Название: Eens Weg
Автор: Блейк Пирс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Жанр: Современные детективы
Серия: Een Avery Black Mysterie
isbn: 9781632919694
isbn:
Ze voelde paniek en opwinding tegelijkertijd. De vreugde van vrijheid.
Reba nam haar eerste stap, klaar om weg te rennen... toen ze plotseling de harde greep van een hand op haar pols voelde.
Toen klonk de bekende, afstotende lach.
Het laatste wat ze voelde was een hard object – metaal? – dat op haar hoofd terechtkwam. En toen werd alles zwart.
Hoofdstuk 1
Het stinkt in elk geval nog niet, dacht Special Agent Bill Jeffreys.
Terwijl hij nog steeds over het lichaam gebogen stond, merkte hij toch dat het ontbindingsproces al begonnen was. De stank vermengde zich met de verse geur van dennen en de heldere mist van de beek; een lichaamsgeur waar hij al gewend aan zou moeten zijn. Maar dat zou waarschijnlijk nooit gebeuren.
Het naakte lichaam van de vrouw was zorgvuldig op een groot rotsblok aan de rand van de beek geplaatst. Ze zat rechtop, tegen een ander rotsblok geleund, haar benen uitgestrekt en gespreid, haar handen langs haar zij. Hij zag een rare kromming in haar rechterarm, wat een gebroken bot deed vermoeden. Haar golvende haar was duidelijk een pruik, voddig, met blonde tinten die niet bij elkaar pasten. Op haar mond was met lippenstift een roze glimlach getekend.
Het moordwapen zat nog steeds om haar nek gebonden; ze was met een roze lint gewurgd. Op de rots voor haar, aan haar voeten, lag een rode neproos.
Bill probeerde voorzichtig haar linkerhand op te tillen. Die bewoog niet.
“De lijkstijfheid is nog niet verdwenen,” zei agent Spelbren tegen Bill en hij hurkte aan de andere kant van het lichaam. “Niet langer dan vierentwintig uur dood.”
“Wat is er met haar ogen?” vroeg Spelbren.
“Wijd open genaaid met zwart draad,” antwoordde hij, zonder de moeite te nemen om beter te kijken.
Spelbren staarde hem vol ongeloof aan.
“Kijk zelf maar,” zei Bill.
Spelbren tuurde naar de ogen. “Jezus,” mompelde hij stilletjes.
Het viel Bill op dat hij niet walgend terugweek. Bill waardeerde dat. Hij had met andere agenten gewerkt – van wie sommigen zelfs geroutineerde veteranen zoals Spelbren – die nu allang over hun nek gegaan zouden zijn.
Bill had nog nooit met hem samengewerkt. Spelbren was voor deze zaak vanuit een kantoor in Virginia opgeroepen. Het was Spelbrens idee geweest om iemand van de eenheid Gedragsanalyse in Quantico erbij te halen. Daarom was Bill hier.
Slimme actie, dacht Bill.
Bill kon zien dat Spelbren maar een paar jaar jonger was dan hij. Toch had hij een verweerd, doorleefd uiterlijk dat hem wel aanstond.
“Ze heeft contactlenzen in,” merkte Spelbren op.
Bill keek beter. Hij had gelijk. Een griezelig, kunstmatig blauw dat hem de andere kant op liet kijken. Het was koel hier bij de beek zo laat in de ochtend, maar de ogen waren in hun kassen teruggezonken. Het zou lastig worden om het exacte tijdstip van overlijden te bepalen. De enige zekerheid die Bill had, was dat het lichaam ergens gedurende de nacht hierheen gebracht was en zorgvuldig was gepositioneerd.
Hij hoorde vlakbij een stem.
“Verdomde agenten.”
Bill keek op naar de drie plaatselijke agenten die een paar meter verderop stonden. Ze stonden nu onhoorbaar te fluisteren, dus Bill wist dat het de bedoeling was dat hij die twee woorden zou horen. Ze kwamen uit Yarnell en ze waren duidelijk niet blij dat de FBI was komen opdagen. Ze dachten dat ze dit wel alleen aan zouden kunnen.
De hoofdboswachter van Mosby State Park had daar anders over gedacht. Hij was niet meer gewend dan vandalisme, afval en illegaal vissen en jagen en hij wist dat de plaatselijke agenten van Yarnell niet bekwaam genoeg waren om dit af te handelen.
Bill had de reis van bijna tweehonderd kilometer per helikopter afgelegd, zodat hij kon er zijn voordat het lichaam verplaatst werd. De piloot was naar de coördinaten van een weiland op een nabijgelegen heuveltop gevlogen, waar de boswachter en Spelbren hem hadden getroffen. De boswachter had een paar kilometer over een zandweg gereden en toen ze gestopt waren, kon Bill van de weg de plek van de moord zien. Het was maar een klein stukje naar beneden vanaf de beek.
De agenten die ongeduldig een eindje verderop stonden te wachten, hadden de plaats delict al bekeken. Bill wist precies wat ze dachten. Ze wilden deze zaak zelf oplossen; een paar FBI-agenten was wel het laatste dat ze wilden zien.
Sorry, rednecks, dacht Bill, maar dit gaat jullie pet te boven.
“De sheriff denkt dat het mensenhandel is,” zei Spelbren. “Hij heeft het mis.”
“Waarom zeg je dat?” vroeg Bill. Hij wist het antwoord zelf wel, maar hij wilde weten hoe het brein van Spelbren werkte.
“Ze is in de dertig, niet zo heel erg jong,” zei Spelbren. “Striae, dus ze heeft minstens één kind gekregen. Niet het type dat doorgaans gebruikt wordt bij mensenhandel.”
“Je hebt gelijk,” zei Bill.
“Maar hoe zit het met die pruik?”
Bil schudde zijn hoofd. “Haar hoofd is geschoren,” antwoordde hij, “dus waar de pruik ook voor bedoeld was, het was niet om haar haarkleur te veranderen.”
“En de roos?” vroeg Spelbren. “Een boodschap?”
Bill bestudeerde de bloem. “Goedkope kunstbloem,” antwoordde hij. “Het soort dat je in iedere goedkope winkel kunt vinden. We zullen het natrekken, maar ik denk niet dat we iets zullen vinden.”
Spelbren bekeek hem, zichtbaar onder de indruk.
Bill twijfelde of er ook maar iets was waar ze wat aan zouden hebben. De moordenaar was te doelgericht, te planmatig. Dit hele tafereel was opgezet met een bepaalde zieke stijl die hem nerveus maakte.
Hij zag dat de plaatselijke agenten stonden te trappelen om dichterbij te komen, zodat ze dit konden afronden. Er waren al foto’s gemaakt, en het lichaam kon ieder moment weggehaald worden. Bill stond op en zuchtte. Zijn benen voelden stijf. Hij begon langzamer te worden met zijn veertig jaar, in elk geval een beetje.
“Ze is gemarteld,” observeerde hij en hij ademde verdrietig uit. “Kijk maar naar al die snijwonden. Sommige waren al aan het genezen.” Hij schudde verbeten zijn hoofd. “Iemand heeft haar dagenlang bewerkt voordat het met dat lint afgemaakt werd.”
Spelbren zuchtte. “De dader was ergens pisnijdig over,” zei hij.
“Hé, wanneer gaan we het hier afronden?” riep een van de agenten.
Bill keek hun richting op en zag dat ze heen en weer stonden te schuifelen. Twee van hen stonden stilletjes te mopperen. Bill wist dat het werk hier al klaar was, maar dat zei hij niet. Hij liet die stommelingen liever nog wat wachten en gissen.
Hij СКАЧАТЬ