Transmissie . Морган Райс
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Transmissie - Морган Райс страница 6

СКАЧАТЬ maar het herinnerde Kevin alleen maar aan wat de dokter gezegd had. Zes maanden. Het leek niet genoeg tijd voor wat dan ook, laat staat genoeg tijd om een heel leven in te proppen. Zes maanden aan seconden, die in een gestaag tempo voorbijgleden, op hetzelfde tempo als de aftelling in zijn hoofd.

      “U zegt dat het geen zin heeft om mijn zoon naar school te sturen omdat hij toch binnenkort dood gaat?” snauwde zijn moeder. “Is dat wat u zegt?”

      “Nee, natuurlijk niet,” zei de directeur haastig, terwijl hij zijn handen ophief.

      “Zo klinkt het anders wel,” zei Kevins moeder. “Het klinkt alsof u net zo bang bent voor de aandoening van mijn zoon als de leerlingen hier.”

      “Ik zeg dat het lastig zal worden om Kevin te onderwijzen naarmate zijn toestand verergerd,” zei de directeur. “We zullen het proberen, maar… wil je niet het meeste halen uit de tijd die je nog hebt?”

      Hij zei het op een vriendelijke toon, maar slaagde er toch in om dwars door Kevins hart te boren. Hij zei precies wat zijn moeder had gedacht, alleen in andere woorden. Het ergste was nog dat hij gelijk had. Kevin zou niet lang genoeg blijven leven om te studeren, of een baan te krijgen, of wat dan ook te doen waarvoor hij school nodig had, dus wat had het voor zin om nog te gaan?

      “Het is goed, mam,” zei hij, terwijl hij haar arm aanraakte.

      Dat leek voldoende te zijn om zijn moeder te overtuigen, en dat vertelde Kevin hoe ernstig dit allemaal was. In een ander geval zou ze ruzie gemaakt hebben. Nu leek het erop dat al haar vechtlust verdwenen was.

      Ze liepen zwijgend terug naar de auto. Kevin keek over zijn schouder naar de school. De gedachte dat hij hier waarschijnlijk nooit meer terug zou komen, raakte hem als een klap in zijn gezicht. Hij had niet eens de kans gehad om afscheid te nemen.

      “Sorry dat ze je op je werk hebben gebeld,” zei Kevin toen ze in de auto zaten. Hij kon de spanning in de lucht voelen. Zijn moeder startte de auto niet, maar bleef alleen zitten.

      “Dat is het niet,” zei ze. “Het is alleen… het werd makkelijk om te doen alsof er niets aan de hand was.” Ze klonk zo verdrietig, zo diep gekwetst. Kevin was gewend geraakt aan de uitdrukking op haar gezicht die hem vertelde dat ze haar best deed om niet te huilen. Ze slaagde er niet in.

      “Ben je in orde, Kevin?” vroeg ze, hoewel hij inmiddels degene was die haar vasthield, zo stevig als hij kon.

      “Ik ben… ik wou dat ik niet van school hoefde,” zei Kevin. Hij had nooit gedacht dat hij zichzelf dat zou horen zeggen. Hij had nooit gedacht dat hij iemand dat zou horen zeggen.

      “We kunnen terug naar binnen gaan,” zei zijn moeder. “Ik kan tegen de directeur zeggen dat ik je morgen gewoon weer terugbreng, en elke dag daarna, totdat…”

      Ze zweeg.

      “Tot het te erg wordt,” zei Kevin. Hij kneep zijn ogen dicht. “Ik denk dat het misschien al te erg is, mam.”

      Hij hoorde haar tegen het dashboard slaan, en de doffe klap galmde door de auto.

      “Ik weet het,” zei ze. “Ik weet het en ik haat het. Ik haat deze ziekte die mijn kleine jongen van me afneemt.”

      Ze huilde weer een tijdje. Ondanks zijn pogingen om sterk te blijven, deed Kevin dat ook. Het leek een lange tijd te duren voordat zijn moeder voldoende gekalmeerd was om weer iets te zeggen.

      “Ze zeiden dat je… planeten zag, Kevin?” vroeg ze.

      “Ik heb ze gezien,” zei Kevin. Hoe kon hij uitleggen hoe het voelde? Hoe echt het was?

      Zijn moeder keek hem aan, en nu kreeg Kevin het gevoel dat ze worstelde met de juiste woorden. Worstelde om geruststellend en ferm te zijn, allemaal tegelijk. “Je begrijpt dat dit niet echt is, toch, schatje? Het is alleen… het is alleen maar de aandoening.”

      Kevin wist dat hij dat zou moeten begrijpen, maar…

      “Zo voelt het niet,” zei Kevin.

      “Ik weet het,” zei zijn moeder. “En ik haat dat, want het is niets meer dan een herinnering aan het feit dat mijn kleine jongen tussen mijn vingers door glipt. Ik wou dat ik dit allemaal kon laten ophouden.”

      Kevin wist niet wat hij daarop moest zeggen. Hij wilde ook dat het ophield.

      “Het voelt echt,” zei Kevin toch.

      Zijn moeder zei een lange tijd niets. Toen ze uiteindelijk sprak, klonk haar stem fragiel en onzeker, op de manier dat ze had geklonken sinds de diagnose, een toon die inmiddels al veel te bekend was.

      “Misschien… Misschien is het tijd dat je met die psycholoog gaat praten.”

      HOOFDSTUK DRIE

      Dr. Linda Yalestroms kantoor zag er veel minder klinisch uit dan de kantoren van alle andere dokters die Kevin de laatste tijd had bezocht. Het was ten eerste haar huis, in Berkeley, met de universiteit zo dichtbij dat die een bewijs leek van haar kwalificaties, net zoals de certificaten die netjes ingelijst aan de muur hingen.

      De rest zag eruit als het soort thuiskantoor dat Kevin had verwacht, net als op tv, met zachte meubels die hier zichtbaar heen waren gebracht na een verhuizing, een bureau waar rommel uit de rest van het huis op terecht was gekomen, en een paar kamerplanten die hun tijd af leken te wachten, klaar om de boel over te nemen.

      Kevin mocht Dr. Yalestrom wel. Ze was een korte, donkerharige vrouw van een jaar of vijftig, wiens kleren felle patronen hadden en in niets leken op ziekenhuiskleding. Kevin had het vermoeden dat dat een bewuste keuze was, als ze veel werkte met mensen die al het ergst mogelijke nieuws van dokters hadden ontvangen.

      “Kom zitten, Kevin,” zei ze met een glimlach. Ze gebaarde naar een brede rode bank die versleten was door alle mensen die er door de jaren heen op hadden gezeten. “Ms. McKenzie, waarom geeft u ons niet even? Ik wil dat Kevin het gevoel heeft dat hij alles kan zeggen dat hij moet zeggen. Mijn assistent zal koffie voor u halen.”

      Zijn moeder knikte. “Ik ben vlakbij.”

      Kevin ging op de bank zitten, die net zo comfortabel bleek te zijn als hij eruitzag. Hij keek de kamer rond, naar foto’s van vistochtjes en vakanties. Het duurde even tot er iets belangrijks tot hem doordrong.

      “U staat niet op de foto’s die hier hangen,” zei hij.

      Dr. Yalestrom glimlachte. “De meeste van mijn cliënten merken dat niet op. De realiteit is, dit zijn veel plekken waar ik altijd al heen heb willen gaan, of plekken waarvan ik gehoord heb dat ze interessant zijn. Ik hang ze op omdat jonge mannen zoals jij vaak voor zich uit zitten te staren en alles doen behalve met me praten. En ik denk dat je dan tenminste iets moet hebben om naar te kijken.”

      Het leek een beetje valsspelen, vond Kevin.

      “Als u veel werkt met mensen die stervende zijn,” zei hij, “waarom heeft u dan foto’s van plekken waar u altijd al heen wilde gaan? Waarom zou u het uitstellen, als u heeft gezien…”

      “Als ik heb gezien hoe snel het voorbij kan zijn?” vroeg Dr. Yalestrom voorzichtig.

      Kevin knikte.

      “Misschien СКАЧАТЬ