Het eerste ontwerp voor de bedijking der Zuiderzee, 1848. Faddegon Pieter
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Het eerste ontwerp voor de bedijking der Zuiderzee, 1848 - Faddegon Pieter страница 4

СКАЧАТЬ met twee kanalen naar Amsterdam en Rotterdam. In een ouden boekentrommel vond ik niet minder dan 20 geschriften van allerlei personen betreffende de verbinding van Amsterdam met de Noordzee alle gedateerd voor 1864, het jaar waarin aan den heer J. G. Jäger concessie werd verleend voor het Noordzeekanaal van Holland op zijn Smalst n.m. bij de wet van den 11den Juni 1864, Staatsblad No. 72.

      Met den heer Jäger stond de heer Kloppenburg in goede relatie. Deze laatste had de aandacht getrokken door een artikel in het Handels en Effectenblad onder den titel van: „Hoe staan wij thans met de doorgraving van Holland op zijn smalst? een vraag in Maart 1861.” De heer Kloppenburg werd uitgenoodigd bij den heer J. Heemskerk Az. te komen waar hij nog de heeren van Heukelom en Cool ontmoette, alle Raadsleden van Amsterdam. Ook met den toenmaligen vertegenwoordiger van Deventer den heer Thorbecke had hij te voren een onderhoud die hem aanraadde zich te wenden tot den generaal Delprat en hem aanmoedigde zijn geschrift in druk te doen verschijnen. In bovenvermeld geschrift een 24 bladzijden druks vullende was aangedrongen op den afsluitdam beoosten het Y met een gekoppelde schutsluis en was er de aandacht op gevestigd dat een kanaalplan in verband met eene betere taxatie der in te dijken Ypolders de basis voor eene concessie-aanvrage zou worden met eene rentegarantie door den Staat.

      Dank zij den invloed van den heer Thorbecke in den Staten-Generaal werd ten slotte aan den heer Jäger eene voorloopige concessie verleend.

      De heer Jäger betuigde zijn erkentelijkheid voor de bemoeiïngen van den heer Kloppenburg in deze door hem op den feestdag, toen heel Amsterdam jubelde om de verleende concessie, een album in rood marokijn aan te bieden waarop met gouden letters gedrukt stond:

      „Het kanaal door Holland op zijn Smalst”. Voorin prijkte eene keurige fotografie van den heer I. Kloppenburg, waaronder met eigen hand van den donateur stond geschreven:

      Amsterdam 1848-1863. Souvenir van J. G. Jäger, daarachter het uitgegeven plan van het Kanaal door Holland op zijn Smalst en de daarbij ontworpen landaanwinning met de daarbij gevoegde Nederlandsche en Fransche uitlegging. Ook ontving hij de toezegging van een meer honoraire dan effectieve betrekking van adviseur bij de Kanaalwerken.

      Deze bijzonderheden zijn ontleend aan een schrijven van den heer I. Kloppenburg aan den heer I. Dirks, Directeur der Amsterdamsche Kanaal Maatschappij, dd. 25 Maart 1865, waarin de schrijver zich met waardeering uitliet over den heer J. G. Jäger, die inmiddels zijne concessie had overgedragen aan de Amsterdamsche Kanaal Maatschappij. Bij die overdracht werd tevens de verplichting overgenomen, om den heer I. Kloppenburg een bedrag van vierduizend gulden uit te keeren voor zijne adviezen voor het ontwerp, hetgeen ook na eenig geschrijf is uitbetaald.

      De gezondheidstoestand van den toen vijf en zeventig jaar ouden heer Kloppenburg sloot een daadwerkelijke verdere bemoeiïng met de werkzaamheden van de uitvoering van het grootsche plan uit. Voor een onpartijdig lezer blijkt uit de medegedeelde feiten dat voor die tijden een bedrag van vier duizend gulden een stoffelijk bewijs van erkentelijkheid is, dat niet onbelangrijk kan worden genoemd. In ieder geval zal het voor den grooten enthousiast eene groote voldoening zijn geweest het begin van de vurig gewenschte verbetering van de Amsterdamsche haventoestanden nog te hebben mogen beleven.

      Men vraagt zich wellicht af hoe een particulier al op gevorderden leeftijd er toe kwam zich zoo geheel te wijden aan een dergelijken levenstaak. Eene korte levensbeschrijving moge hier volgen:

      Zijn vader Wilcke Kloppenburg, in 1751 te Colmar in Oldenburg geboren, vestigde zich in 1781 als poorter te Amsterdam, waar hij huwde met Anna Maria Lentz. In de familie Kloppenburg was het eerstgeboorterecht van kracht, zoodat het groot-grondbezit in Oldenburg overging op zijn broeder, wiens afstammelingen ook thans nog zich mogen verheugen in het bezit van de gronden sinds eeuwen her het familie-goed vormende. Deze landgoederen zijn daar te lande bekend onder den naam van „De Twaalf Apostelen”, groote boerderijen.

      Bij een bezoek ter plaatse toonde men mij in een kerk een groot orgel, waarop met gulden letters was vermeld dat dit kerkorgel een geschenk was van Wilcke Kloppenburg. Ook een reusachtige grafzerk met gebeeldhouwd familiewapen uit de 17de eeuw werd mij getoond. De familie Kloppenburg, waarvan deze I. Kloppenburg afstamde, was dus van Duitschen oorsprong. Men heeft in Oldenburg ook een kleine stad Kloppenburg en de familie is sedert eeuwen her daar te lande bekend als zeer welgesteld.

      Door zijn vader, die te Amsterdam Chef eener reederij was, werd I. Kloppenburg in den handel opgeleid. Van zijn 14den tot zijn 20ste jaar bracht hij door in Engeland en was later als cargadoor werkzaam te Amsterdam, en reisde als super-carga eenige malen naar Amerika en terug, woonde afwisselend ook te Leiden, te Rotterdam en vestigde zich als zeepfabrikant te Amersfoort.

      Daar kwam hij in aanraking met Faddegon, een werktuigkundige, met wien hij te zamen in 1848 het eerste plan voor de drooglegging van de Zuiderzee uitgaf. Als ramingssom wordt in dit werk genoemd ruim negentig millioen gulden. Inderdaad vond ik ook eene gedetailleerde raming met een eindsom van ruim 92 millioen gulden, betrekking hebbende op het gedeelte van het werk zooals het op den omslag is geschetst, dus niet inbegrepen is hierbij: het gedeelte benoorden den afsluitdijk Enkhuizen–Stavoren. De raming en beperkte omschrijving hebben als curiositeit eenige waarde en zijn als bijlagen achterin opgenomen.

      De liefhebbers die zich gaarne in details verdiepen worden naar de raming verwezen. Daarentegen kunnen zij die weinig lust gevoelen het ouderwetsche boek te lezen, volstaan met het lezen van de beknopte omschrijving als aanhangsel bijgevoegd.

      In den tekst van het oude boek zijn geen wijzigingen gebracht wat betreft de ouderwetsche spelling. Evenmin als een antiquaar een bronzen vaatwerk zal oppoetsen heb ik gemeend aan den oorspronkelijken tekst iets te moeten wijzigen of te schrappen.

      Het geheel lijkt mij wel de moeite waard, om aan de vergetelheid ontrukt te worden. Mocht ooit besloten worden een museum op te richten betrekking hebbende op curiosa betreffende de Zuiderzee, dan moge dit boekje daarin een bescheiden plaats innemen als souvenir aan den grooten enthousiast.

      Geboren te Amsterdam op 16 December 1790 overleed hij te Haarlem op 23 December 1868. Dank zij de zorgen van zijne zoons I. Kloppenburg en H. C. Kloppenburg genoot hij nog een betrekkelijk gelukkigen ouden dag, want door zijn verwanten werd hem vaak verweten dat hij zijne eigen belangen heeft opgeofferd aan het algemeen welzijn, in 't bijzonder aan zijn geboortestad Amsterdam.

      Apeldoorn, 31 Maart 1916.

W. H. KLOPPENBURG, c. i.

      VOORBERIGT

      Nimmer is er grootscher ontwerp aan de Nederlandsche natie voorgedragen, dan hetwelk wij haar thans ter overweging en ter uitvoering aanbieden; maar ook nimmer was de tijd daarvoor zoo gunstig, nimmer bestond daarvoor zulke dringende noodzakelijkheid, nimmer gevoelde het algemeen zulk eene wezentlijke behoefte aan vruchtdragende bedrijvigheid, dan juist nu. De nood, hoe hoog dikwerf hier te lande ook in menigen oorlog geklommen, werd altoos nog door hoop op vrede gelenigd en de vrede bragt dan ook uitkomst en redding aan; maar thans, na jaren van vrede, verkeeren wij in eenen toestand, welke, hoe wij het ook willen verbloemen, elken regtschapen Nederlander met levendige bezorgdheid vervult. Wie staart niet weemoedig op vervlogene grootheid, eer en aanzien bij onzen kwijnenden toestand en toenemend verval van handel? Wie let niet op de vooruitgang en bedrijvigheid der ons omringende volkeren, en betreurt niet den achteruitgang van ons in vele opzigten stiefmoederlijk bedeeld Nederland, waar tot hiertoe een heilloos stelsel van behoud, van het Hooge Bestuur af tot het nietigste dorpsbestuur toe den scepter zwaaide; waar te ver gedreven zucht tot behoud der voorvaderlijke instellingen (terwijl die voorvaderen evenwel de bakens naar de getijden verzetten) allen voortuitgang weert, en waardoor wij bij hoogere vlugt van vreemden nietiger, zwak en arm worden. Zie, ten bewijze, op onze grootboeken van de nationale schuld, op de begrootingen van uitgaven, waaraan geëvenredigde inkomsten ontbreken, bij eene bevolking, die de lasten niet torschen kan, die haar hoop bouwt op eene, geen onderstand behoevende, kolonie, maar welke hare middelen tot zelfbehoud behoeft en hare beste sappen СКАЧАТЬ