Eens Gepakt . Блейк Пирс
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Eens Gepakt - Блейк Пирс страница 7

СКАЧАТЬ in liep die de stad uit leidde. Als ze alleen naar huis zou lopen, dan zou dit het perfecte moment zijn om haar te pakken.

      Zijn hart bonkte, hij wilde genieten van het zalige vooruitzicht. Peterson reed nog een blokje om met zijn auto.

      Peterson wist dat je moest leren om sommige pleziertjes uit te stellen, om te wachten op het juiste moment. Uitgestelde voldoening maakte alles veel fijner. Hij had dat van jaren smakelijke, trage wreedheid geleerd.

      Er is gewoon zoveel om naar uit te kijken, dacht hij tevreden.

      Toen hij weer terugkwam en haar weer zag lachte Peterson hardop. Ze probeerde een lift te krijgen! God was hem vandaag goed gezind. Het was duidelijk voorbestemd om haar leven te nemen. Hij stopte zijn auto naast haar en schonk haar zijn meest aangename glimlach. “Lift nodig?”

      Het meisje glimlachte breed terug. “Bedankt. Dat zou fantastisch zijn.”

      “Waar moet je naartoe?” vroeg hij.

      “Ik woon net een klein stukje buiten de stad.” Het meisje gaf hem het adres.

      Hij zei: “Ik kom daar vlak langs. Stap maar in.”

      Het meisje ging voorin zitten. Met groeiende voldoening zag hij dat ze dezelfde lichtbruine ogen als haar moeder had.

      Peterson drukte op de knopjes om de deuren en ramen op slot te doen. Door het zachte gezoem van de airconditioner merkte het meisje het niet eens.

      *

      April voelde een plezierig stoot adrenaline toen ze haar veiligheidsriem omdeed. Ze had nog nooit eerder gelift. Haar moeder zou een toeval krijgen als ze erachter kwam.

      Natuurlijk had mama gelijk, dacht April. Het was echt gemeen dat ze haar de vorige avond bij papa had laten blijven, en alleen maar vanwege een of ander raar idee van haar dat Peterson in hun huis geweest was. Dat was niet waar, April wist dat. De twee agenten die haar naar het huis van haar vader gebracht hadden, hadden dat gezegd. Uit wat ze tegen elkaar gezegd hadden, bleek dat kennelijk het hele Bureau dacht dat mama een beetje kierewiet was.

      De man zei: “Waarom ben je in Fredericksburg?”

      April keek hem aan. Hij was een prettig uitziende man met een brede kaak, ruig haar en een stoppelbaardje. Hij glimlachte.

      “School,” zei April.

      “Een zomercursus?” vroeg de man.

      “Ja,” zei April. Ze ging hem echt niet vertellen dat ze besloten had om te spijbelen. Niet dat hij het type man leek die het niet zou begrijpen. Hij zag er oké uit. Misschien kreeg hij er zelfs wel een kick van om haar te helpen bij het trotseren van het ouderlijk gezag. Maar het was het beste om geen risico te nemen.

      De glimlach van de man werd een beetje ondeugend. “En wat vindt je moeder van liften?” vroeg hij.

      April bloosde van schaamte. “O, dat vindt ze niet erg,” zei ze.

      De man grinnikte. Het was geen fijn geluid. En er was April iets opgevallen. Hij had gevraagd wat haar móéder ervan vond, niet wat haar óúders ervan vonden. Waarom zei hij dat?

      Op dit tijdstip was er vrij veel verkeer zo dicht bij de school. Het zou even duren voor ze thuis zou zijn. April hoopte dat de man niet een heel gesprek zou gaan beginnen. Dat zou het erg ongemakkelijk maken.

      Maar na een paar straten van stilte voelde April zich nog ongemakkelijker. De man glimlachte niet meer en zijn uitdrukking kwam nogal grimmig op haar over. Ze zag dat alle deuren op slot zaten. Ongemerkt liet ze haar vingers naar het knopje van het raam aan de passagierskant glijden. Er zat geen beweging in.

      De auto stopte achter een rij auto’s voor een rood verkeerslicht. De man deed zijn linker richtingaanwijzer aan.

      April werd door een plotselinge vlaag van angst bevangen. “Eh... We moeten hier rechtdoor,” zei ze.

      De man zei niets. Had hij haar gewoon niet gehoord? Op een of andere manier durfde ze het niet nog een keer te zeggen. Trouwens, misschien had hij een andere route in gedachten. Maar nee, ze kon niet bedenken hoe hij haar via die richting naar huis kon brengen.

      April vroeg zich af wat ze moest doen. Moest ze om hulp schreeuwen? Zou iemand haar horen? En als de man niet had gehoord wat ze zei? Stel dat hij helemaal geen kwaad in de zin had? Dan zou het hele gebeuren vreselijk gênant zijn.

      Toen zag ze een bekende op de stoep slenteren, met zijn rugzak over zijn schouder. Het was Brian, momenteel haar soort-van-vriendje. Ze tikte hard tegen het raam. “Wil je een lift?” mimede ze naar Brian.

      Brian grijnsde en knikte.

      “O, dat is mijn vriendje,” zei April. “Kunnen we stoppen en hem meenemen, alsjeblieft? Hij is toch onderweg naar mijn huis.”

      Dat was een leugen. April had eigenlijk geen idee waar Brian naartoe ging. De man fronste en gromde. Hij was hier helemaal niet blij mee. Zou hij stoppen? Aprils hart bonkte wild.

      Brian was aan de telefoon terwijl hij op de stoep bleef staan wachten. Maar hij keek recht naar de auto en April wist zeker dat hij de bestuurder duidelijk kon zien. Ze was blij dat ze een mogelijke getuige had voor het geval de man iets kwaads in de zin had.

      De man bestudeerde Brian en zag dat hij recht naar hem keek. Zonder een woord te zeggen deed de man de deuren van het slot. April gebaarde naar Brian om achterin in te stappen, dus hij opende het portier en sprong erin. Net op het moment dat het verkeerslicht op groen sprong en de rij auto’s weer begon te rijden, sloot hij de deur. “Bedankt voor de lift, meneer,” zei Brian vrolijk.

      De man zei helemaal niets. Hij bleef fronsen.

      “Hij brengt ons naar mijn huis, Brian,” zei April.

      “Geweldig,” antwoordde Brian.

      April voelde zich nu veilig. Als de man echt slechte bedoelingen had, zou hij heus niet zowel haar als Brian grijpen. Hij zou ze heus wel rechtstreeks naar het huis van mama brengen.

      Vooruitdenkend vroeg April zich af of ze haar moeder over de man en haar achterdocht over hem zou vertellen. Maar nee, dat zou betekenen dat ze haar gespijbel en het liften moest toegeven. Mam zou haar voor eeuwig huisarrest geven. Trouwens, dacht ze, de bestuurder kon Peterson niet zijn.

      Peterson was een psychotische moordenaar, niet een gewone man die in een auto rondreed.

      En Peterson was tenslotte dood.

      Hoofdstuk 5

      De strakke, grimmige uitdrukking van Brent Meredith vertelde Riley dat hij helemaal niet blij was met haar verzoek.

      “Het is logisch als ik die zaak aanneem,” zei ze. “Ik heb meer ervaring dan wie dan ook met dit soort perverse seriemoordenaars.”

      Ze had zojuist het telefoontje van Reedsport beschreven en de kaak van Meredith stond de hele tijd strak.

      Na een lange stilte zuchtte Meredith. “Ik vind het goed,” zei hij met tegenzin.

      Riley zuchtte van opluchting. “Dank u, meneer,” zei ze.

СКАЧАТЬ