Eens Weg . Блейк Пирс
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Eens Weg - Блейк Пирс страница 7

Название: Eens Weg

Автор: Блейк Пирс

Издательство: Lukeman Literary Management Ltd

Жанр: Современные детективы

Серия: Een Avery Black Mysterie

isbn: 9781632919694

isbn:

СКАЧАТЬ twee onschuldige vrouwen gestorven waren in een strijd van onmetelijke pijn en verschrikking. En ze vroeg zich plotseling af: was het voor hen net zo erg als voor mij?

      Haar lichaam werd nu door paniek en angst overspoeld. En door gêne, en schaamte. Bill was haar partner en beste vriend. Ze was hem zoveel verschuldigd. Hij had haar gedurende de laatste weken bijgestaan, toen niemand anders dat deed. Ze zou haar tijd in het ziekenhuis niet zonder hem hebben overleefd. Het laatste dat ze wilde was dat hij zag hoe ze tot een hulpeloos hoopje was gereduceerd.

      Ze hoorde April bij de achterdeur schreeuwen. “Mam, we moeten nu eten, of ik kom te laat.”

      Ze voelde de drang om terug te schreeuwen: maak je eigen ontbijt maar! Maar ze deed het niet. Ze was al heel lang uitgeput van de strijd met April. Ze had het gevecht opgegeven.

      Ze stond op van de tafel en liep terug naar de keuken. Ze trok een stuk papier van de keukenrol om haar tranen af te vegen en haar neus te snuiten. Toen raapte ze zichzelf bij elkaar om te gaan koken. Ze probeerde aan de woorden van haar therapeut te denken: zelfs routineklusjes zullen veel moeite kosten, voor een tijdje tenminste. Ze moest eraan wennen om de dingen stapje voor stapje te doen.

      Eerst moest ze dingen uit de koelkast pakken: de doos met eieren, het pakje bacon, de botervloot, de jampot, want April hield van jam, zijzelf niet. En zo ging het door totdat ze zes plakken bacon in een pan op het gasfornuis had gelegd en ze het gas onder de pan aanstak.

      Bij het aanzicht van de geel-blauwe vlam wankelde ze achteruit. Ze sloot haar ogen en het kwam weer allemaal terug.

      Riley lag in een nauwe kruipruimte, onder een huis, in een kleine zelfgemaakte kooi. De gasbrander was het enige licht dat ze zag. De rest van de tijd bracht ze in complete duisternis door. De vloer van de kruipruimte was aarde. De planken van de vloer boven haar waren zo laag dat ze zelfs amper kon hurken.

      De duisternis was compleet, zelfs wanneer hij een kleine deur opende en bij haar in de kruipruimte kroop. Ze kon hem niet zien, maar ze hoorde hem ademen en grommen. Hij opende de kooi en klom naar binnen.

      En dan stak hij die gasbrander aan. Ze kon zijn wrede en lelijke gezicht bij het licht zien. Hij treiterde haar met een bord schamel eten. Als ze ernaar reikte, haalde hij met de vlam naar haar uit. Ze kon niet eten zonder zich te branden...

      Ze opende haar ogen. De beelden waren minder levendig met haar ogen open, maar ze kon de stroom aan herinneringen niet van zich afschudden. Ze ging automatisch verder met het maken van het ontbijt, haar hele lichaam zinderde van de adrenaline. Ze was net de tafel aan het dekken toen ze haar dochter weer hoorde roepen.

      “Mam, hoe lang duurt het nog?”

      Ze schrok op en het bord gleed uit haar handen en viel in stukken op de grond.

      “Wat is er gebeurd?” riep April, die ineens tevoorschijn kwam.

      “Niets,” zei Riley.

      Ze ruimte de rotzooi op en terwijl zij en April samen zaten te eten, was de stille vijandigheid zoals gewoonlijk voelbaar. Riley wilde de cyclus doorbreken, tot April doordringen, tegen haar zeggen: April, ik ben het, je moeder, en ik hou van je. Maar dat had ze al zo vaak geprobeerd en het had het alleen maar erger gemaakt. Haar dochter haatte haar en ze begreep niet waarom, of hoe ze die haat moest wegnemen.

      “Wat ga je vandaag doen?” vroeg ze aan April.

      “Wat denk je?” snauwde April. “Naar school.”

      “Ik bedoel daarna,” zei Riley, ze hield haar stem rustig, meelevend. “Ik ben je moeder. Ik wil het weten. Dat is normaal.”

      “Niets in ons leven is normaal.”

      Ze aten in stilte door.

      “Je vertelt me nooit iets,” zei Riley.

      “Jij mij ook niet.”

      Dat liet alle hoop op een gesprek varen.

      Dat is waar, dacht Riley bitter. Er zat meer waarheid in die uitspraak dan April besefte. Riley had haar nooit over haar werk verteld, haar zaken; ze had haar nooit over haar gevangenschap verteld, of haar tijd in het ziekenhuis, of waarom ze nu ‘vakantie’ had. Het enige wat April wist was dat ze gedurende een groot deel van die tijd bij haar vader moest wonen en ze haatte hem nog meer dan dat ze Riley haatte. Maar hoe graag ze het haar ook wilde vertellen, Riley dacht dat het beter was als April geen idee had van wat haar moeder had moeten doorstaan.

      Riley kleedde zich aan en reed April naar school. Gedurende de hele rit spraken ze geen woord met elkaar. Toen ze April uit de auto liet stappen, riep ze haar na: “Ik zie je vanavond om tien uur.”

      April wuifde achteloos terwijl ze wegliep.

      Riley reed naar een koffietentje in de buurt. Dat was een gewoonte geworden. Ze vond het moeilijk om in het openbaar te zijn en ze wist dat dit precies was wat ze moest doen. Het koffietentje was klein en nooit druk, zelfs op ochtenden als deze, dus ze vond het relatief veilig.

      Terwijl ze daar zat en kleine slokjes van haar cappuccino nam, dacht ze weer aan Bills smeekbede. Het was al zes weken geleden, verdomme. Dit moest veranderen. Zíj moest veranderen. Maar ze wist niet hoe ze dat moest doen.

      Er vormde zich een idee. Ze wist opeens precies wat ze eerst moest doen.

      Hoofdstuk 4

      De witte vlam van de gasbrander zwaaide voor Riley heen en weer. Ze moest steeds wegduiken om de vlam te ontwijken en zich niet te branden. Ze werd verblind door het licht en kon zelfs het gezicht van haar ontvoerder niet zien. Terwijl de brander heen en weer zwaaide, leek het alsof het ding een spoor in de lucht achterliet.

      “Stop daarmee!” schreeuwde ze. “Stop!”

      Haar stem was rauw en schor van het schreeuwen. Ze vroeg zich af waarom ze de moeite nam. Ze wist dat hij niet zou stoppen met haar martelen totdat ze dood was.

      Op dat moment hief hij een luchthoorn en blies in haar oor.

      Een auto toeterde. Riley kwam met een schok terug in het heden en zag dat het verkeerslicht bij het kruispunt op groen was gesprongen. Een rij auto’s wachtte achter haar en ze trapte het gas in.

      Met klamme handen duwde Riley de herinneringen weg uit haar gedachten en concentreerde zich op waar ze was. Ze ging Marie Sayles bezoeken, de enige andere overlevende van het onuitsprekelijke sadisme van haar bijna-moordenaar. Ze was boos op zichzelf omdat ze het toeliet dat de flashbacks haar overdonderden. Het was haar gelukt om haar gedachten al anderhalf uur bij het verkeer te houden en ze vond dat ze het heel goed deed.

      Riley reed Georgetown binnen, langs exclusieve victoriaanse huizen, en parkeerde bij het adres dat Marie haar telefonisch had doorgegeven: een rood, bakstenen herenhuis met een fraaie erker. Ze bleef nog even in de auto zitten, in tweestrijd of ze wel naar binnen zou gaan. Ze schraapte haar moed bij elkaar.

      Uiteindelijk stapte ze uit. Terwijl ze de traptreden op liep, was ze blij te zien dat Marie haar bij de deur stond op te wachten, somber maar elegant gekleed. Marie glimlachte zwakjes; haar gezicht zag er moe en getekend uit. Afgaande op de kringen onder haar ogen was Riley er behoorlijk zeker van dat ze gehuild had. Dat was geen verrassing. Zij en Marie hadden elkaar wekenlang veel gezien tijdens hun videochats en er was niet veel wat ze voor elkaar konden verbergen.

СКАЧАТЬ