn, ben je een en al zakelijk, en als ik je na een werkdag wil zien, is dat bijna onmogelijk. Toen je in het ziekenhuis lag was veel liever tegen me dan in het dagelijkse leven.”
“Dat is niet waar,” zei ze, maar ergens besefte ze dat hij gelijk had.
“Ik vind je leuk, Avery,” zei hij. “Ik vind je echt heel leuk. Als je meer tijd nodig hebt, dan is dat prima. Ik wil alleen maar zeker zijn dat je ook iets voelt voor mij. Want als dit niet zo is, dan wil ik niet langer je tijd verspillen, én die van mij.”
“Ik heb echt wel gevoelens voor je,” zei ze, terwijl ze hem even snel aankeek. “Echt!”
“Oké,” zei hij, “goed zo.”
Avery bleef rijden en concentreerde zich op de weg, op de omgeving die veranderde en ze dwong zichzelf om zich weer op het werk te focussen.
De ouders van Henrietta Venemeer woonden in een appartementencomplex op Central Avenue, net voorbij de begraafplaats. Rechercheur Simms had haar verteld dat ze beiden met pensioen waren en dat ze hen hoogstwaarschijnlijk wel thuis zou vinden. Ze had niet van tevoren gebeld. Dat was een harde les die ze al snel had geleerd: dat een telefoontje de mogelijke dader kon waarschuwen.
Toen ze bij het gebouw waren, parkeerde Avery de auto. Beiden stapten uit en liepen naar de voordeur.
Ramirez belde aan.
Na een behoorlijk lange tijd antwoordde een oudere vrouwenstem: “Ja? Wie is daar?”
“Mevrouw Venemeer, dit is rechercheur Ramirez van politiebureau A1. Ik ben samen met mijn collega, СКАЧАТЬ