Название: Moord met een hoger doel
Автор: Блейк Пирс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Жанр: Современные детективы
Серия: Een Avery Black Mysterie
isbn: 9781632919557
isbn:
Ze reden de parkeergarage uit.
Lederman Park lag op slechts enkele kilometers van het politiebureau. Ze reden westwaarts Cambridge Street in en gingen rechtsaf naar Blossom Street.
“Dus...” zei Ramirez, “ik heb gehoord dat je vroeger advocaat was.”
“En?” Met haar blauwe ogen keek ze hem vanuit haar ooghoeken onderzoekend aan. Ze was meteen op haar hoede. “Wat heb je nog meer gehoord?”
“Strafpleiter,” voegde hij eraan toe, “de beste die er was.” Werkte je vroeger niet voor Goldfinch & Seymour? Behoorlijk bekend bedrijf. Waarom ben je gestopt?”
“Weet je dat dan niet?”
“Ik weet dat je heel wat schurken hebt verdedigd. Je was bijzonder goed, toch? Je kreeg zelfs enkele corrupte smerissen achter de tralies. Best wel een mooi leventje, denk ik. Een mooi salaris, succesvol. Wie geeft nu zo’n baan op om bij de politie te komen werken?”
Avery dacht aan het huis waar ze was opgegroeid, een kleine boerderij omringd door uitgestrekte velden. Ze hield niet van die eenzaamheid en al helemaal niet van de dieren en de geur van de boerderij: uitwerpselen, vacht en veren. Al heel snel wist ze dat ze daar weg wilde. En dat had ze ook gedaan: Boston. Eerst het middelbaar onderwijs, daarna een rechtenstudie en uiteindelijk had ze een prachtige carrière opgebouwd.
En nu dit.
Ze zuchtte diep. “Ik heb geleerd dat de toekomst soms anders kan lopen dan gepland.”
“Hoe bedoel je?”
In gedachten zag ze die glimlach weer voor zich, die oude, akelige glimlach van een gerimpelde oude man met een sterke bril. Hij had zo oprecht, zo nederig, slim en eerlijk geleken. Zo zagen ze er allemáál uit, realiseerde ze zich nu.
Uiteindelijk was er een einde gekomen aan alle rechtszaken, iedereen had zijn leven hervat en ze had beseft dat ze niemand had gered, dat ze geen mensen had verdedigd, dat ze enkel een pion was geweest, een pion in een maatschappij die veel te ingewikkeld was en veel te vastgeroest zat om ooit te veranderen.
“Het leven kan hard zijn,” mijmerde ze. “De ene dag denk je dat je alles weet en de volgende dag komt de waarheid aan het licht en valt je hele wereld in duigen.”
Hij knikte. “Howard Randall,” zei hij en meteen werd alles duidelijk.
Bij het horen van zijn naam werd ze zich bewuster van alles: de koude lucht in de auto, hoe ze daar zat, hun locatie in de stad. Lange tijd had niemand in haar bijzijn zijn naam uitgesproken. Ze voelde zich ontmaskerd en kwetsbaar. Als reactie herpakte ze zich en ze ging rechtop zitten.
“Sorry,” zei hij, “het was niet mijn bedoeling om...”
“Het geeft niet,” zei ze.
Maar het gaf wel. Hij had aan alles een einde gemaakt. Haar leven. Haar baan. Haar verstand. Het was een hele uitdaging om strafpleiter te zijn, het was aan hém om te bewijzen dat het nut had. Een geniale Harvard-professor, algemeen gerespecteerd, eenvoudig en vriendelijk en verdacht van moord. Door hém te verdedigen zou ze bewijzen dat alles de moeite waard was. Voor de eerste keer in haar leven zou ze kunnen doen waar ze van jongs af aan van had gedroomd: de onschuldigen verdedigen en bewijzen dat er toch gerechtigheid bestond.
Niets was echter minder waar.
HOOFDSTUK DRIE
Het park was al afgesloten voor het publiek.
Twee agenten in burger hielden Ramirez staande en gebaarden dat hij de hoofdparkeerplaats af moest rijden en links af moest slaan. Tussen alle agenten, die overduidelijk van haar eenheid waren, zag Avery er enkele die van de staatspolitie waren. “Wat doet de staatspolitie hier?” vroeg ze.
“Hun kantoor is aan het einde van de straat.”
Ramirez parkeerde zijn auto naast enkele politievoertuigen. De plaats delict was voor een groot gedeelte afgezet met gele tape. Achter deze afsluiting stonden heel wat nieuwswagens, reporters en camera’s. Een groepje joggers en regelmatige bezoekers van het park stonden nieuwsgierig te kijken wat er aan de hand was.
“Niemand komt erin,” zei een agent.
Avery haalde haar badge tevoorschijn. “Moordzaken,” zei ze. Het was de eerste keer dat ze zich in haar nieuwe functie voorstelde en ze voelde toch een zekere trots.
“Waar is Connelly?” vroeg Ramirez.
Een agent wees in de richting van de bomen.
Ze liepen over het gazon, met aan hun linkerzijde een baseballveld. Gele tape was rond de bomen vastgemaakt. Het pad naar Charles River was met bladeren bedekt. Een agent, iemand van de forensische dienst en een fotograaf stonden voor een bankje.
Avery vermeed elk contact met de mensen ter plaatse. Door de jaren heen had ze geleerd dat sociaal contact haar afleidde en dat ze door te veel vragen en formaliteiten haar aandacht moeilijk bij de zaak kon houden. Jammer genoeg was ook dat een van de redenen voor de minachting van haar hele eenheid.
Het slachtoffer was een jong meisje dat schuin op het bankje was neergezet. Het leed geen twijfel dat ze dood was. Met uitzondering van haar blauwige huidskleur, haar houding en gezichtsuitdrukking leek het alsof er niets aan de hand was.
Ze leek op een verliefde jonge vrouw die op iemand wachtte. Haar gezicht rustte op haar handen, die op de rugleuning van het bankje lagen. Een ondeugende glimlach sierde haar gezicht.
Haar houding deed denken aan iemand die al een hele tijd wachtte en die zich net had omgedraaid om te kijken of er iemand aankwam, of iemand die zich mateloos verveelde. Ze droeg een geel zomerjurkje en witte teenslippers, haar prachtige kastanjebruine haren vielen over haar linkerschouder. Haar benen waren over elkaar geslagen en haar tenen rustten lichtjes op het pad. Alleen haar ogen verraadden haar kwelling. Deze straalden pijn en ongeloof uit.
Avery hoorde in gedachten een stem, de stem van de oude man die dag en nacht door haar hoofd spookte. Wat zijn eigen slachtoffers betrof had hij haar ooit de vraag gesteld: Wat zijn ze? Enkel lege vaten, naamloze, anonieme lege vaten, slechts enkelen van de miljarden die afwachten tot ze hun bestemming hebben gevonden.
Ze voelde de woede in zich opborrelen, woede over de vernederingen die ze had ondergaan en die haar hele leven hadden verwoest.
Ze ging dichter bij het lichaam staan. Als advocaat had ze heel wat forensische rapporten moeten lezen. Ze had duizenden foto’s van de patholoog-anatoom moeten bekijken en alle gruwelijkheden moeten doornemen die met haar zaak te maken hadden. Als agent was haar kennis er beslist op vooruitgegaan toen ze routinematig alle moordslachtoffers moest onderzoeken. Ze had geleerd de situatie perfect in te schatten.
Het viel haar op dat de jurk gewassen was en dat het haar van het meisje verzorgd was. Haar vinger- en teennagels waren pas schoongemaakt en ze rook kokosnoot en honing en een vleugje formaldehyde.
“Wil je haar kussen, of zo?” vroeg iemand haar.
Met haar handen op haar rug boog ze zich over het slachtoffer heen. Op het bankje zag ze een geel kaartje met het cijfer vier erop. Ernaast, ter hoogte van de taille van het meisje, lag nauwelijks zichtbaar op het geel van de jurk een stugge oranje haar.
СКАЧАТЬ