De Wereld vóór de schepping van den mensch. Flammarion Camille
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De Wereld vóór de schepping van den mensch - Flammarion Camille страница 19

Название: De Wereld vóór de schepping van den mensch

Автор: Flammarion Camille

Издательство: Public Domain

Жанр: Биология

Серия:

isbn:

isbn:

СКАЧАТЬ zijn zij aan de uiteinden gelegen. Zij hebben alle een hart of een orgaan voor den bloedsomloop, dat de plaats daarvan inneemt. Zij zijn van geslachtsorganen voorzien en planten zich door eieren voort, maar de geslachten zijn niet altijd gescheiden in twee individuen: bij de koppootigen zijn de geslachten gescheiden, de buikpootigen zijn bijna alle tweeslachtig. De slakken zijn tweeslachtig, dat wil zeggen: ieder individu bezit beide organen, maar de innige vereeniging van twee wezens is voor de voortplanting noodig, daar ieder tegelijkertijd als mannetje en wijfje optreedt.

      Op de grens der gewervelde en ongewervelde dieren ontmoet men den Amphyoxus, lancetvischje, „den eerwaardigen amphyoxus”, zooals Haeckel hem begroet, die nog meer van de visschen verschilt, dan de visschen van den mensen. Het is een gewerveld dier zonder kop. De amphyoxus leeft op de zandige oevers der zee, gedeeltelijk in het zand begraven, men vindt hem aan de Noordzee, aan de kusten van Engeland, die der Middellandsche zee, in Brazilië, Peru, Borneo, China, bijna overal. Het geraamte bestaat uit eene kraakbeenige ruggestreng; een cilindervormige buis vormt de as van het lichaam, daarin ligt het centrale zenuwstelsel. Een kleine vlek aan het uiteinde van de ruggestreng is het begin van een oog, ook het reukorgaan komt in primitieven toestand voor, het gehoor bestaat nog niet; hersens zijn nog niet te ontdekken. De anatomische eigenschappen wijzen er op, dat hij de waarschijnlijke stamvader is van de gewervelde dieren, de laatste afstammeling van het oude ras der koplooze gewervelde dieren, de verbindingsschakel tusschen de gewervelde en de ongewervelde dieren. Onmiddellijk achter dezen stamvader kunnen de Cyclostomen (rondbekken) gerangschikt worden, waartoe de prik of lamprei behoort. Hun lichaam is wormvormig, zonder ledematen; hun bek bevat geene tanden, hunne huid is naakt en zonder schubben. Zij missen een beenig skelet, maar hebben reeds een begin van kieuwen en van hersenen.

      Naarmate wij in ons onderzoek vooruitgaan, zullen wij het leven meer beperkt zien tot bepaalde organen, en de bestanddeelen, waaruit de dieren bestaan, hunne oorspronkelijke eigenschappen zien verliezen, om zich over te geven aan de leiding van het met hersenen voorziene wezen. De gewervelde dieren, zooals de zoogdieren, vogels, kruipende dieren, visschen, bestaan in hoofdzaak uit een gebouw van wervels, dat het ruggemerg beschermt, en eindigt in eenen schedel, die zelf uit gewijzigde wervels bestaat, en de hersenen bevat, die niets anders zijn dan de oorsprong van het ruggemerg. Geboren uit de ongewervelde dieren, en ongetwijfeld voortgekomen uit de laagste dezer dieren, de ringwormen, wier anatomische bouw de meeste overeenkomst heeft met de lagere gewervelde dieren, vertoonen zij zich aan ons als de meest volmaakte ontwikkeling van het leven op onze planeet. Het is hieruit, dat men zich niet alleen den vorm der wezens kan verklaren, maar ook de schikking van ieder orgaan in het lichaam. Het hoofd, de zoo fijne organen van het gezicht en het gehoor, het hart, de longen, de nieren hebben zich langzaam gevormd. De vorm van ieder wezen, zoowel in- als uitwendig, is de vrucht van zijne levenswijze en die zijner voorouders. Wij zagen, dat gedurende eene reeks van eeuwen de organismen zich hebben voortgeplant door knopvorming en verdeeling. Daarna hebben wij bij wezens, die zich nog steeds op die wijze voortplantten, organen zien ontstaan, die het aanzijn schonken aan kleine eieren of aan klieren. Van toen af begon de geslachtsvoortplanting, bij dezelfde wezens met de vorige wijze van voortplanting afwisselende, en die optrad bij dieren, die beide geslachtsorganen bezaten en tweeslachtig waren. Daarna treedt de voortplanting op door de verbinding van twee verschillende wezens, die, om het voortbestaan der soort te verzekeren, tot elkander moeten naderen en zich tijdelijk tot één lichaam moeten vereenigen, en juist door deze wijze van voortplanting splitsen zich de wezens tot verschillende soorten. De ligging der voortplantingsorganen in de nabijheid van de organen, die dienen tot de afscheiding van stoffen, die geen nut meer hebben voor het organisme, is niet zeer gelukkig, zij is het gevolg van den bouw der aardwormen, bij welke de oorspronkelijke organen voor de voortplanting verbonden zijn met de organen tot afscheiding. Bij de ringwormen vinden de eitjes, die zich in alle kanalen van het lichaam vormen, in die afscheidingskanalen eenen doorgang naar buiten. De langzame volmaking van het dierenrijk heeft dien oorsprong nog niet uitgewischt.

Fig. 55. Het baren van levende jongen heeft zich ontwikkeld uit de voortplanting door eieren. Eierleggende viervoetige dieren: Krokodil met eieren.

      Fig. 55. Het baren van levende jongen heeft zich ontwikkeld uit de voortplanting door eieren. Eierleggende viervoetige dieren: Krokodil met eieren.

      De voortplanting door eieren heeft voortgeduurd tot den dag, waarop levende jongen werden voortgebracht. Ieder levend wezen kwam van toen af voort uit een bevrucht ei, en heeft eenen vader en eene moeder. Deze behoeven elkander echter daarom niet te kennen. De visschen leggen hare eieren in het water; op den eenen of anderen tijd worden die eieren bevrucht, zonder dat de visch, die zich daartoe leent, ooit de moeder dier eieren gekend heeft. Hierop maken de roggen en andere eene uitzondering; deze liggen tusschen de levend barenden en de eieren leggende dieren in, daar het ei uitgebroed wordt in den moederschoot. In andere gevallen, zooals bij de kikvorschen, de watersalamanders en andere dieren, naderen de ouders tot elkander zonder elkander aan te raken, en toch worden de eieren bevrucht vóórdat zij gelegd zijn, of op het oogenblik van het leggen. De innige vereeniging van twee wezens, het huwelijk, hetzij tijdelijk, hetzij duurzaam, is de vrucht van den vooruitgang. Die teedere band, reeds opmerkelijk bij een groot aantal vogels, is begonnen bij de eierleggende dieren, waaronder men een groot aantal viervoetige dieren vindt. De schildpadden, de krokodillen, de kikvorschen, de slangen, de vogels leggen eieren. Men kan de ontwikkeling der voortplanting door eieren volgen van de laagste insecten tot aan de zoogdieren. Deze brengen wel levende jongen voort, maar iedereen weet, dat ook daar in den moederschoot ieder levend wezen als ei begonnen is. Het baren van levende jongen is de tot volkomenheid gebrachte voortplanting door eieren; de eerste wijze van voortplanting is zelfs nog weifelend bij de eerste zoogdieren, de buideldieren, die hare jongen dragen in eenen uitwendigen zak, en vooral bij de vogelbekdieren (ornithorhynchus paradoxus). Van welk oogpunt wij dus ook de zaak beschouwen, wij zien in het leven op aarde steeds de ontwikkeling uit éénen zelfden stamboom.

      De eierleggende viervoetige dieren vormen den overgang tusschen de voortplanting door eieren en door het baren van levende jongen; men weet zelfs nu nog niet, of de ornithorhynchus altijd eieren legt of somtijds ook levende jongen voortbrengt. De buideldieren, zooals de kangoeroe’s en andere, schijnen met de vogelbekdieren de oudste zoogdieren der wereld te zijn.

Fig. 56. Buideldieren, eerste zoogdieren, De jonggeborenen worden in een zak bewaard.

      Fig. 56. Buideldieren, eerste zoogdieren, De jonggeborenen worden in een zak bewaard.

      Die wezens, die in de ontwikkeling van het leven zijn blijven stilstaan, brengen jongen voort, die zich eerst ontwikkelen na hunne geboorte. De moeder grijpt met de lippen hare jongen, die op zich zelf nog niet levensvatbaar zijn, en legt ze in den zak, dien zij vóór haren buik draagt. Daar hechten zij zich vast, ieder aan eenen tepel, en blijven daaraan vast, totdat hunne ledematen en organen voldoende ontwikkeld zijn. Die buidelzak is als het ware eene tweede baarmoeder, waarin de ontwikkeling der vrucht ten einde gebracht wordt. Indien de jongen alleen kunnen loopen, vergeten zij toch dat nest niet en vluchten zij daarin bij het eerste alarm; zij brengen daarin een groot gedeelte van hunne kindsheid door. Men ziet, hoe wij geleidelijk de ontwikkeling van alle organen bijwonen. Men kan stap voor stap de vorming van den boezem volgen, te beginnen met de vogelbekdieren tot aan de schitterende Venus van Milo; de volmaking van den kop, van den eenvoudigen worm tot dien van Apollo of Antinoüs, en zoo verder van het geheele lichaam en van ieder orgaan, hand, oog, oor enz. Stap voor stap begint elk orgaan, ontwikkelt het zich en wordt het volmaakter.

      De levenskracht, eerst in het geheele organisme verspreid, beperkt zich langzamerhand in enkele organen. Wij zagen reeds, dat men eenen ringworm in zooveel deelen kan snijden als men wil, zonder dat het dier zijn leven verliest. Men kan toch het dier beschouwen als eene verzameling van kleine deelen, die ieder hunne eigene levensvatbaarheid bezitten: de rugstukken eener naïdine vormen eenvoudig dertig dieren; elk deel verkrijgt eenen kop, eenen staart en nieuwe ringen. Zoo ook zagen wij, dat enkele lange ringwormen zich in hunnen eigen staart bijten zonder dat zij het zelf bemerken; dat men eene hydra in stukken kan snijden, kan omkeeren, twee hydra’s op elkander kan enten, enz. De aardworm heeft niet meer die verbazende СКАЧАТЬ