– ’t Is valsch, roepen ze,
dat ’t minnen ooit kon geven!
– Gemind! zoo zeggen zij:
daar liefde is, daar is leven!
De waarheid, is zij nu bij hem die ’s herten kwalen
verdrinkt en, bij ’t genot des vollen bekers,
de liefde gekheid scheldt;
ofwel bij hem die trouw bemint en bidt, te halen?
Op beider voorhoofd hebt gij de antwoord, Heere,
in leesbaar schrift gesteld!
MOEDERKEN
’t En is van u
hiernederwaard,
geschilderd of
geschreven,
mij, moederken,
geen beeltenis,
geen beeld van u
gebleven.
Geen teekening,
geen lichtdrukmaal,
geen beitelwerk
van steene,
’t en zij dat beeld
in mij, dat gij
gelaten hebt,
alleene.
o Moge ik, u
onweerdig, nooit
die beeltenis
bederven,
maar eerzaam laat
ze leven in
mij, eerzaam in
mij sterven.
SINT JANS VIER
Men maakt hedendaags nog Sint-Jans vier te Kortrijk, te midzomer, op Sint Jan-Baptistendag; men danst en zingt erbij oude volksliederen.
Nu zit de zonne
hooge in den hemelstoel
nu zit de zonne
hooge overal.
Haalt hout en helpt ons,
hoopt het te gare alhier;
haalt hout en helpt ons
mede, altemaal!
Vliegende vlamme,
vlerke van ’t zonnewiel,
vliegende vlamme,
vlucht in den hoop!
Ziet, hoe de vlamme bijt;
ziet, hoe heur tonge laait;
ziet, hoe de vlamme bijt,
binnen in ’t hout!
Haalt hout en helpt ons,
hoopt het te gare alhier;
haalt hout en helpt ons
mede, altemaal!
Danst nu den zomerdans,
danst deur de vlammen heen:
danst nu den zomerdans,
gij, gasten, te gaâr!
Haalt hout en helpt ons
hoopt het te gare alhier;
haalt hout en helpt ons
mede, altemaal!
Laat ons een liêken,
dansend den zomerdans,
laat ons een liêken
zingen daartoe!
Zoo zal, eer ’t avond wordt,
leutig ons zomervier
sperken en sparken, om-
hooge ten hemel slaan,
en leve Sint Jan
hoe langer
hoe liever,
hoe langer
hoe liever,
ja, leve Sint Jan!
Haalt hout en helpt ons,
hoopt het te gare alhier;
haalt hout en helpt ons
mede, altemaal!
Ziet hoe de sterren,
diepe in den hemel daar,
lonken en linken
naar ons gedans!
Stokken en sterren,
heerdvier en hemelvier,
herten die jong zijt,
al ondereen;
eer wij gaan slapen,
nog eens geroepen nu:
Leve Sint Jan!
Haalt hout en helpt ons,
hoopt het te gare alhier;
haalt hout en helpt ons
mede, altemaal!
BAST VAN MURWE WIJNGAARDBEZEN
Bast van murwe wijngaardbezen
kan alleen de weêrga wezen
van de zachte en zuivere hand
die mijn hert, heeft overmand.
Straffe mocht en boete hij vergen,
neen hij wou mijn boosheid bergen,
mijn verwaandheid, ongeboet,
in zijn dierbaar blusschend bloed.
Hebbe dan mijn herte en houdt’ Hij ’t,
duizendmaal vermenigvoud Hij ’t
in Zijn liefde en laat’ Hij ’t mijn…
neen, voor eeuwig ’t Zijne zijn!
PERELS
Nog eer de blâren schieten,
in ’t hofbeluik,
hoe geren zie ’k uw’ sprieten,
o perenstruik;
hoe geren zie ’k uw takken,
vol blommen staan,
vol perels, al in pakken
eer ze opengaan!
En mochte ik maar, zoo even,
door Gods beschik,
u, peretakken geven
nen toovertik;
’t en zou geen pere krommen
uw hout, voortaan:
veel liever zie ’k de blommen,
eer ze opengaan.
’k Zie geren, in de hoven,
uw’ peren groot,
de zonne zitten stoven,
al rijp en rood;
maar ’k zie wel nog zoo geren
uw blommen staan,
de perels van de peren,
eer ze opengaan.