De vrouw in de hedendaagsche maatschappij. Herman Bavinck
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De vrouw in de hedendaagsche maatschappij - Herman Bavinck страница 10

СКАЧАТЬ nijverheid, toen ze bezitters werden van landerijen, kudden en slaven, van wapenen en voorraden, toen verdrongen ze allengs ook de vrouwen uit haar voormalige eervolle positie en namen zelven de eerste plaats in het gezin en de familie in. Het moederrecht maakte toen voor het vaderrecht plaats, het oorspronkelijk communisme voor het privaat bezit, de heerschappij van de vrouw voor die van den man, de polygamie voor de monogamie.

      Van deze verkregen macht heeft de man vervolgens in den loop der eeuwen een steeds schandelijker misbruik gemaakt; de vrouw is het eerste menschelijk wezen, dat in knechtschap kwam; zij werd uit het openbare leven teruggedrongen in haar huis, mocht niet met mannen omgaan en buitenshuis niet anders dan gesluierd verschijnen; door eene ongemakkelijke kleeding werd zij bovendien voor elke vrije beweging, en voor allerlei nuttigen arbeid ongeschikt gemaakt. De mannen behielden zich allerlei vrijheden voor, van veelwijverij, hoererij enz., maar de vrouw werd allengs door gewoonte en ook door de wet van al hare rechten beroofd; de vrouw werd in vollen zin rechtloos, het eigendom van den man, die met haar handelen kon naar welgevallen. De man werd de heer, de eigenaar, het hoofd, de bourgeois, en de vrouw werd de slavin, vertegenwoordigster van het proletariaat.

      Daarin komt thans echter opnieuw eene verandering; de vrouw wordt allengs, evenals de arbeider, zichzelve bewust; zij gaat beseffen, dat zij de gelijke is van den man en dezelfde rechten heeft als hij, en daarom bindt ze met kracht en moed den strijd voor hare vrijmaking aan, liefst met, desnoods tegen den man. In den eersten tijd voelde de sociaaldemocratie niet zoo bijzonder veel sympathie voor de proletarische vrouwenbeweging; want naarmate de vrouwen het huis verlieten en daarbuiten allerlei arbeid gingen verrichten, scheen het gevaar te dreigen, dat zij de loonen verlaagden en de mannen verdrongen. Toen de geschiedenis echter bewees, dat dat gevaar niet zoo groot was als eerst werd gevreesd, nam de sociaaldemocratie eene vriendelijker houding tegenover de vrouwenbeweging aan, en trachtte zij ze aan haar eigen belangen dienstbaar te maken. Beide vereenigden zich in het streven naar hetzelfde ideaal: omverwerping van de tegenwoordige, en stichting van eene nieuwe maatschappij.

      Tot de wantoestanden in de hedendaagsche maatschappij, die bestreden en afgeschaft dienen te worden, behooren ook het huwelijk – de eenige werkelijke lijfeigenschap, die de wet nog kent, – de monogamie, de opvoeding der kinderen in het huisgezin enz. En in de nieuwe maatschappij, die op komst is, zullen mannen en vrouwen in rechten volkomen gelijk zijn; zonder onderscheid des geslachts, zal er voor allen worden ingevoerd een gelijke arbeidsplicht en na den arbeid eene gelijke, vrije ontspanning. De vrouw zal in dien toekomststaat volkomen vrij en onafhankelijk zijn; het huwelijk, dat met het privaat bezit ten nauwste samenhangt, zal een privaat contract zijn, de echtscheiding elk oogenblik vrij staan, het huisgezin beperkt en de opvoeding der kinderen spoedig na de geboorte aan de maatschappij worden toebetrouwd.31

      Vele van deze in den eersten tijd uitgesproken gedachten zijn, evenals die over het historisch materialisme, de inrichting van den toekomststaat, de verdwijning der religie enz., in de kringen der sociaaldemocratie, allengs verzacht en teruggedrongen; en met name nam men tegenover de beweging voor het vrouwenkiesrecht eene steeds vriendelijker houding aan. Eerst stelde de partij nog slechts, van 1863 af, den eisch van gelijk, direct, geheim kiesrecht voor alle mannen boven 20 jaar; maar te Gotha 1875 en te Erfurt 1891 ging zij reeds verder, en eischte stemrecht voor alle mannen en vrouwen boven 20 jaar en gelijkstelling in rechten voor beiden op alle terreinen. In 1895 trad de sociaal-democratische partij in den Rijksdag voor deze eischen op; de strijd voor de rechten der vrouw werd een onderdeel van den strijd tegen de kapitalistische maatschappij, en Clara Zettin werd in 1896 opgenomen als lid in het bestuur der partij.

      Van deze proletarische of socialistische vrouwenbeweging is de burgerlijke in verschillende punten onderscheiden. Deze kwam tegelijk op met de liberale partij, dus omstreeks het jaar 1848, en stond aanvankelijk scherp tegenover de vrouwenbeweging, die uit de kringen der arbeiders opkwam en almeer door de sociaaldemocratie zich leiden liet. In Duitschland stond hare opkomst rechtstreeks in verband met de gebeurtenissen in het genoemde revolutiejaar; want wel werden de vrouwen, die zich aan het hoofd dezer beweging stelden, ook tot optreden bewogen door de treurige toestanden, waarin de arbeidsters in de fabrieken verkeerden; ze werden echter evenzeer en in nog sterker mate gedreven door de zucht naar vrijheid en zelfstandigheid; de emancipatie-idee huwde zich in dezen kring met den wensch der democratie. Zooals deze op staatkundig gebied naar meer vrijheid streefde, zoo ontwaakte er ook onder de burgervrouwen van dien tijd een sterk verlangen naar intellectueele, moreele, sociale, economische en politieke verheffing der vrouw. Op de vraag, of vrouwen ook recht hadden op deelneming in de behartiging van de belangen van den Staat, gaf Louise Otto (1819–1895) die van deze beweging de ziel was, reeds in 1844 ten antwoord: zij hebben er niet alleen het recht, maar ook den plicht toe. Doordrongen van het door haar zelf aldus genoemde groote recht der individualiteit, om alles te worden, wat ze worden kan, was zij het, die in den eersten tijd aan de vrouwenbeweging in Duitschland den weg aanwees en het doel voorschreef. Dat doel was óók wel practisch; voor de vrouw moest de arena van denkarbeid geopend worden, opdat zij in haar eigen onderhoud zou kunnen voorzien. Maar op den voorgrond stond toch het ideëele doel, om de vrouw door verstandelijke, zedelijke, nationale opvoeding op te heffen, haar gezichtskring te verruimen, deel te doen nemen aan de hedendaagsche cultuur; en door haar mede-arbeid de zedelijke waarden der menschheid te verhoogen. Vrijheid van ontwikkeling en vrijheid van arbeid zijn voor de vrouw noodig voor haar eigen volmaking, en tevens eischen der gerechtigheid.32

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

      Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

      1

      Het einddoel van het feminisme is dus in het socialisme begrepen, zegt Henriette Roland Holst, De vrouw, de arbeidswetgeving en de sociaaldemokratie, Rotterdam, Wakker, bl. 27.

      2

      Zie: Een Katholieke vrouw over het vrouwenkiesrecht, uitgeg. door de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Pater Vrijmoed in De Beiaard Mei 1916. Prof. Struycken over Vrouwe

1

Het einddoel van het feminisme is dus in het socialisme begrepen, zegt Henriette Roland Holst, De vrouw, de arbeidswetgeving en de sociaaldemokratie, Rotterdam, Wakker, bl. 27.

2

Zie: Een Katholieke vrouw over het vrouwenkiesrecht, uitgeg. door de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Pater Vrijmoed in De Beiaard Mei 1916. Prof. Struycken over Vrouwenkiesrecht in: Grondwetsherziening, theorie en praktijk. Arnhem 1913 bl. 156–166. Prof. Aengenent in De Katholiek, Maart 1916 bl. 153–178 verklaarde er zich tegen, maar niet op gronden aan geloofsleer en natuurrecht ontleend.

3

Handelingen der Tweede Kamer 13 Oct. 1903.

4

Verslag der Grondwetscommissie, ingesteld bij K. B. van 24 Maart 1910 no. 16 bladz. 2–4.

5

Handel. der Eerste Kamer 17 Febr. 1913 bladz. 322.

СКАЧАТЬ


<p>31</p>

Bebel, Die Frau und der Sozialismus16, Stuttgart 1892. Fr. Engels, Der Ursprung der Familie, des Privateigenthuns und des Staats.3. Stuttgart Dietz z. j. Dr. J. Rutgers, Nieuw of Oud? in: Studiemateriaal voor Vrouwenkiesrecht bl. 227–229. Ook Stuart Mill, De vrijmaking der vrouw bl. 8, zegt, dat de ongelijkheid der rechten van mannen en vrouwen geene andere oorzaak heeft dan het recht van den sterkste.

<p>32</p>

Louise Otto schreef o. a. Das Recht der Frauen auf Erwerb. Leipzig 1863. Andere voorstanders der beweging waren Luise Büchner, Die Frauen und ihr Beruf. Darmstadt 1855, Fanny Lewald, Meine Lebensgeschichte 1861, Osterbriefe für die Frauen 1863, Für und wider die Frauen 1870, Auguste Schmidt, die vooral als redenares eene rol speelde. In 1886 kreeg de vereeniging een orgaan in: Neue Bahnen.