De Wonderen van den Antichrist. Lagerlöf Selma
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De Wonderen van den Antichrist - Lagerlöf Selma страница 17

Название: De Wonderen van den Antichrist

Автор: Lagerlöf Selma

Издательство: Public Domain

Жанр: Зарубежная классика

Серия:

isbn:

isbn:

СКАЧАТЬ museums, balzalen, promenades en renperken, en dit alles zijn immers slechts speelplaatsen. Zij was nog nooit alleen op straat geweest. Zij had nooit gewerkt. Men had nooit een ernstig woord tot haar gesproken. Ze was niet eens ooit verliefd geweest.

      Toen zij in het zomerpaleis trok, vergat zij al haar zorgen, even licht en luchtig als een kind het gedaan zou hebben. En het bleek dat zij de spelende phantasie van een kind bezat en dat zij alles wat haar omgaf kon veranderen en herscheppen. De oude Saracenenstad Diamante leek donna Micaela een paradijs.

      Ze zeide dat zij in het geheel niet verbaasd was geweest, toen don Ferrante haar op de markt aansprak en aanzoek om haar hand deed. Het kwam haar zeer natuurlijk voor dat zoo iets in Diamante gebeurde. Zij had dadelijk gezien, dat Diamante een stad was, waar rijke mannen zochten naar arme, ongelukkige signorina’s om haar tot heerscheressen te maken in hun zwarte lavapaleizen.

      Het zomerpaleis behaagde haar zeer. Het verbleekte, honderdjarige mousseline, dat de meubels bedekte, vertelde haar vele verhalen. En ze vond een diepe beteekenis in al de liefdestooneelen, die tusschen de herders en herderinnetjes op de wandschilderingen werden afgespeeld. Zij had ook dadelijk het geheim van don Ferrante geraden. Hij was in het geheel geen gewone koopman in een der straten van een kleine stad.

      Hij was een eergierig man, die geld verzamelde om de familiegoederen op den Etna terug te kunnen koopen, evenals het paleis in Catania en het slot in de bergen. En indien hij een kort buis en een puntige muts droeg gelijk een boer, was dit slechts om des te eerder te kunnen optreden als grande van Spanje en prins van Sicilië.

      Sedert hij getrouwd was, placht don Ferrante zich iederen avond te kleeden in een fluweelen rok, zijn gitaar in de hand te nemen, en zich te plaatsen op de koortrap van de muziekzaal in het zomerpaleis om canzones te zingen. Terwijl hij zong, droomde donna Micaela, dat ze gehuwd was met den edelsten man van het gansche schoone eiland Sicilië.

      Toen donna Micaela een paar maanden getrouwd was, kwam haar vader uit de gevangenis en vestigde zich in het zomerpaleis bij zijn dochter. Hij bevond zich heel wel in Diamante en werd aller vriend. Hij sprak gaarne met de iemkers en de wijngaardeniers, die hij in het café Europa trof; en hij vermaakte zich iederen dag met het rijden naar den voet van den Etna om naar historische overblijfselen te zoeken. Maar hij had zijn dochter volstrekt geen vergiffenis geschonken. Wel woonde hij onder haar dak, maar hij behandelde haar als een vreemde en was nooit teeder jegens haar.

      Donna Micaela liet hem stil geworden en hield zich alsof zij niets bemerkte.

      Zij kon zijn toorn niet meer zoo ernstig opnemen. Deze oude man, dien zij liefhad, geloofde, dat hij haar jaar na jaar zou kunnen blijven haten. Hij zou in haar nabijheid leven, haar stem hooren, haar oogen zien en omgeven zijn door haar liefde, en hij zou kunnen voortgaan haar te haten!

      O, hij kende haar noch zich zelf! En dikwijls zat zij te phantaseeren hoe het zou gaan als hij tot de erkentenis kwam, dat hij overwonnen was, wanneer hij tot haar komen en haar toonen zou, dat hij haar liefhad.

      Op een dag stond donna Micaela op haar balkon, en wuifde tegen haar vader, die op een kleine donkerbruine ponny wegreed, toen don Ferrante uit zijn winkel kwam om met haar te spreken.

      En wat don Ferrante haar wilde zeggen, was, dat het hem gelukt was voor haar vader een plaats te koopen in de broederschap van het heilig hart te Catania.

      Maar ofschoon don Ferrante zeer duidelijk sprak, scheen donna Micaela hem volstrekt niet te verstaan.

      Hij moest herhalen, dat hij gisteren in Catania was geweest, en dat het hem gelukt was cavaliere Palmeri een plaats te verschaffen in een broederschap. Hij zou over een maand daar intreden.

      Zij vroeg slechts: „Wat wil dit zeggen? Wat beteekent dit?”

      „O,” zei don Ferrante, „kan het mij niet vervelen kostbaren wijn van het vasteland voor je vader te laten komen en kan ik geen lust hebben zelf eens op Domenico te rijden?” Toen hij dit gezegd had, wilde hij heengaan. Er was immers niets meer te zeggen.

      „Maar vertel mij toch eerst wat voor een broederschap dat is,” zeide zij.

      „Wat dat is? Daar wonen vele oude mannen.”

      „Arme oude mannen?”

      „O ja, ze zijn juist niet rijk.”

      „Ze hebben zeker geen eigen kamer?”

      „Neen, maar zeer groote slaapzalen.”

      „En ze eten uit tinnen borden aan ongedekte tafels?”

      „Neen, ze zullen wel uit porselein eten.”

      „Maar zonder tafelkleed?”

      „Mijn hemel, wat zou dat, indien de tafel slechts schoon is!”

      Hij trachtte haar gerust te stellen. „Daar wonen heel goede menschen. En als je het wilt weten, dan was het niet zonder aarzelen, dat men cavaliere Palmeri aannam.”

      Toen verliet don Ferrante de kamer. Zijn vrouw was bedroefd, maar ook zeer verontwaardigd. Haar scheen het, dat hij zich beroofd had van rang en stand en een gewone koopman was geworden.

      Ze zei heel luid, ofschoon niemand het kon hooren, dat het zomerpaleis slechts een groot en leelijk oud huis was en Diamante een arme, ellendige stad.

      En natuurlijk zou ze niet toestaan, dat haar vader vertrok. Don Ferrante moest iets anders verzinnen.

      Nadat de maaltijd geëindigd was, wilde don Ferrante naar café Europa gaan om domino te spelen en hij zocht naar zijn hoed.

      Donna Micaela nam zijn hoed en volgde hem naar de galerij, die rondom den tuin liep. Toen ze ver genoeg van de eetzaal verwijderd waren, dat haar vader haar niet kon verstaan, zei ze heftig:

      „Heb je iets tegen mijn vader?”

      „Hij is te duur.”

      „Maar je bent immers rijk.”

      „Wie heeft je zoo iets verteld? Zie je dan niet hoe hard ik moet werken?”

      „Wees dan liever zuinig met iets anders.”

      „Ik zal ook zuinig zijn met iets anders. Giannita heeft nu genoeg geschenken gekregen.”

      „Neen, onthoud mij liever iets.”

      „Jij bent mijn echtgenoote, jij zult het houden, zooals je het hebt.”

      Zij zweeg een oogenblik. Zij dacht na wat zij hem zou kunnen zeggen, dat hem bang zou maken.

      „En indien ik nu je echtgenoote ben, weet je dan ook waarom ik dat geworden ben?”

      „O, ja.”

      „Weet je ook wat don Matteo mij beloofde?”

      „Dat is don Matteo’s zaak, maar ik doe wat ik kan.”

      „Je hebt misschien wel gehoord, dat ik brak met al mijn vrienden in Catania toen ik vernam, dat mijn vader hulp bij hen gezocht en niet gekregen had?”

      „Dat weet ik.”

      „En dat ik naar Diamante vertrok, opdat hij hen niet langer behoefde te zien en zich voor hen schamen moest?”

      „Zij komen ook niet in de broederschap.”

      „Indien СКАЧАТЬ