Название: Op de Vlucht voor Hogere Krachten
Автор: Блейк Пирс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Жанр: Современные детективы
Серия: Een Avery Black Mysterie
isbn: 9781094303413
isbn:
In de schittering van het zonlicht op het witte oppervlak van de boeg, precies boven het hoofd van de vrouw, tussen haar lichaam en de schaduw, ontdekte Avery een ster. Iemand had met speeksel of met zout water een ster getekend.
Ramirez vroeg aan O’Malley: “Wat zei de forensische dienst?”
“Ze vonden een paar haren op het lichaam. Zouden van een tapijt kunnen zijn. Het andere team is nog steeds in het appartement.”
“Welk appartement?”
“Dat van de vrouw,” antwoordde O’Malley. “We denken dat ze daar ontvoerd werd. Nergens vingerafdrukken. Die kerel droeg waarschijnlijk handschoenen. We begrijpen ook niet hoe hij haar hierheen gebracht heeft, naar zo’n duidelijk zichtbare kade, zonder dat iemand iets heeft gezien. Hij heeft enkele camera’s hier in de haven gesaboteerd. Dat heeft hij waarschijnlijk net voor de moord gedaan. We denken dat ze afgelopen nacht vermoord werd. Ze lijkt niet mishandeld, maar na het onderzoek van de lijkschouwer zullen we meer weten.”
Holt mopperde voor zich uit. “We verspillen hier onze tijd,” snauwde hij naar O’Malley. “Wat kan dat mens nog meer ontdekken dan wat mijn mannen al vastgesteld hebben? Ik geef geen reet om haar laatste zaak of om haar populariteit. Wat mij betreft is ze gewoon een mislukte advocaat die mazzel had met haar eerste grote zaak omdat een seriemoordenaar die zíj notabene ooit vrijpleitte, haar heeft gehólpen!”
Avery kwam overeind, leunde tegen de reling en keek naar Holt, O’Malley en de twee andere agenten op de kade. De wind deed haar jas en haar broek flapperen. “Hebben jullie de ster gezien?” vroeg ze.
“Welke ster?’ riep Holt naar boven.
“Haar lichaam werd in een bepaalde hoek neergelegd. In het zonlicht maakt het een schaduw van haar gestalte. Heel duidelijk. Bijna alsof er twee mensen rug aan rug liggen. Tussen haar lichaam en deze schaduw heeft iemand een ster getekend. Het kan toeval zijn, maar de positie is wel heel perfect. Als die ster met speeksel werd getekend, dan hebben we misschien geluk.”
Holt overlegde met een van zijn agenten. “Heb jij een ster gezien?”
“Nee, meneer,” antwoordde een slanke, blonde agent met bruine ogen.
“De forensische dienst?”
De rechercheur schudde zijn hoofd.
“Belachelijk,” mompelde Holt. “Een getekende ster? Kan wel door een kind zijn gedaan. Een schaduw? Schaduwen worden gecreëerd door lichtinval. Daar is niks bijzonders aan, rechercheur Black.”
“Wie is de eigenaar van dit jacht?” vroeg Avery.
“Een dood spoor,” zei O’Malley met een schouderophalen. “Een grote vastgoedontwikkelaar. Hij zit in Brazilië voor zaken. Is al een maand weg.”
“Als de boot afgelopen maand is schoongemaakt,” zei Avery, “dan werd die ster getekend door de moordenaar, en omdat hij precies in het midden zit tussen het lichaam en de schaduw, moet het wel iets te betekenen hebben. Ik weet nog niet precies wat, maar wel íéts.”
O’Malley wierp een blik op Holt.
Holt zuchtte diep. “Simms,” riep hij naar de blonde agent, “haal de forensische dienst terug. Laat ze die ster én die schaduw onderzoeken. Ik bel je op zodra we klaar zijn.”
Holt keek Avery chagrijnig aan en schudde uiteindelijk zijn hoofd. “Laat haar het appartement bekijken.”
HOOFDSTUK DRIE
Avery liep langzaam de schemerige hal van het flatgebouw binnen, met Ramirez naast zich, en zoals altijd wanneer ze een plaats delict betrad, bonsde haar hart verwachtingsvol. Op dit moment wilde ze allesbehalve hier zijn.
Ze zette het van zich af. Ze trok een neutraal gezicht en dwong zichzelf om elk detail nauwkeurig in zich op te nemen, hoe klein ook.
De deur van het appartement stond open. De agent die buiten stond deed een stap achteruit en hield het politielint omhoog zodat Avery en de anderen naar binnen konden gaan.
Door een smalle gang kwamen ze in de woonkamer. Verderop in de hal was de toegang tot de keuken. Op het eerste gezicht viel er niets bijzonders op; gewoon een heel leuk appartement van iemand. De muren waren lichtgrijs geschilderd. Overal hingen boekenplanken. Op de vloer lagen stapels boeken. Er hingen planten voor de ramen. Tegenover de tv stond een groene bank. In de enige slaapkamer was het bed was keurig opgemaakt met een witte, kanten sprei.
Het enige verontrustende element was een ontbrekend tapijt in de woonkamer. Een stoffige rand en een donkere verkleuring was gemarkeerd met talloze gele politielabeltjes.
“Wat heeft de forensische dienst hier gevonden?” vroeg Avery.
“Niets,” zei O’Malley. “Geen vingerafdrukken. Geen camerabeelden. We tasten op het ogenblik helemaal in het duister.”
“Werd er iets meegenomen uit het appartement?”
“Voor zover we weten niet. De vaas met muntjes zit vol. Haar kleren liggen netjes gestapeld, met geld en haar identiteitskaart nog in de zakken.”
Avery nam haar tijd in het appartement.
Zoals gewoonlijk deelde ze de ruimte op in kleine secties en onderzocht deze een voor een heel nauwkeurig: de muren, de vloeren, de houten plinten, de snuisterijen op de planken. Een foto van het slachtoffer met twee vriendinnen viel haar op. Avery bedacht dat ze hun namen te weten moest komen en contact met hen moest opnemen. Ze analyseerde de boeken op de planken en de stapels op de vloer. Enkele boeken waren typische vrouwenromans, maar het overgrote deel ging over spiritualiteit: zelfhulp boeken en religieuze boeken.
Godsdienst, dacht Avery.
Het slachtoffer had een ster boven het hoofd.
Een Davidster?
Nu ze het lichaam op de boot had gezien en het appartement had onderzocht, begon Avery een beeld van de moordenaar in haar hoofd te vormen. Hij had ongetwijfeld toegeslagen in de hal. De moord was uiterst snel gebeurd, hij had geen sporen achtergelaten en geen fouten gemaakt. Hij had de kleren en de bezittingen van het slachtoffer netjes achtergelaten en het appartement verder niet verstoord. Alleen het tapijt ontbrak en die plek en de randen ervan waren stoffig. Dit had waarschijnlijk de woede van de moordenaar aangewakkerd.
Als hij zo nauwgezet te werk was gegaan, vroeg Avery zich af, waarom had hij dan het stof van het tapijt niet weggeveegd? Waarom had hij het tapijt überhaupt meegenomen? Waarom had hij niet alles in een perfecte staat achtergelaten? Ze werkte een scenario uit: hij had haar bij haar hals gegrepen, haar kleren uitgetrokken, deze opgeborgen en alles netjes achtergelaten. Maar toen had hij haar in het tapijt gerold en haar als een woesteling naar buiten gedragen.
Ze liep naar het raam en staarde omlaag naar de straat. Er waren een paar plaatsen waar iemand zich kon verstoppen en het appartement ongemerkt in het oog kon houden. Een plaats in het bijzonder trok haar aandacht: een donker, smal steegje achter een afsluiting. Zat je daar? dacht ze bij zichzelf. Om te kijken? Om op het juiste moment te wachten?
“Nou?” zei O’Malley. “Wat denk je?”
“We hebben te maken met een seriemoordenaar.”
HOOFDSTUK VIER
“De moordenaar is een man СКАЧАТЬ