De Wereld vóór de schepping van den mensch. Flammarion Camille
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De Wereld vóór de schepping van den mensch - Flammarion Camille страница 12

Название: De Wereld vóór de schepping van den mensch

Автор: Flammarion Camille

Издательство: Public Domain

Жанр: Биология

Серия:

isbn:

isbn:

СКАЧАТЬ die nog thans het zoute water bewonen, bestaan alleen uit eene klont protoplasma. Het zijn de eenvoudigste wezens, die wij kennen. Het leven is begonnen in eenen tijd, toen de aardbol geheel omringd was door het lauwe water van den oorspronkelijken oceaan. De eerste levende wezens, die zeer waarschijnlijk overeenkwamen met de tegenwoordige moneren, waren bewoners der zee. Daaruit zijn de land- en waterplanten voortgekomen, de wezens, die thans alleen slechts kunnen leven in het zoetwater van meren, rivieren en stroomen, en de geheele planten- en dierenwereld, die thans het vaste land versiert en leven schenkt. Nog thans bestaan alle wezens voornamelijk uit water.

      De studie der natuur geeft dus een antwoord op de zooeven gestelde vraag. Wij weten, dat de eerste organismen gevormd zijn in het lauwe water der oorspronkelijke zee en slechts geleiachtige, vormlooze lichamen geweest zijn zonder structuur, scheikundige lichamen, waarin de bijzondere eigenschappen der koolstof, en vooral de halfvloeibaarheid en de onbegrensde buigzaamheid der eiwitbestanddeelen, eene splitsing hebben doen ontstaan met de uitsluitend minerale lichamen en de verschijnselen van het leven hebben voortgebracht.

Fig. 27. De oorsprong van het leven. Protoplasma, uit de diepten der zee opgedolven.

      Fig. 27. De oorsprong van het leven. Protoplasma, uit de diepten der zee opgedolven.

      Hunne nog weifelende vormen zijn als het ware het beeld der weifelende schreden van het juist ontstane leven. Bij hen bestaat zelfs de cel nog niet met hare kern en haar vlies. De protoplasmastof, weifelend en vormloos, geeft ons nauwelijks een denkbeeld van werkelijke wezens.

      Toen men den eersten kabel in den Atlantischen oceaan legde, vond men vermengd met het grijze slib, op den bodem gelegen, eene vormlooze geleiachtige massa, die kalklichaampjes bevatte. Die gelei werd in alcohol bewaard. Huxley herkende daarin het vormlooze protoplasma, de laagst staande monere, den Bathybius Haeckelii.

      De merkwaardige onderzoekingen in 1868 en 1869 door Thompson en Carpenter gedaan op de schepen Lightning en Porcupine, die al de vroeger algemeen aangenomen denkbeelden omverwierpen omtrent de afwezigheid van het leven in de diepte der zee, deden op eene diepte van drie- tot vier duizend meters op den bodem der zee dat protoplasma kennen, dat uit eene groote hoeveelheid geleiachtige, organische stof bestond, en dat in zóó groote hoeveelheid voorkwam, dat het aan het slib eene zekere kleverigheid mededeelde. Indien men dit slib met verdunden wijngeest schudt, zetten zich zeer fijne vlokken af, die het voorkomen hebben van eene slijmerige eiwitstof. Indien men een weinig van dat slib in eenen druppel zeewater onder den mikroskoop brengt, dan ziet men gewoonlijk na eenigen tijd een onregelmatig net van eiwitachtige stof met scherp begrensde omtrekken, dat zich niet met het water vermengt; men kan zien, hoe die stof langzamerhand van gedaante verandert, en hoe de op zich zelf staande korreltjes en de vreemde lichamen onderling van plaats veranderen. Die stof is dus in staat zich eenigszins te bewegen, en het is niet twijfelachtig, of zij vertoont verschijnselen van eenen nog weinig ontwikkelden vorm van het leven (Fig. 27).

      Langen tijd bleef men twijfelen aan de juistheid der hier medegedeelde resultaten. Daar de scheikundigen hadden aangetoond, dat alcohol, in zeewater gestort, een slijmerig neerslag gaf, meende men, dat de zooeven genoemde stof eenzelfde neerslag was. Doch in 1875 werden dezelfde waarnemingen herhaald door den Duitschen natuuronderzoeker Bossels bij eene Noordpool-expeditie, op eene diepte van 92 vademen. De toen gevonden stof was werkelijk protoplasma, waarin toevallig enkele kalklichaampjes voorkwamen.

Fig. 28. De eerste wezens. Samenvoeging van moneren.

      Fig. 28. De eerste wezens. Samenvoeging van moneren.

      De moneren zijn niet anders dan protoplasma. Een klonter gelei is het eenige, wat onze krachtigste mikroskopen ons doen zien; maar die gelei leeft, men ziet haar ieder oogenblik van vorm veranderen, zich meester maken van andere infusiediertjes, ze oplossen en ze opnemen in haar eigen stof. In de omringende vloeistof gelijken zij op die dunne strepen, die in een glas water ontstaan boven een stukje suiker, dat oplost. De moneren zijn kleine bolletjes. Moeten zij zich verplaatsen, dan groeien er stralen aan, die als pooten dienst doen. Men kent reeds verschillende soorten. Zij hebben, zooals wij zeiden, trilharen, die als pooten dienst doen, doch kort en onregelmatig zijn, in alle richtingen uitspringen, zich inkorten en naar binnen treden, als het wezen ze niet meer noodig heeft. De beweging is als het ware eene soort van kruipen, hetwelk geschiedt door het uitrekken van een trilhaar, dat met zijn uiteinde een steunpunt zoekt, zich daarna inkort en zóó het geheele lichaam medetrekt, dat zich beweegt als een oliedroppel, dat op een stukje glas voortgeblazen wordt. Als een zonnestraal het vat treft, dat één dier wezens bevat, dan beweegt het zich steeds naar het licht toe. De veerkracht van het levende protoplasma, zijne uitzetting en samentrekking onder den invloed der warmte, zijn voldoende om rekenschap te geven van de wijze van beweging.

      Wij noemen ten slotte onder de moneren het myxodictyum sociale (fig. 28). Daar bestaat het protoplasma uit afzonderlijke wezens, kleine min of meer bolvormige klonters, die van alle zijden omgeven zijn van vertakte en straalvormige trilharen en zich door deeling voortplanten, maar toch in koloniën vereenigd blijven door hunne vezels.

      Dit zijn de oorspronkelijke wezens. Het organische komt uit het anorganische voort. De levenskracht is uit de physisch-chemische kracht ontstaan.

      De electriciteit is waarschijnlijk niet vreemd geweest aan dien vooruitgang der stof; in den toestand, door de warmte, de drukking van het water, en andere factoren voorbereid, heeft zij nog ingewerkt door aan de moleculen inwendige bewegingen mede te deelen. Nog thans speelt zij eene belangrijke, nog niet genoeg doorgronde rol in de hoogere levensverschijnselen.

      De bevruchting der planeet is echter geen gewoon scheikundig proces, evenmin als eene scheikundige verbinding een gewoon mechanisch proces is, het is iets meer. Het leven is een nieuwe vorm van beweging; het is eene nieuwe schepping, voortgebracht door de scheikundige verhoudingen, die het bepaald hebben. Door de voortdurende veranderingen in samenstelling, door de bewegingen, waarvan het de zetel is, door zijn vermogen om zich te voeden, zich in afzonderlijke wezens te verdeelen, en zich voort te planten, onderscheidt zich het protoplasma van alle scheikundige stoffen en vormt het eene klasse van lichamen op zich zelf. De afstand tusschen de levende stof en de scheikundige verbindingen is groot, maar toch weet men thans, dat het leven met al zijne kenmerken in eene soort stof aanwezig is, die even eenvoudig van bouw is als de scheikundige verbindingen.

      Voor den denker, die de geheimen der natuur tracht te ontwarren, is het niet vreemder, de koolstofverbindingen het aanzijn te zien schenken aan geleiachtige lichaampjes, dan de kristallen uit eene zoutoplossing te zien aangroeien naarmate het water verdampt, of den loodboom te zien aangroeien, die ontstaat, indien men eene zinkstaaf in eene oplossing van azijnzuur lood hangt, of den waterdamp heesters te zien teekenen op de glazen van een bevroren venster, of de sneeuwkristallen te zien vormen in de lucht, of den zwavel te zien kristalliseeren, of het bismuth, het goud en het koper. Het verschil tusschen de organische en de anorganische stoffen bestaat niet in hare samenstelling, want de levende wezens zijn alle samengesteld uit dezelfde elementen als de anorganische stoffen; het verschil bestaat alleen in de lenigheid der weefsels, in haar vermogen, om de omringende middenstof te kunnen opnemen en van binnen aan te groeien, terwijl de kristallen aangroeien door uitwendige aanzetting, en in haar vermogen, om zich te verlengen, te verkorten en te bewegen. Het kenmerkend onderscheid schuilt voornamelijk in het vermogen van voortplanting, maar zooals wij zeiden, oorspronkelijk openbaarde zich dat vermogen door eenvoudige verdeeling van het aangegroeide voorwerp. Men kan een organisch lichaampje, dat zóó weinig ontwikkeld is als een protoplasmakorrel, noch onder de dieren, noch onder de planten rangschikken, maar toch verschilt het in wezen van de overige scheikundige voortbrengselen en is het de kiem van het leven, dat zich later over de oppervlakte der aarde verspreid heeft.

      Voor de natuur bestaat er geene scheikunde of natuurkunde, of werktuigkunde, of sterrenkunde, of plant- en dierkunde, evenmin als er zuivere soorten van planten, СКАЧАТЬ