Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 02: De Papegaaien; Hoofdstuk 03: De Duifvogels. Brehm Alfred Edmund
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 02: De Papegaaien; Hoofdstuk 03: De Duifvogels - Brehm Alfred Edmund страница 5

СКАЧАТЬ vruchten en zaden van zijne vaderlandsche wouden, worden hem vreemde spijzen door den mensch aangeboden. Deze behagen hem des te beter, naarmate hij er meer van leert kennen. Aanvankelijk is hij tevreden met hennep- of kanariezaad, weldra echter verlangt hij meer. Door hem zoetigheden te geven, maakt men hem tot een verwenden lekkerbek, die geen eenvoudig voedsel meer lust. Men kan hem gewennen aan bijna alle stoffen, die de mensch gebruikt, ook aan koffie, thee, wijn, bier en dergelijke, hij gaat zich zelfs aan sterken drank te buiten. Alleen op de kleinste soorten van de orde is deze beschrijving niet toepasselijk; zij willen geen ander voedsel hebben dan kruiden en zaden. Naar men beweert, zou het voederen met dierlijk voedsel de oorzaak zijn van een onhebbelijkheid, die bij vele gevangen Papegaaien voorkomt; deze dieren trekken zich namelijk de veeren uit en plukken zich soms volkomen kaal. Zij gaan de ontwikkeling van de nieuwe veeren met belangstelling na en laten zich, hoewel zij voor straf hoogst gevoelig zijn, hierdoor van hun voornemen om ze uit te plukken niet afhouden. Sommige waarnemers meenen, dat de aanleiding tot de genoemde slechte gewoonte te zoeken is in de prikkeling van de huid door ongedierte. Anderen schrijven het veerenplukken eenvoudig toe aan de verveling, waardoor de Papegaaien, die in de vrije natuur zoo bedrijvig waren, in de gevangenschap gekweld worden. Men beweert, dat de Vogels zich niet meer zullen schuldig maken aan deze zelfverminking, wanneer zij voortdurend over een voldoende hoeveelheid zacht hout kunnen beschikken en in het stukmaken hiervan tijdverdrijf vinden. – Van groot belang is de keuze van een voor hen geschikt voedsel. De ervaring heeft geleerd, dat de meeste groote Papegaaiensoorten behoorlijk gevoed kunnen worden met hennep, hard gekookte rijst, haver, maïs, salade, kool en vruchten, de kleinere met gierst, kanariezaad, salade en plantenbladen. Bittere amandels en peterselie zijn vergiftig voor hen.

      Evenals onder alle hoog ontwikkelde dieren zijn er ook onder de vertegenwoordigers van dezelfde soort van Papegaaien meer of minder leerzame of, wat op hetzelfde neerkomt, meer of minder begaafde individuen. De eene leert snel en veel, de andere langzaam en weinig, de derde in ’t geheel niets. Een methodisch, onderricht vermag echter ook bij hen veel, zeer veel. Hun voortreffelijk geheugen komt hun hierbij uitmuntend te pas. De indrukken, die zij ontvangen hebben, bewaren zij jaren lang. Voor het leeren spreken is het bezit van een goed herinneringsvermogen even belangrijk als de beweeglijkheid van de tong, die hun tot het nabootsen van het stemgeluid van den mensch in staat stelt. Zij nemen een begrip in zich op en leeren het woord, waardoor het wordt voorgesteld; langzamerhand maken zij zich meer begrippen en meer woorden eigen; hun bevattingsvermogen neemt toe, naarmate het geoefend wordt. Volstrekt noodig is het, dat de Vogel, zoolang het onderricht duurt, streng opgesloten wordt gehouden; meer vrijheid mag men hem eerst gunnen, wanneer zijn opvoeding nagenoeg voltooid is.

      Daarentegen is het volstrekt noodig de vrijheid van de Papegaaien zoo weinig mogelijk te beperken, wanneer zij den vurigsten wensch van den waren liefhebber bevredigen zullen door in de kooi te broeden. Dat dit in de gevangenschap zelden gebeurt, is ongetwijfeld hieraan te wijten, dat aan den genoemden eisch niet behoorlijk voldaan wordt. Het is voldoende gebleken, dat het niet moeielijk is, de voorwaarden te verwezenlijken, waaronder de tamme Papegaaien zich voortplanten. In de allereerste plaats moet men het paartje hiervoor ruimte, rust en een geschikten boom voor broedplaats verschaffen.

      Marshall verdeelt de familie van de Papegaaien in 10 onderfamiliën, waarvan de eerste de Stompstaartpapegaaien (Pionidae) bevat; deze kenmerken zich door den korten of middelmatig langen, breeden en recht afgesneden staart. Voor ’t meerendeel (8 geslachten met 70 soorten) bewonen zij de keerkringsgewesten van Amerika; slechts één geslacht (Poeocephalus, met 10 soorten) behoort in Afrika thuis.

      Misschien niet de fraaist gekleurde, maar toch een der opmerkelijkste leden van deze rijke onderfamilie is de Waaierpapegaai (Deroplyus accipitrinus), de eenige vertegenwoordiger van zijn geslacht. De veeren van den achterhals en van de zijden van den hals, van de geheele bovenzijde en van de schenkels zijn schitterend donkergroen, die van den voorkop en van den bovenkop licht bruinachtig geel. De achterkop en de nek zijn bezet met breede, zeer verlengde veeren, die opgezet kunnen worden en dan achter den kop als een waaiervormige, tot aan de keel zich uitstrekkende kraag prijken; zij zijn donker karmijnrood met viooltjeskleurige tint, iedere veer aan den wortel vaalbruin en aan den top met breeden, blauwen zoom. Dezelfde kleur en teekening hebben alle veeren van de onderzijde met uitzondering van die, welke de zijden van de borst bedekken, daar deze groen gezoomd zijn. De handpennen en hare dekveeren zijn zwart, de armpennen, met uitzondering van de drie laatste, die geheel groen zijn, aan de wortelhelft zwart; de staartpennen zijn groen, met uitzondering van de buitenste, die een zwarte binnenvlag en een donker zwartblauwe buitenvlag hebben. Totale lengte 27, staartlengte 14 cM.

      Het verbreidingsgebied van deze soort, voor zoover thans bekend, omvat de wouden bij den Amazonenstroom, Suriname en andere deelen van Guyana; overal is zij, naar het schijnt, minder veelvuldig dan andere vormen van dezelfde orde.

*

      De Amazonen, Amazoonpapegaaien of Groene Papegaaien (Androglossus) zijn groote of middelmatig groote Vogels van gedrongen lichaamsbouw met zeer krachtigen, matig gewelfden snavel, welks rug niet, zooals bij het vorige geslacht, over zijn geheele lengte, maar alleen aan zijn achterste gedeelte een door scherpe kanten begrensde, overlangsche groeve vertoont, met middelmatig lange vleugels, welker spits weinig of niet achter den staartwortel uitsteekt en met middelmatig langen, aan de spits afgeronden staart; de kleine veeren zijn stijf en breed en eindigen stomp. Evenals bij het vorige geslacht is ook hier de washuid onbevederd; het oog is met een naakten kring omgeven. De hoofdkleur van het vederenkleed is groen met rood, blauw en geel afgezet; de groene kleur strekt zich ook uit over de onderdekveeren van den staart, die bij de leden van het vorige geslacht rood zijn.

      Als brandpunt van het verbreidingsgebied van de Amazonen, dat zich van de La-Platastaten tot aan het zuiden van Mexico uitstrekt, moet men de oeverlanden van den Amazonenstroom beschouwen; eenige soorten bewonen de West-Indische eilanden en komen, gedeeltelijk althans, niet anders dan op één enkel, soms betrekkelijk klein eiland voor.

      De middelmatig groote soorten, die gewoonlijk onder den naam van Amazonen (veelal over Suriname) levend tot ons komen (Androglossa amazonica en aestiva) vertoonen slechts geringe kleursverschillen (o. a. van de vleugelbocht: bij gene groen, bij deze rood). Totale lengte 35, vleugel 19, staart 10 cM. Bij de eerstgenoemde loopt over het voorhoofd een breede, paarsblauwe streep; de bovenkop en de wangen zijn hooggeel, de handwortel geel, de eerste handpen zwart, de overige handpennen aan den wortel van de buitenvlag dofgroen, verderop indigoblauw, de 2e en 3e en 4e armpen aan den wortel groen, in ’t midden vermiljoenrood, aan de spits indigoblauw, de overige armpennen (met uitzondering van de beide laatste, die geheel groen zijn) op de buitenvlag groen, op de binnenvlag zwart en aan de spits blauw; de vier buitenste staartveeren van iedere zijde op de binnenvlag licht vermiljoenrood, aan de spits groenachtig geel; de vijfde stuurpen heeft een roode vlek op de groene binnenvlag. Van onderen gezien is de staart dof vermiljoenrood met een groenen dwarsband in ’t midden en een breeden, geelgroenen zoom aan de spits. De iris is vermiljoenrood, de snavel geel, aan de spits donkerbruin, de poot bruinachtig.

      Deze soort is van ’t midden van Brazilië noordwaarts over Guyana tot Trinidad en westwaarts tot Bogota, Ecuador en Venezuela verbreid.

      “In alle gewesten van de oostkust van Brazilië, die ik doorreisde,” zegt de Prins Von Wied, “is deze Papegaai een der meest algemeene. Overal waar dichte oerwouden aan mangrove-moerassen en riviermonden grenzen, vond ik hem in menigte, want hij broedt zoowel hier als daar en houdt, naar het schijnt, veel van de vruchten der mangrove. Reeds in de met groote wouden bedekte omstreken van Rio de Janeiro treft men deze Papegaaien in grooten getale aan; wij hebben ze echter ook aan de noordelijke rivieren gevonden en, vooral ’s morgens en ’s avonds, hun luide stem gehoord in de moerassige kreupelhoutbosschen van de riviermonden, die dikwijls door den vloed onder water gezet worden. Ik heb in de wouden troepen van Kortstaartige Papegaaien bijeen gezien, die ik bijna ontelbaar zou mogen noemen; het geheele woud wemelde er van en was vervuld van hun buitengewoon geschreeuw. Zulke vereenigingen van Papegaaien zijn wel talrijk, maar toch nog niet te vergelijken met de ontzaglijke zwermen van Trekduiven in Noord-Amerika. Als Amazonen in het oerwoud op een hoogen, dicht bebladerden boom zitten, kost het dikwijls moeite ze te zien. De groene kleur beschut haar tegen СКАЧАТЬ