Het eerste ontwerp voor de bedijking der Zuiderzee, 1848. Faddegon Pieter
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Het eerste ontwerp voor de bedijking der Zuiderzee, 1848 - Faddegon Pieter страница 5

СКАЧАТЬ batig slot aan ons verliest. Zie op onze marine, te zwak in evenredigheid van de behoefte. Zie op ons gebrek aan middelen om eene strijdkracht te lande te onderhouden tot waarborg voor ons bestaan in de rij der volken. Staar de steden aan, die jaarlijks in bevolking van gegoeden afnemen, in bevolking van diegenen, die den middelstand en den arbeider door hunnen handel en bedrijven voedden; onze steden, waar weleer fabrijken bloeiden, die thans kwijnende, den werkman een loon toedeelen, waardoor levens gerekt worden, maar 't welk dan ook een leven is, waarbij de veerkracht verlamd, de geest verdoofd en alle edele gevoelens verstikt worden, terwijl de schaars voorziene armenkassen als het eigendom aller schamelen beschouwd wordt. Gave de Voorzienigheid, dat het anders ware! Die wensch tot verbetering van onzen toestand kan, onder Gods zegen, door ons vervulling erlangen, en de middelen daartoe meenen wij in ons ontworpen plan aan te wijzen! Het is waar, niet allen juichen toe, wat grootsch is, wat inspanning van krachten vereischt; niet allen bezielt de zucht om 't geen veel omvattend is, te helpen daarstellen. Men werpt nietige bezwaren op, die vertraging aanbrengen, die de uitvoering belemmeren en dikwerf schipbreuk doen lijden. Men vindt er, die juichen bij den ondergang van nieuwe ondernemingen, welke bij welslagen meerdere vruchten zouden dragen dan het in stand houden van inrigtingen, die op oude stellingen gegrond zijn, waarbij de toepassing der nieuwere wetenschap ontbreekt. Wij zien er ook maar al te veel, die, ofschoon niet tegenstrevende, moedeloos en werkeloos blijven, en daardoor meerder nadeel berokkenen, dan zij zich voorstellen te doen. Er zullen er zijn, die van projectenmakerij gewagen, doch deze allen zullen de noodzakelijkheid der uitvoering onzer ontwerpen niet ontzenuwen. Heeft een LEEGHWATER zijn geliefkoosd ontwerp, de droogmaking van het Haarlemmer-meer zien bespotten, de naneef zet hem thans de kroon op het hoofd!

      In eenen tijd, dat de Koning en de Natie tot vooruitgang zijn gestemd; in eenen tijd, waarin men op geheele opheffing van alle belemmeringen van den handel, den grootsten steunpilaar van ons bestaan, aandringt, en tot deszelfs algeheele vrijheid moet blijven aandringen; in eenen tijd, waarin de verderfelijke handel in fondsen den val van duizenden berokkende, van agiotage nog zedeloozer dan het lottospel; in eenen tijd, waarin men doorziet, dat de meergegoeden de lasten moeten dragen, en het volk moet ontlast worden, – in zulk eenen tijd kan ons ontwerp althans niet ontijdig geacht worden. Wij dragen het daarom ook aan den Koning en aan de Natie op, met het bewustzijn van liefde tot ons vaderland, voor het voor alle volkeren steeds open gestaan hebbende verblijf, hetwelk de zetel was van kunsten en wetenschappen, van handel en nijverheid, waar vrijheid van geweten en godsdienst troonde, alle zoo vele oorzaken om dit land tot een voorbeeld van anderen te doen verstrekken, deszelfs luister te verhoogen en het tot eene zon ter verlichting van de geheele wereld te doen zijn.

      De tijd, dien wij beleven, is vruchtdragende in ontwikkeling van denkbeelden, die men weleer als gedrogten van een verhit brein beschouwde. Europa verkeert in eenen staat van opgewondenheid en overspanning, waarin de grootste kalmte van geest vereischt wordt. Goed zal daaruit zekerlijk ontstaan; doch aan dien toestand is spanning verbonden, die handel en vertier aan banden legt, wantrouwen doet ontstaan en het verkeer belemmert, van daar ophooping van goederen, bij steeds dalende waarde in alle landen, wegens gebrek aan geld en werk voor de industrie, waartoe het onmisbaar is; het geld is uit den omloop verdwenen, en het nadeel, daardoor aan handel en bedrijvigheid toegebragt, is onberekenbaar, en werkt nadeelig op den finantiëelen toestand van alle natiën terug, terwijl den volken de middelen benomen worden, om 's lands kassen door verdiensten te stijven.

      Het geld is nog voorhanden, ook hier te lande; en is er vooruitzigt op secure belegging, dan zal het ook wel uit zijne niet rentegevende rustplaatsen te voorschijn komen. Er ontstond op het woord van tijdelijken waarborg door Koning WILLEM I hier te lande eene handelsmaatschappij, waaraan meer dan de gevraagde kapitalen aangeboden werden, eene uit den aard der zaak kostbare maatschappij. Hoezeer deze zich zekere voordeelen toebedeeld ziet, blijft zij echter een ligchaam, welks fonds door onvoorziene evenementen aan wisselvallige tijdsomstandigheden onderworpen is, waardoor de vermeende waarden, waarop zij bouwde, waardeloos kunnen worden. Kwam nu zulk eene onderneming door inschrijvingen tot stand, hoeveel te minder moet dan de door ons voorgestelde, die aan het rijk als een afdoend redmiddel in zijnen benarden toestand wordt aangeboden, wegens geldelijk bezwaar onuitgevoerd blijven! Is het niet een ontwerp, dat bij een vrijgevig handelsstelsel de stad Amsterdam, bij eene verbeterde ligging aan de zee, tot een wereld-entrepôt zal verheffen; een ontwerp, waarbij voor de uitvoerbaarheid geene natuurlijke hinderpalen in den weg staan; een ontwerp, dat aan den middelstand en aan de arbeidende klassen jaren, ja eeuwen achtereen voedsel zal geven; een ontwerp, hetwelk den geldschieter in den drooggemaakten vruchtbaren grond een waarborg met ruimen interest aanbiedt; een ontwerp, dat onder en bij deszelfs voltooijing den toestand van het geheele rijk zal helpen verbeteren?! – Voor het uitvoeren van zulk een ontwerp zijn alle tijden geschikt, maar nu is de tijd gebiedend! Toonen wij der wereld, dat de Hollander, eenen stuurman gelijk, in de stormen het hoofd moedig omhoog heft, en door kloek beleid het ranke schip behouden binnen lootst.

      Onze beschouwing omtrent het ontwerp van de droogmaking der Zuiderzee met de daaraan verbondene kanalisatiën is slechts kort, het onderwerp is te veel omvattend, om in weinige bladen ontwikkeld te worden; vele punten zijn min toegelicht, om het werkje niet te omslagtig en zoo veel doenlijk voor het algemeen bevattelijk te maken. Wilde men naar eisch over zulk een gewigtig onderwerp schrijven en alles behandelen, het zoude een werk van verscheidene boekdeelen worden; tot de overweging daarvan behoorde mede een geheel overzigt omtrent den toestand van het Rijk, in betrekking tot deszelfs kusten en zeeweringen, over den loop der rivieren alsmede de af- en uitwateringen van alle om de Zuiderzee en het IJ gelegene landen en polders, terwijl men voor deze op verandering van wetten van beheer aandringt, die voor het algemeen welzijn bevorderlijk geacht worden.

      Mogt de aandacht der Regeering en van de Natie door onze beschouwing, in deze bladen vervat, op het gewigtig onderwerp gevestigd worden, dan werd onze wensch vervuld, en weldadig zouden de gevolgen daarvan op het algemeen terugwerken.

      INLEIDING

      De natuur is, schoon langzaam en voor het menschelijk oog naauw merkbaar, niettemin onafgebroken werkzaam om de gedaante der aarde te veranderen, en met de afwisselende gedaante van den grond gaat ook die van de zee gepaard. Bestaan er vermoedens, gegrond op de overleveringen, omtrent een land, weleer in den Oceaan, bewesten de zuilen van Herkules, de straat van Gibraltar, gelegen, meer gegrond zijn onze vermoedens omtrent een land, dat zich in de Noordzee, in de nabijheid van onze kusten bevonden heeft, of dat zelfs daaraan verbonden is geweest; een land, welligt grooter in uitgestrektheid dan ons land thans is, hetwelk later eene prooi der golven werd. Als de overblijfselen van dat gewest kan men de nog bestaande, doch steeds afnemende, bank de Breeveertien beschouwen, waarvan de vroeger zich verder in de zee uitgestrekt hebbende Haaksen mede een overblijfsel zijn. Daar, waar nu het oog slechts zee ontwaart, lagen nog voor eene eeuw, omstreeks Huisduinen en Petten, veruitgestrekte gronden, waarvan in den zomer aanzienlijke hoeveelheden hooi gehaald werden; en toont de oude vervallene Pettensche Sluis niet aan, dat hare vroegere uitwatering verder, waar het thans zee is, geloopen heeft? Moet het Huis te Britten niet door landerijen omgeven zijn geweest? En wáár zijn die gronden gebleven? Zijn er niet nog onder ons ouden van dagen, die zich een huis herinneren, dat op dezelfde plaats gestaan heeft, waar voor omstreeks het vierde eener eeuw de Wassenaar bleef, welligt op dezelfde plaats, waarover vroegere WASSENAARS hunnen scepter zwaaiden?

      De gedaanteverwisselingen, verwoestingen van land en water, houden aan; soms zijn die naauwelijks te bespeuren, soms verdwijnen uitgestrekte landen in eens, zoo als onze latere schrijvers den ondergang van verscheidene steden en dorpen in de Zuiderzee geboekt hebben, en langzamerhand, door even dreigende en vernielende stroomen en golven, onze steeds zwakker wordende bolwerken, de duinen, langs Noord- en Zuid-Holland. Met geweld tracht zich de zee meester van ons grondgebied te maken, zoo als kortelings bij Ter-heide bleek, waar de zee diep landwaarts in drong, Delfsland en zelfs den Haag bedreigende.

      De Zuiderzee was vroeger diep; de toegang tot de havens van onze aan die zee gelegene steden, waaraan Neêrlands roem verbonden was, was vrij. Thans zijn die havens verslibt en met de trapsgewijze verslibbing verdween de scheepvaart – en met haar de welvaart. De verslibbing van de Zuiderzee werd en wordt nog bewerkt СКАЧАТЬ