Название: De Wonderen van den Antichrist
Автор: Lagerlöf Selma
Издательство: Public Domain
Жанр: Зарубежная классика
isbn:
isbn:
„Heb ik je niet gelukkig gemaakt?” vroeg zij nu.
„O, ja,” antwoordde hij onverschillig.
„Vondt je het niet aangenaam voor mij te zingen? Beviel het je niet, dat ik je hield voor den edelmoedigsten man van geheel Sicilië? Vondt je het niet prettig, dat ik me zoo wel bevond in het oude paleis? Waarom moet dit alles nu eindigen?”
Hij legde zijn hand op haar schouder en waarschuwde haar.
„Denk er aan, dat je niet gehuwd bent met een voornamen heer van Via Etnea!”
„O, neen.”
„Hier op den berg heerschen andere zeden. Hier gehoorzamen de vrouwen haar mannen. En wij storen ons weinig aan schoone woorden. Maar als wij die willen hebben, weten we wel hoe we die moeten krijgen.”
Toen hij zoo sprak, werd zij bang. Het volgende oogenblik lag zij op de knieën voor hem.
Het was een donkere avond, maar er stroomde zoo’n heldere lichtschijn uit de vertrekken dat hij haar oogen kon zien.
In een vurige smeekbede, heerlijk als sterren, waren die op hem gevestigd.
„Wees barmhartig. Je weet niet hoe lief ik hem heb!”
Don Ferrante lachte. „Daarmee hadt je moeten beginnen. Nu heb je mij eerst boos gemaakt.”
Zij lag nog steeds onbeweeglijk en zag naar hem op.
„’t Is goed,” zei hij, „dat je voor het vervolg weet, hoe je je gedragen moet.”
Nog steeds lag ze op haar knieën.
Toen vroeg hij: „Zal ik het hem zeggen of wil je het zelf doen?”
Donna Micaela schaamde zich, dat zij zich zoo verootmoedigd had. Zij rees op en antwoordde trotsch:
„Ik zal het hem zeggen, maar niet vóór den laatsten dag. En jij zult hem niets laten merken.”
„Neen, dat zal ik niet,” zei hij, haar nasprekend. „Een korte ellende is aangenamer voor mij.”
Maar toen hij was heengegaan, lachte donna Micaela om don Ferrante, omdat hij meende, dat hij met haar vader kon doen wat hij wilde. Zij kende wel iemand, die haar helpen zou.
In den dom van Diamante bevindt zich een wonderdoend Madonnabeeld, en dit is zijn geschiedenis:
Lange, lange jaren geleden woonde een heilige heremiet in een grot op den Monte Chiaro. En deze heremiet droomde op een nacht, dat er in de haven van Catania een schip lag, dat geladen was met heiligenbeelden. Onder deze was er één, dat zoo heilig was, dat de Engelschen, die rijker zijn dan alle andere menschen, het tegen goud wilden opwegen.
Zoo spoedig de heremiet uit dezen droom ontwaakte, begaf hij zich naar Catania. Toen hij daar kwam, zag hij, dat hij de waarheid gedroomd had.
In de haven lag een schip, dat geladen was met heiligenbeelden en onder deze beelden was er één van de Madonna, dat heiliger was dan alle andere. Nu smeekte de heremiet den kapitein, dat hij dit beeld niet zou wegvoeren van Sicilië, maar het hem zou schenken.
Maar de kapitein weigerde dat.
„Ik breng het naar Engeland,” zei hij, „en de Engelschen zullen het tegen goud opwegen.”
De heremiet hernieuwde zijn bede. Op het laatst liet de kapitein hem door zijn matrozen van het schip jagen en heesch de zeilen tot vertrek.
Het scheen, alsof het heiligenbeeld voor Sicilië verloren zou gaan, maar de heremiet zonk op de knieën naast een der lavablokken op het strand en bad God, dat dit niet zou gebeuren.
En wat geschiedde er?
Het schip kon niet vertrekken. Het anker was gelicht, de zeilen waren geheschen en de wind was gunstig, maar gedurende volle drie dagen lag het schip onbeweeglijk, alsof het een rots was.
Den derden dag nam de kapitein het Madonnabeeld en wierp het den heremiet toe, die nog op het strand lag. En dadelijk daarna kon het schip de haven uitzeilen.
Maar de heremiet voerde het beeld naar den Monte Chiaro en nu bevindt het zich nog in Diamante, waar het een kapel en een altaar heeft in de domkerk.
Donna Micaela begaf zich naar deze Madonna om voor haar vader te bidden.
Ze zocht de kapel der Madonna op, die gebouwd was in een donkeren hoek van de domkerk.
Daar waren de wanden geheel bedekt met gaven, het beeld krachtens een belofte vereerd, met zilveren harten en schilderijen, geschonken door al degenen, die geholpen waren door Diamante’s Madonna.
’t Beeld was gebeiteld uit zwart marmer, en toen donna Micaela het in zijn nis zag staan, hoog en duister, bijna geheel verborgen achter het vergulde traliehek, meende zij te zien, dat het gelaat der Madonna schoon was, en straalde van mildheid.
En haar hart was vervuld van hoop.
Hier was de machtige koningin des hemels, hier was de goede moeder Maria, hier was de bedroefde, die aller smarten begreep, hier was zij, die niet zou toestaan, dat haar vader van haar werd genomen.
Hier bij de Madonna zou zij hulp vinden. Zij zou niets anders behoeven te doen dan op haar knieën vallen en haar nood klagen, opdat de zwarte Madonna haar zou bijstaan.
Terwijl zij bad, was zij overtuigd, dat don Ferrante reeds op hetzelfde oogenblik van meening veranderde.
Als zij thuis kwam, zou hij haar tegemoet loopen om haar te zeggen, dat haar vader haar niet behoefde te verlaten.
’t Was een morgen, drie weken later.
Donna Micaela kwam uit het zomerpaleis om naar de vroegmis te gaan, maar vóórdat zij zich naar de kerk begaf, ging ze naar donna Elisa’s winkel om een waskaars te koopen.
’t Was nog zoo vroeg, dat ze vreesde, dat de winkel nog niet open zou zijn, maar haar vrees bleek ongegrond, en zij was blijde, dat zij een geschenk kon meenemen voor de zwarte Madonna. Er was niemand in den winkel, toen donna Micaela binnentrad, en zij bewoog de deur heen en weer, opdat de bel zou luiden en donna Elisa binnen roepen.
Eindelijk verscheen er iemand, maar het was niet donna Elisa, maar een jonge man.
Deze jonge man was Gaetano, dien donna Micaela nauwelijks kende. Want Gaetano had zooveel van haar hooren vertellen, dat hij bang was haar te ontmoeten, en iederen keer, dat zij donna Elisa bezocht, had hij zich in zijn werkplaats opgesloten. Donna Micaela wist niets anders van hem dan dat hij Diamante wilde verlaten, en dat hij voortdurend heiligenbeelden sneed, opdat donna Elisa thuis iets zou hebben te verkoopen, terwijl hij groote schatten verdiende in Argentinië.
Toen zij nu Gaetano zag, vond zij hem zoo mooi dat het haar een genot was naar hem te kijken. Wel was ze angstig als een gejaagd hert, maar geen smart ter wereld kon haar verhinderen vreugde te gevoelen als zij iets schoons zag.
Zij vroeg zich af, waar zij hem vroeger gezien had, en zij herinnerde zich, dat zij zijn gezicht kende van haar vaders heerlijke schilderijenverzameling in het paleis te Catania.
Daar was hij niet gekleed geweest in een arbeiderskiel, maar droeg hij een zwarten, СКАЧАТЬ