Slaaf, Krijger, Koningin . Морган Райс
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Slaaf, Krijger, Koningin - Морган Райс страница 3

СКАЧАТЬ weer gerommel, en hoewel ze nooit eerder naar het festival was geweest, kon ze het zich tot in detail voorstellen: de hele stad, alle drie miljoen inwoners van Delos, die zich op deze zomerzonnewende in het Stadion verdrongen. Het zou anders zijn dan alles dat ze ooit had gezien, en als zij en haar broers zich niet haastten, zou er geen zitplaats meer over zijn.

      Ceres ging nog harder rennen. Ze veegde een zweetdruppel van haar voorhoofd en veegde haar hand af aan haar gerafelde, ivoorkleurige tuniek, een afdankertje van haar moeder. Ze had nog nooit nieuwe kleren gekregen. Volgens haar moeder, die stapelgek was op haar broers maar een speciale haat en nijd voor haar leek te koesteren, verdiende ze het niet.

      “Wacht!” riep Sartes. Er klonk een beetje ergernis in zijn schorre stem.

      Ceres glimlachte.

      “Moet ik je soms dragen?” riep ze terug.

      Ze wist dat hij het haatte als ze hem plaagde, maar haar rotopmerking zou hem motiveren om bij te blijven. Ceres vond het niet erg dat hij met hen meeging; ze vond het aandoenlijk hoe hij, met zijn dertien jaar, alles wilde doen om als hun gelijke beschouwd te worden. En hoewel ze het nooit zou toegeven, had een deel van hem het nodig dat hij haar nodig had.

      Sartes gromde luid.

      “Moeder maakt je af als ze erachter komt dat je weer niet naar haar luistert!” riep hij terug.

      Hij had gelijk. Dat zou ze inderdaad doen—Ceres zou zeker met de zweep krijgen.

      De eerste keer dat haar moeder haar had geslagen, op vijfjarige leeftijd, was het moment geweest dat Ceres haar onschuld had verloren. Daarvoor was de wereld leuk, lief en goed geweest. Daarna was er niets meer veilig geweest, en het enige waar ze zich aan vast kon klampen was haar hoop op een toekomst waar ze bij haar weg kon komen. Ze was ouder nu, en toch was die droom langzaam in haar hart aan het eroderen.

      Gelukkig wist Ceres dat haar broers haar nooit zouden verraden. Ze waren net zo trouw aan haar als zij aan hen.

      “Dan is het maar goed dat Moeder er nooit over te weten zal komen!” riep ze terug.

      “Vader zal erachter komen!” beet Sartes.

      Ze grinnikte. Vader wist het al. Ze hadden een deal gesloten: als ze tot laat zou opblijven om de zwaarden te slijpen die bij het paleis afgeleverd moesten worden, dan mocht ze naar de Killings. En dat had ze gedaan.

      Ceres bereikte de muur aan het eind van de steeg, duwde haar vingers in twee spleten en begon te klimmen. Haar handen en voeten bewogen snel, en ze klom een goede zes meter omhoog, tot ze boven was.

      Hijgend ging ze staan, en de zon begroette haar met haar felle stralen. Ze hield een hand boven haar ogen.

      Ze snakte naar adem. Normaal gesproken was de Oude Stad bevlekt met enkele burgers, hier en daar een zwerfkat of een hond—maar vandaag bruiste ze van het leven. Het wemelde van de mensen. Ceres kon de straatstenen niet eens zien onder de zee van mensen die zich op het Fonteinplein verdrongen.

      In de verte glinsterde de oceaan in een levendig blauw, terwijl het witte Stadion als een berg tussen de kronkelende wegen en de op elkaar gedrukte huizen van twee en drie verdiepingen omhoog rees. Aan de buitenste rand van het plein stonden kooplui met hun stalletjes, waar ze voedsel, sieraden of kleren verkochten.

      Er streek een windvlaag langs haar gezicht, en de geur van vers gebakken eten drong haar neusgaten binnen. Wat ze wel niet zou geven voor wat voedsel om dat knagende gevoel in haar maag te bevredigen. Ze voelde een steek van honger en sloeg haar armen om haar buik heen. Het ontbijt die ochtend was niet meer geweest dan een paar lepels kleffe pap, die haar op de één of andere manier nog hongeriger hadden gemaakt. Gezien het feit dat vandaag haar achttiende verjaardag was, had ze gehoopt op tenminste een beetje extra eten in haar kom—of een knuffel, of iets.

      Maar niemand had er een woord over gezegd. Ze betwijfelde dat ze het zich zelfs maar hadden herinnerd.

      Ze ving een glimp van licht op, en toen Ceres naar beneden keek zag ze een gouden koets door de menigte heen rijden, als een bel in de honing, langzaam en glimmend. Ze fronste. Door haar opwinding had ze er niet bij stil gestaan dat er ook leden van de koninklijke familie bij het evenement aanwezig zouden zijn. Ze verachtte hen, hun verwaandheid, het feit dat hun dieren beter gevoed werden dan de meeste mensen in Delos. Haar broers hoopten dat ze op een dag het klassensysteem zouden overwinnen. Maar Ceres deelde hun optimisme niet: als er enige vorm van gelijkheid in het Rijk zou komen, was er een revolutie nodig.

      “Zie je hem?” hijgde Nesos terwijl hij naast haar omhoog krabbelde.

      Ceres’ hart begon sneller te kloppen toen ze aan hem dacht. Rexus. Ook zij had zich afgevraagd of hij al hier was, en ze had tevergeefs naar zijn gezicht gezocht in de menigte.

      Ze schudde haar hoofd.

      “Daar.” Nesos wees.

      Ze volgde zijn vinger naar de fontein en kneep haar ogen samen.

      Ineens zag ze hem, en ze kon haar opwinding niet onderdrukken. Ze voelde altijd hetzelfde als ze hem zag. Daar was hij, zittend op de rand van de fontein, bezig met het spannen van zijn boog. Zelfs vanaf deze afstand kon ze zijn schouder- en borstspieren onder zijn tuniek zien bewegen. Hij was nauwelijks een paar jaar ouder dan zij, met blond haar dat opviel tussen de hoofden met zwart en bruin haar, en zijn gebruinde huid glinsterde in de zon.

      “Wacht!” riep een stem.

      Ceres wierp een blik naar beneden en zag Sartes, die worstelde om naar boven te komen.

      “Opschieten of we laten je achter!” spoorde Nesos hem aan.

      Natuurlijk, ze zouden het niet in hun hoofd halen om hun kleine broertje achter te laten, maar hij moest wel leren om bij te blijven. In Delos kon een moment van zwakte de dood betekenen.

      Nesos haalde een hand door zijn haar en kwam op adem terwijl hij zijn blik over de menigte liet glijden.

      “Dus op wie zet je je geld in?” vroeg hij.

      Ceres draaide zich naar hem om en lachte.

      “Welk geld?” vroeg ze.

      Hij glimlachte.

      “Als je iets had,” antwoordde hij.

      “Brennius,” antwoordde ze zonder te aarzelen.

      Verrast fronste hij zijn wenkbrauwen.

      “Echt?” vroeg hij. “Waarom?”

      “Ik weet het niet.” Ze haalde haar schouders op. “Gewoon een voorgevoel.”

      Maar ze wist wel waarom. Ze wist het heel goed, beter dan haar broers, beter dan alle andere jongens uit haar stad. Ceres had een geheim: ze had niemand verteld dat ze zo nu en dan, gekleed als jongen, bij het paleis trainde. Het was bij koninklijk besluit verboden voor meisjes—er stond de doodstraf op—om te leren vechten. Mannelijke burgers waren echter welkom om te komen trainen, in ruil voor gelijke hoeveelheden werk in de stallen van het paleis, werk dat ze met veel plezier deed.

      Ze had Brennius bekeken en was onder de indruk van de manier waarop hij vocht. Hij was niet de grootste van de krijgsheren, maar hij berekende zijn bewegingen met de grootste precisie.

      “Echt niet,” СКАЧАТЬ