Moord met een hoger doel . Блейк Пирс
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Moord met een hoger doel - Блейк Пирс страница 4

СКАЧАТЬ echt middenin. Het echte werk. Je komt uit een klein stadje, toch? Oklahoma?”

      “Ohio.”

      “Goed, goed,” mompelde hij. “Wat vind je nu precies zo boeiend aan dit politiebureau in het centrum? Er waren heel wat andere afdelingen hier in Boston waar je terechtkon. Je had in de buitenwijken kunnen werken. Heel wat bendes daar. Maar je solliciteerde enkel voor onze dienst.”

      “Ik hou van grote steden.”

      “Er lopen hier heel wat griezels rond. Weet je zeker dat je hier klaar voor bent? Dit is Moordzaken, heel wat anders dan jongeren die met elkaar op de vuist gaan.”

      “Ik heb in mijn leven heel wat gezien: ik was erbij toen een van de leiders van de West Side Killers iemand levend vilde terwijl zijn bendeleden kalmpjes toekeken. Over welk soort griezels hebben we het hier?”

      O’Malley hield haar nauwlettend in het oog. “Er is mij verteld,” zei hij, “dat die Harvard-psychopaat jou behoorlijk hard heeft aangepakt. Hij maakte je compleet belachelijk. Maakte je hele leven kapot. Van een veelbelovende advocaat naar de totale afgang, en dan niets meer. En later als groentje naar het politiekorps. Best wel pijnlijk, toch?”

      Avery verschoof ongemakkelijk in haar stoel. Waarom kon hij het verleden niet laten rusten? Waarom moest hij hierop terugkomen? Waarom nu? Vandaag was een bijzondere dag: haar promotie bij Moordzaken. Ze wilde dat niets deze dag zou verpesten en zeker haar verleden niet. Wat voorbij is, is voorbij. Ze moest vooruitkijken.

      “Toch kreeg je het prima voor mekaar,” zei hij met enig respect. “Je bouwde hier een nieuw leven op en dit keer aan de juiste kant. Respect. Maar,” zei hij, terwijl hij haar aankeek, “ik wil er zeker van zijn dat je hier klaar voor bent. Dus: ben je er klaar voor?”

      Ze keek hem aan en vroeg zich af waar hij heen wilde. “Als ik er niet klaar voor was, zou ik hier niet zijn,” antwoordde ze.

      Hij knikte tevreden. “We hebben net een telefoontje gekregen,” zei hij. “Een dood meisje. In scène gezet. Het ziet er niet goed uit. De mannen ter plaatse weten niet goed wat ze ervan moeten denken.”

      Avery’s hart begon sneller te slaan. “Ik ben er klaar voor,” zei ze.

      “Echt?” vroeg hij haar. “Ik weet dat je goed bent, maar als dit een grote zaak wordt, wil ik er zeker van zijn dat je niet zal instorten.”

      “Ik zal niet instorten,” antwoordde ze.

      “Dat is wat ik wilde horen,” zei hij en hij schoof wat met de papieren op zijn bureau. “Dylan Connelly staat aan het hoofd van de afdeling Moordzaken. Hij is momenteel ter plaatse, samen met de forensische dienst. Je hebt trouwens ook een nieuwe partner. Zorg ervoor dat hij het overleeft.”

      “Dat was mijn schuld niet,” verdedigde ze zich. Ze voelde de woede in zich opkomen toen ze dacht aan het onderzoek van Interne Zaken, en dat allemaal omdat haar vorige partner – een zelfingenomen driftkop – een kogel door zijn lijf had gekregen toen hij in zijn eentje wilde infiltreren in een bende, om daarna met de pluimen van haar onderzoek te gaan pronken.

      De hoofdinspecteur wees naar buiten. “Je partner wacht op je. Jij hebt de leiding. Stel me niet teleur.”

      Ze draaide zich om en zag Ramirez staan. Ze kreunde. “Ramirez? Waarom hij?”

      “On eerlijk te zijn,” zei O’Malley schouderophalend, “was hij de enige die met jou wilde samenwerken. De rest lijkt een hekel aan je te hebben.”

      Ze voelde hoe de knoop in haar maag zich aanspande.

      “Een betrouwbare, jonge rechercheur,” voegde hij eraan toe. Hij stond op ten teken dat hun gesprek afgelopen was. “Wees niet te kieskeurig wat vrienden betreft.”

      HOOFDSTUK TWEE

      “Hoe ging het?” vroeg Ramirez toen Avery het kantoor uit kwam.

      Ze boog haar hoofd en stapte vastberaden door.

      Avery had een hekel aan dat soort babbeltjes, en collega’s die haar nieuwsgierige vragen stelden, vertrouwde ze al helemaal niet. “Wat hebben we tot nu toe?” vroeg ze.

      “Puur zakelijk.” Ramirez lachte. “Fijn om weten. Goed, Black, we hebben een dood meisje dat op een bankje is neergezet in Lederman Park, dicht bij de rivier. Het is een drukbezochte plaats. Niet echt een ideale plek dus om er een lichaam achter te laten.”

      Verschillende agenten begroetten Ramirez.

      “Neem ze te grazen, jongen!”

      “Het beste met haar, kerel!”

      Avery schudde haar hoofd. “Grappig hoor,” zei ze.

      Ramirez hield zijn handen omhoog. “Ik heb niets gezegd.”

      “Jullie zijn allemaal hetzelfde,” snauwde ze. “Ik had nooit gedacht dat een politiebureau net een advocatenkantoor zou zijn. Een exclusief jongensclubje, hè? Vrouwen niet toegestaan.”

      “Rustig maar, Black.”

      Ze liep door op weg naar de liften. Enkele agenten konden hun lach niet bedwingen. Gewoonlijk trok Avery zich hier helemaal niets van aan, maar iets in deze nieuwe zaak zorgde ervoor dat ze zich onrustig voelde. De woorden van de hoofdinspecteur spookten door haar hoofd. Ze weten niet goed wat ze ervan moeten denken. In scène gezet. Geen normale moordzaak dus. Bovendien bezorgde de nonchalante en koele houding van haar nieuwe partner haar een vervelend gevoel. Een beetje te makkelijk. Niets was ooit te makkelijk.

      Net toen de liftdeuren dichtgingen, hield Ramirez deze tegen. “Het spijt me, oké?”

      Hij leek oprecht. Handen geheven en een verontschuldigende blik in zijn donkere ogen. Hij duwde op het knopje en de lift ging naar beneden.

      Avery keek hem tersluiks aan. “De hoofdinspecteur vertelde me dat je de enige bent die met mij wil samenwerken. Waarom?”

      “Je bent dé Avery Black,” zei hij, alsof dat iets vanzelfsprekends was. “Natuurlijk was ik nieuwsgierig. Niemand kent je echt, maar iedereen heeft wel een mening over jou: idioot, geniaal, hoe je ooit was, iemand die komt en gaat, moordenares, heldin. Ik wilde zelf te weten komen hoe je bent.”

      “Waarom is dat zo belangrijk voor je?”

      Ramirez schonk haar een mysterieuze glimlach, maar zei verder niets.

      * * *

      Avery liep achter Ramirez aan, die ontspannen door de ondergrondse garage stapte. Hij droeg geen stropdas en de bovenste twee knopjes van zijn overhemd stonden open. “Ik sta daar,” zei hij en hij wees.

      Ze liepen langs twee agenten die hem leken te kennen. Een van hen zwaaide en keek hem aan met een blik van: wat moet je nou met haar?

      Hij liep met haar naar een stoffige Crimson Cadillac, oud en met twee gescheurde stoelen.

      “Betrouwbaar karretje,” grapte Avery.

      “Dit schatje heeft mij al heel wat diensten bewezen,” antwoordde hij trots, terwijl hij liefdevol over de motorkap streek. “Het enige wat СКАЧАТЬ