Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken. Eekhoff Wopke
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken - Eekhoff Wopke страница 22

Название: Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken

Автор: Eekhoff Wopke

Издательство: Public Domain

Жанр: История

Серия:

isbn:

isbn:

СКАЧАТЬ groende zijn weide als de lente verscheen?

      Ontlook dan zijn koren, zijn welvaart? Ach neen!

      Die zee, ach die zee wou niet wijken!

      En schoon ook de landwind verdroogde die plas,

      De zee liet haar zout, en de grond bleef moeras,

      Geen scheutje, geen aar kon er prijken31.

      Bij al die verliezen aan menschen, vee en bezittingen; bij al de schade, welke de algemeene welvaart telkens leed, onderging bovendien het land zelf ten gevolge dier veelvuldige overstroomingen een zeer groot verlies, doordien de zee eene groote uitgestrektheid gronds verzwolg. Elders werd daarentegen weêr land aangewonnen. Land werd in zee – zee werd in land herschapen. – Deze merkwaardige vervorming van een gedeelte des vaderlandschen bodems had op den toestand van het geheel en op de ligging van de bijzondere deelen en plaatsen een grooten invloed. Ten aanzien van het tegenwoordige Friesland willen wij de voornaamste bijzonderheden daarvan mededeelen.

      De laaggelegene noordwesthoek van Nederland stond natuurlijk het meest bloot aan de woede van den oceaan. Bovendien vloeiden hier verscheidene grootere en kleinere rivieren en stroomen zeewaarts, ter ontlasting van het boezemwater des lands. De IJssel, door het Marsdiep uitstroomende, was van meer belang geworden sedert hij met een deel der wateren van den Rijn werd belast. Het Flie, dat door de Vecht, het Zwarte water, de Kuinder of Tjonger en de Linde gevoed werd, was breeder en dieper geworden, sinds het bezwaard was met den afvoer der wateren uit het zuidelijk Friesland, waar langs het vroeger een deel zijner krachten had afgezet naar de Middelzee of het Boorndiep. De aanvankelijke verlanding van dezen zeeboezem aan de zuidzijde gaf toch een geheel anderen loop aan vele stroomen, en was van evenveel belang als de nieuwe mond of uitstrooming, welke de Middelzee, reeds vóór de 7e eeuw, tusschen Terschelling en Ameland had bekomen, waardoor zij de Boorn en vele wateren van Oostergoo en Westergoo gemakkelijker afvoerde. Verder was het de Lauwers, welke, vereenigd met de Ee, de Hunse en de Aa, zich tusschen Ameland en Schiermonnikoog met een breeden mond in de Noordzee stortte. De eertijds geheel met duinen bezette kust was door deze riviermonden verbroken. De Noordzee had daardoor gelegenheid bekomen, om bij hevige stormen met meer geweld op deze landen in te breken, waarbij vele duinen weggeslagen en de zeegaten verbreed en verdiept werden. Terwijl aldus de toegang der zee ruimer en de afvoer van IJssel en Flie hooger en krachtiger was geworden, zoo bragten deze en andere omstandigheden te zamen genomen te weeg, dat de lage landen langs die zeegaten en stroomen van lieverlede afgeschuurd, verbroken en verzwolgen werden; dat de duinenrij slechts eene smalle strook lands kon beschermen, welke als zoovele eilanden bewaard bleven, en dat de gansche uitgestrektheid lands tusschen Friesland en Noord-Holland weggeslagen en met het oude meer Flevo vereenigd werd, waardoor de Zuiderzee is ontstaan32.

      Dit alles geschiedde trapsgewijze door geduchte overstroomingen, wier geheugenis in de geschiedboeken is bewaard. Na lange voorbereiding werd het eerst in 1170 bij den vreeselijken Allerheiligen-vloed, die overal schrikbarende verwoestingen aanrigtte, het land tusschen Medemblik en Flieland weggescheurd, alsmede het meer Flevo aan de oostzijde vergroot. Na latere overstroomingen van het begin der volgende eeuw, bekwam die kom bezuiden Flieland, omstreeks 1237, nog grootere uitbreiding. Met geweld bruischte de zee nu vervolgens door de verwijde zeegaten op de lage landen in, zoodat, ten gevolge der watervloeden, welke Friesland drie jaren achtereen teisterden, in 1250 al de overige landen bewesten de Friesche kust, van Harlingen tot voorbij Hindeloopen, weggerukt en in eene onafzienbare watervlakte herschapen werden. Omstreeks dien zelfden tijd werd er bezuiden de Lemmer nog grooter veld weggeslagen en daardoor de oppervlakte van het meer Flevo verdubbeld.

      Nadat in 1277 beoosten Groningen eene groote uitgestrektheid aan den mond der Eems was weggerukt en in den Dollard herschapen, was de watervloed van 1287 hier zóó geducht, dat elders het gerucht werd verspreid, dat geheel Friesland verzwolgen was. Het getal der daarbij omgekomene personen in dit gewest werd op 30,000 begroot. Hierbij had de Westerzee weder eene uitbreiding verkregen door het wegslaan van de landstreek tusschen Harlingen en Terschelling; terwijl de overige landen bezuiden dit eiland en Ameland, een groot gedeelte der tegenwoordige Wadden, eerlang voor de woede der golven bezweken. Na herhaalde watervloeden werd eindelijk in de volgende eeuw ook de landstreek tusschen Medemblik, Enkhuizen en Stavoren verzwolgen, waardoor de Westerzee met het vergroote meer Flevo vereenigd werd en de Zuiderzee nagenoeg hare tegenwoordige grootte en grenzen verkreeg33. (Zie Aanteekening 10.)

      Na zoo vele aanzienlijke verliezen in grond, in bewoners, in vee en eigendommen te hebben geleden, zou menigeen welligt dit gevaarvolle land verlaten en een veiliger oord opgezocht hebben. Niet alzoo onze vaderen, wier moed door al die gevaren opgewekt werd, om te strijden ter bedwinging van het woeste element. Met ijver trok men aan het werk, om langs de gespaarde kust zeedijken op te werpen, ten einde dit land te beschermen tegen meerdere verliezen.

      Natuur! van wie de stervelingen

      Een eigen Vaderland ontfingen,

      Wat heeft ons met uw haat belaân,

      Dat wij alleen van alle volken

      Voor ’t brijzelend geweld der diepe waterkolken

      Aan alle kant ten doelwit staan?

      Doch dat we ons niet van haar beklagen!

      In weervergelding dezer plagen

      Schonk ze ons een onverschrokken moed,

      Om stout ten golven uit te stijgen,

      Die al wat ze ons onthield vrijmachtig deed verkrijgen,

      Ten prijz’ van eigen zweet en bloed34.

      Reeds vroeger had men zulke breede zeeweringen langs de westkust van Oostergoo en den oostoever van Westergoo opgeworpen ter breideling van den breeden zeeboezem de Middelzee of het Boorndiep. Ook had men Binnendijken of waterkeeringen in het land aangelegd, tot bescherming van sommige gedeelten, om de verspreiding van het vloedwater tegen te gaan. Aangenaam was echter bij al die verliezen het verschijnsel, dat, gelijktijdig met de wegscheuring van de westelijke landen, de Middelzee van tijd tot tijd smaller en ondieper werd, en in de 13e en 14e eeuw geheel in hoog en vruchtbaar land werd herschapen. In de vroegste tijden had deze zeeboezem waarschijnlijk eene breedte van de Oudeschouw voorbij Sneek en Ylst tot Bolsward, en was de Hem- en Groendijk daarvan de waterkeering aan de zuidzijde. Een gedeelte van den tegenwoordigen Slagtedijk, van Bolsward, over Bozum, Weidum en Berlikum naar Dijkshoek, omzoomde haar aan de noord- en westzijde; terwijl de dijken, waarop thans meest straatwegen zijn aangelegd, van de Oudeschouw over Leeuwarden en verder voorbij Stiens tot onder Hallum, haar ter oostzijde bedwongen.

      Toen nu, ten gevolge der verwijding van den Fliestroom, de toevoer van water uit het zuiden naar de Middelzee verminderde, bewaarde deze stilstaande kom gereedelijk de slibstoffen, welke noordweste stormen elders wegrukten en herwaarts heenvoerden. Ten einde die ter zuidzijde aangeslibde gronden te bewaren en voor den landbouw met meerdere veiligheid te gebruiken, werd er een dijk gelegd, van Rauwerd in zuidwestelijke rigting langs Scharnegoutum, Tirns en Folsgare tot nabij Bolsward. Doch het daardoor overgebleven meer verlandde ten gevolge van voortdurende aanslibbingen zoo spoedig, dat op dien grond reeds in 1277 de kerk van het dorp Nieuwland gesticht werd. De uitbreiding van de Zuiderzee en het wegslaan van de gronden der Wadden bevorderde vervolgens de landwinning zoo snel, dat de Middelzee in de 13e en 14e eeuw van lieverlede inkromp en in vruchtbaar kleiland herschapen werd, waarvan wij reeds in 1398 een gedeelte van het Bildt vinden vermeld. Vanhier, dat deze groote uitgestrektheid Nieuwland, welke in 1505 door de bedijking van het Bildt werd afgesloten, eene belangrijke vergoeding СКАЧАТЬ



<p>31</p>

Mr. a. van halmael jr., Lied, Kaspar Robles door den Frieschen Landman toegezongen, geplaatst in de Aantt. op de Hulde aan H. J. Groen, door Mr. robidé van der aa, Leeuw. 1825, 18.

<p>32</p>

Vergelijk hierbij en bij het volgende Dr. ottema’s Kaart van de Zuiderzee, bij zijne Redevoering over haar ontstaan, in de Vrije Fries, IV 183, in Aanteekening 10 nader vermeld.

<p>33</p>

Vermits de meeste toenmaals weggerukte gronden nog in zandplaten en ondiepten bestaan, en aangezien de Noordzee sedert dien tijd door het uitkolken van onze stranden en het afslaan van de eilanden voor onze tegenwoordige zeeweringen hoe langer hoe gevaarlijker is geworden, zijn er, die meenen, dat thans de tijd gekomen is, om het vroeger verlorene te herwinnen, met al de middelen, welke de kunst en het vermogen der 19e eeuw aanbieden. Wenschelijk wordt het voorgesteld, dat de Noordzee tot hare oorspronkelijke grens (de duinenrij op de eilanden) teruggedrongen en dat de Zuider- en Lauwerszee met de daar tusschen gelegene Wadden bedijkt en tot land gemaakt worden.