Goethe: Een Levensbeschrijving. D'Oliveira Elias
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Goethe: Een Levensbeschrijving - D'Oliveira Elias страница 18

Название: Goethe: Een Levensbeschrijving

Автор: D'Oliveira Elias

Издательство: Public Domain

Жанр: Зарубежная классика

Серия:

isbn:

isbn:

СКАЧАТЬ echt-menschelijke taal deed spreken. Maar deze taal is toch zoo bondig, zoo kleurrijk, zoo lakoniek, zwaar van beteekenis, dat men ze eerst bij tweede of derde lezing in al haar rijkdom doorgrondt. Ze staat verre boven de taal van het eerste Duitsche blijspel, de Minna von Barnhelm van Lessing. In het uitbeelden van ingewikkelde gebeurelijkheden met een minimum van effectmiddelen is Goethe reeds aanstonds een meester en overtreft hij Shakespeare; wellicht wordt hij in dit opzicht door Maeterlinck eenigszins geëvenaard. Enkele uitroepen – een warnet van intrige wordt ons bewust. Een paar halve regels dialoog – een veldslag staat ons voor oogen; schielijk, als ware hij geschetst, en toch met de uitvoerigheid van een schilderij.

      Doch voor Goethe zonk de artistieke waarde van het werk – mits de vorm maar absoluut ongebonden bleef – in het niet bij de beteekenis die hij hechtte aan de zaak: Hij wilde een Duitscher ten tooneele voeren, uitmuntend niet door kunstmatige bevoorrechting maar door eigen kracht, en waarvan de eensklaps ontwakende toeschouwers moesten getuigen: Dàt is een kerel! en hij wilde dien man doen òndergaan, zoo dat de herboren toeschouwers met zijn trouwen lansknecht moesten uitroepen: Wee het nageslacht dat hem miskent!

      Hij is hierin geslaagd. Zijn stuk werd – zij het ook gebrekkig – door heel Duitschland gespeeld en uitbundig toegejuicht. Doch het karakteristieke van den Götz ligt juist in zijn onopvoerbaarheid. Hiermede immers toonde Goethe, evenals zijn bentgenooten te streven naar omvatting van "Het Geweldige". En vooral in boekvorm maakte het stuk opgang. De bewonderaars vroegen elkander af, wie toch de ongenoemde schrijver mocht zijn, opdat zij hem hun hulde persoonlijk konden gaan zeggen. Diefachtige uitgevers – drie te gelijk – drukten den Götz na, zoodat de schrijver en zijn vriend geen financiëel voordeel hadden van het succes, en Wolfgang zich het probleem stelde: Hoe zal ik het papier betalen, door middel waarvan ik de wereld met mijn talent heb bekend gemaakt? Er was ook een uitgever die hem een vorstelijk honorarium bood voor een dozijn dergelijke stukken. Maar hij had ze zoo niet meer kunnen maken. Niet alleen wijl hij heel sterk naar afwisseling zocht, maar vooral: omdat zijn geest al weer verder was.

      Mogen wij Wilhelm Meister gelooven (en hij is gewoonlijk goed op de hoogte!), dan heeft Goethe spoedig begrepen dat men vooral door de schitterende harnassen, de vlammende wachtvuren, de zwaarden, de gewelven was bekoord. De Götz verwees Walter Scott naar de kleur-wazige middeleeuwen; hij maakte in Duitschland de aandacht gaande voor den tijd, toen de menschen weer als menschen wilden leven, den tijd van hervorming en humanisme en onbegrensd vertrouwen in de vrije menschelijke kracht. Zoo kon hij richtsnoer worden voor een nieuwe dichter-generatie, die, rondom slechts laffe middelmatigheid vindend, haar voorbeeldige helden zocht in het verleden. Maar Goethe had, al schrijvend, deze geestesrichting eens voor al gepeild en overwonnen. Zoo moest zijn volgend werk – voor hem een triumph – zijn navolgers verschrikken en teleurstellen. Spoedig zou zich hem bewaarheiden het wijze woord: Als men voor de wereld een liefdedaad heeft verricht, dan weet zij er wel voor te zorgen dat men het niet voor de tweede maal doet!

De gebeurtenissen, in dit hoofdstuk verhaald, loopen – van midden Mei tot 11 September 1772 —

      VI

      Mijn idealen groeien dagelijks in schoonheid en grootte… Ik laat mijn vader maar begaan; hij zoekt mij van dag tot dag meer in de burgerlijke zaken van onze gemeente te spinnen. Zoo lang mijn kracht nog in mij is, één ruk en de zevendubbele boeien zijn gebroken.

      Wolfgang was – toen hij juist zijn eerste drama op papier had geworpen, de gedachten van zijn tijd en zijn eigen idealen met verbluffende phantasie had gekoppeld aan een gloeiend gekleurde ridderhistorie – niet in de beste stemming om zich tot stipt, spitsvondig, zakelijk pleitbezorger te bekwamen. Dit lag ook niet in zijn bedoeling, maar hij gunde zijn vader bereidwillig de illuzie.

      Doch de toestanden, die hij aan het opperste Duitsche gerechtshof leerde kennen, verijdelden zijn laatste brave voornemens ten aanzien van zijn broodwetenschap, verwoestten het laatste restje van zijn eerbied voor hooge staatscolleges. Ongeveer zestienduizend processen wachtten te Wetzlar op berechting, sommige reeds honderd jaar en langer. Men kon er jaarlijks wel zestig afdoen, doch er kwamen veel meer bij. Wie binnen een eeuw beslissing in zijn zaak wenschte uit te lokken, moest de raadsheeren door prijzige geschenken beïnvloeden of een bevriend autoriteit te hulp roepen. Er hing een zoo bedorven geestes-atmosfeer in de zalen van dezen Hoogen Raad, dat een na lang aarzelen benoemde commissie van onderzoek, die begonnen was met drie rechters, wegens gebleken omkoopbaarheid, achter slot en grendel te zetten, ten slotte zelf werd aangestoken en uittertreure mee knoeide. Geen verstandig rechtsgeleerde dan ook die het van zich kon verkrijgen, in den warwinkel te Wetzlar zijn energie te gaan verspillen. En zeker niet de enthousiaste, dat is: van Goden vervulde Wolfgang, die van zijn prilste jeugd af streefde naar zelfontwikkeling. Zijn Götz werd een revolutionair pamflet door de minachting voor de publieke rechtspraak, die er in is neergelegd. Zoo sloot het stuk zich aan bij de tijdsstrooming, die vorsten en overheidspersonen gaarne als boeven op het tooneel zag.

      Hij maakte het zich dan ook niet druk in zijn ambtsbediening.

      Door "het jaargetijde der jeugd", de heerlijke lente, liet hij zich gaarne uit zijn bureel lokken of uit de zonlooze straat waar hij kamers had. In den omtrek van Wetzlar, in het mooie Lahndal, ontdekte hij allerlei plekjes die hem lievelingsplekjes werden; Homeros zong er zijn vurig gemoed te ruste en hij verdiepte er zich in de aanschouwing van de kleine natuur: van de plechtige mossen, van de wriemelende wormpjes en insecten; totdat de behoefte aan overgaaf in hem heerschte en hij wenschte een meikever te zijn om heen end weer te kunnen zweven in de goede geuren: totdat de natuur geheel rustte in zijn ziel, zooals de gestalte eener bruid… Uren bleef hij geboeid bij een bron, waar de dorpsmeisjes kwamen water putten; hij zag in die meisjes oud-testamentische koningsdochters en leende haar "zonder plichtplegingen" zijn sterken arm, om haar de volle emmers op het hoofd te beuren. Op het kerkplein van Garbenheim, geheel omsloten door donkertonige huisjes en schuren, boeiden hem een paar oeroude linden; dikwijls liet hij zich uit de nabijzijnde herberg stoel en tafel brengen en hij bracht er heele dagen door met teekenen, mijmeren en lezen. Hij koutte met de eenvoudige natuurlijke dorpsmenschen, hij kookte zelf zijn potje, hij deelde zijn klontjes, zijn brood en zijn zure melk met de kinderen, die geregeld bij hem terug kwamen, en iedere week hun Zondagscenten van hem kregen; was hij na kerktijd nog niet gekomen, dan had de waardin order tot uitbetalen. In zijn hart stonden de kinderen hem het naast: hij zag alle deugden en ondeugden – maar die nog onschuldig! – in hen kiemen, en begreep het gulden woord van den Heiland: Zoo gij niet wordt als een van dezen…

      In het eethuis, waar "De Kroonprins" uithing, hadden enkele jonge ambtenaars en wat geduldige rechtzoekenden, om zich na hun Jobsarbeid wat te verstrooien, een riddergenootschap in middeleeuwschen trant gesticht. Bij het middagmaal zat de heirmeester aan het hoofd van de tafel: aan zijn rechterhand zetelde de kanselier en naast dien waren naar ancienneteit opgesteld de andere ridders, die namen droegen als Lubomirsky de Strijdbare, of St. Eustacius de Voorzichtige. Wolfgang werd met ridderslag en gewichtige potsierlijkheid in den kring toegelaten; hij heette er Gottfried von Berlichingen de Treffelijke. Een van de ridderen, Goué, heeft het groepje later in een tooneelstuk nageteekend. Ook de gezantschapssecretarissen Jerusalem en Kestner, wier invloed diep door Goethes leven zou grijpen, behoorden er toe, maar ze verschenen zelden, daar zij buitengewoon ernstig waren, en drukke bezigheden hadden.

      Johann Christian Kestner was acht jaren ouder dan Wolfgang: een ijverig, verstandig man, edel van inborst en met steeds duidelijke bedoelingen, hoewel ietwat droog in het spreken. Hij maakte kennis met Doctor Goethe – in wien hij aanstonds een niet onbelangrijk persoon zag – terwijl deze onder een boom, op zijn rug uitgestrekt, goed geluimd met eenige omstanders babbelde over zwaarwichtige zaken. Spoedig genoeg begreep Kestner met wien hij in aanraking was gekomen. "Hij heeft – dus oordeelt hij met zijn gewone fijne nauwkeurigheid in een brief – hij heeft vele talenten, is een waar genie en een man van karakter. Hij bezit een buitengewoon levendige verbeeldingskracht, zoodat hij zich meestal in beelden en gelijkenissen uitdrukt. Hij pleegt zelf ook te zeggen dat hij zich altijd oneigenlijk uitdrukt en zich nooit eigenlijk kàn uitdrukken; maar als hij ouder wordt, hoopt hij de gedachten-zelf, gelijk ze zijn, te denken en te zeggen. Hij is in al zijn СКАЧАТЬ