Karolingsche Verhalen. Alberdingk Thijm Josephus Albertus
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Karolingsche Verhalen - Alberdingk Thijm Josephus Albertus страница 14

СКАЧАТЬ er drie.

      Als dit Haymijn zag, zeide hij tot zijne zone: "Ter goeder tijd werd gij geboren; ik wenschte dat ik mijn goed verkocht hadde in bezanten, en hier gebracht, en dat gij ze offeren kost!" Toen zag Lodewijk op den autaar; daar kwam geen balsem noch kaerse voor hem; toen bad Carel met vuriger herte, dat zijn zone hebben zoude wat een Koning toebehoort. En ziet, de schijne van twee Duiven bracht daar balsem, kaers en vuur.

      Toen deed men hem groote eer en hulde, en men consacreerde op zijn lichaam; en als de Misse zoo verre was, dat men 'Pater noster' zong, bracht men een kostelijke kroone; daar stonden drie robijnen aan, groot en schoon van stuk, en ontallijke andere steenen.

      Nu werd ze hem op 't hoofd gezet: en toen hij de kroone op 'et hoofd had, was hij in zich-zelven opgeblazen van hovaerdije. Hij raakte beurtelings al de Edelen aan, die daar waren, ten teeken hunner onderdanigheid. In den oogenblik, dat men hem de kroone spande, verhief zich daar speelgeluid van trompetten en bazuinen, velerlei instrumenten, zoo dat er nooit heerlijker Feeste eens Konings gezien was. Een bloot zwaerd zonder scheede werd hem op zijde gegord, tot een teeken, dat hij t' recht t' allen tijde beschermen zoude en rechtvaerdig vonnis zoû spreken.

      Als Lodewijk gekroond was, voerde men hem ten paleize: aan zijne éene zijde ging de Paus, en aan de andere zijde de Patriarch van Jerusalem, en daarna kwam Koning Carel met de twaalf Genoten van Vrankrijk, daarna groote menigte van Bisschoppen; achter deze volgde de Grave Haymijn met zijne Ridders. Een heerlijke staatsie! en iegelijk ging manierlijk en hoofsch in den sleep, tot dat men ten paleize kwam.

      Haymijns Kinderen, Reinout en zijn broeders, waren vooruit ten Hove gegaan, om hunne ambten te aanvaerden. Als Lodewijk en de Heeren ten Hove gekomen waren, ging men ter tafel zitten, naar rang en geboorte. Haymijn zat meê aan Konings Carels tafel. Zijne Kinderen waren trouw in de bediening van hun ambt: Ritsaert diende den Koning; Writsaert twee Bisschoppen; Adelaert was werkzaam in de zale; Reinout kweet zich met zoo veel ijver, dat men van zijnen dienste wist te zeggen: "dat alle ding daar overvloedig was, van spijze en drank." Na de maaltijd ging men dansen en spelen, en daar was groote vreugde: want daar waren ten Hove vele edele Jonkvrouwen, die zeer schoon en aanminnig waren. Men schonk er den wijn overvloedig in gouden en zilveren vaten. Daar waren speellieden en menigerhande spel; elk toonde zijn konste zoo hij best mochte; in goeder geneuchte was ieder der feestgenoten; zoodat niemant de tijd verdroot.

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

      Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

      1

      Verschenen bij den uitgever C.L. v. Langenstein, Amsterdam, in 1861.

      2

      De plaats hier omschreven (… van den Donau ten Oosten af, … Gallicië en het land van Spanje…) houdt Dr. Jonckbloet voor ingeschoven.

      3

La bâte de devant qui forme hourd avec garde-cuisses verticaux. Viollet-le-Duc, Dict. du Mob., II, 372.

      4

      Beieren.

      5

      Valois.

      6

      Het 9e uur na zonsopgang.

      7

      vroom– moedig.

      8

      Lauiven– Loan, in Picar

1

Verschenen bij den uitgever C.L. v. Langenstein, Amsterdam, in 1861.

2

De plaats hier omschreven (… van den Donau ten Oosten af, … Gallicië en het land van Spanje…) houdt Dr. Jonckbloet voor ingeschoven.

3

La bâte de devant qui forme hourd avec garde-cuisses verticaux. Viollet-le-Duc, Dict. du Mob., II, 372.

4

Beieren.

5

Valois.

6

Het 9e uur na zonsopgang.

7

vroom– moedig.

8

Lauiven– Loan, in Picardië.

9

vrienden– zoowel bevriende vreemden als bloedverwanten.

10

vromelijk– dapper.

11

Nigromantie– zwarte kunst, tooverij. (Verbasterd uit Νεκρωμαντεια

12

Genoten– het kollegie der XII Pairs, die met Karei te recht zaten; zijn staf in den oorlog.

13

Roeland:'s Konings neef, zijn beroemdste Paladijn.

14

Heidenen: Sarrazijnen, Saxers en Lombardiërs.

15

Bisschop Tulpijn: mede een van Carels Pairs of Genoten, die den Rijksraad uitmaakten.

16

Willem: Willem van Oranje, in de Legende de H. Willem van Gellone.

17

Willem van Orangiën: deze Paladijn, uit het Huis van Narbonne, en Bisschop Tulpijn, die over den Doop van Ritsaert stonden, dienden dus toch den Koning. Verg. boven: "Vrouwe Aye was dragende, maar hield het geheim, dat het niemand konde weten, behalve eene Jonkvrouwe…

18

blioud: cierlijk opperkleed, met of zonder mouwen. Zie Viollet le Duc, op het woord Bliaut (Dict. du mob., III, I, 38 – 60).

19

heusch-, hoofsch-, hoveschheid is het tegenovergestelde van dorperheid, en beteekent al wat edel en goed is in den aard, of in de form.

20

Espetijn (erspentijn, serpent?): draak.

21

Montagu en Valencijn (Valenciennes). In sommige bronnen: heet dit laatste Valkensteyn.

22

Schutbladen: zie de noot 2 bij Carel en Elegast.

23

Drossaart:(hier) huismeyer, spijsverzorger, scbotelschikker.

СКАЧАТЬ