Название: Bloemlezing uit Guido Gezelle's Gedichten
Автор: Gezelle Guido
Издательство: Public Domain
Жанр: Поэзия
isbn:
isbn:
dat geen en weet, wanneer de dag
of waar hij is geleden35.
’t Is avond, stille… en, mij omtrent,
is iets, of iemand, onbekend,
die, zachtjes mij beroerend, zegt:
„’t Is avond en ’t is rustens recht.”
De boomen dragen gansch de locht
vol groen, nog onbestoven;
en ’k zie, zoo dicht hun’ blaren staan,
nog nauwlijks door de hoven;
’k en hoore niets, al om end om,
van ’t zoetgekeelde vogelendom,
’t en zij, het donker loof beneên,
den nachtegaal zijne avondbeên.
Hij zingt! Ach, wist hij zelf hoe schoon
hij zingt! Het is onwetend,
dat zingend hij mijne ooren boeit,
en aan zijn’ kele ketent.
Ach, wist hij ’t gene ik wetend ben:
dat dankbaar ik toch wete en ken
wie hem zijn’ tale, en mij daaraf
’t genoegen en ’t genieten, gaf!
Hoe lieflijk zingt hij! Maar, wat hoor
eensgangs ik ginder gekken?
Wat is ’t, dat her en weder her
verergerend gerrebekken?
Och, vorschenvolk, in ’t waterwied,
houdt op! En stoort de stilte niet:
laat hooren mij dat leutig slaan…
en, kwelgediert, houdt op voortaan!
Hebt daar!.. Het speit, den steen rondom,
en, uitgestrekter schenen,
zijn al de vorschen, diepe in ’t goor,
in ’t zwijgend goor verdwenen!..
Eilaas, de nacht en ’t donker zijn
bezitten nu den zanger mijn:
noch nachtegaal, noch ruit, noch muit36,
en hoore ik meer… ’t is uit, ’t is uit!
DE VLIEGE
o Gij dikke, welgekleede, welgevoede
vliege, die
’k daar zoo dikkens, om end weder om mij,
hoore en zie
vliegen, varen, vederen, ruischen, in den
zonnestraal,
met uw’ ronkend-, hoog- en leeggevooisde
vedertaal!
Ha, ’k en kenne niemand die u ooit ééne arme
reke37 of twee
heeft geschonken, schoon gij zingt en immer
zongt, alreê
ruim zoo lange als merelaan, of meeze, of
nachtegaal,
ruim zoo schoone allichte als honigbie- en
krekeltaal.
o Gij dikke, weltevreden, welgezinde
snaartrompet,
nooit en zag ik of en hoorde ik uwe
vlerken, net
lijk twee glazen ruitjes, daverende’ ’t zij
late of vroeg,
of ’t was helder zomerweder, en de
zonne loech!
o Gij aardig dierken, ’k wou dat ik, zoo wel als
alle mensch,
zoo gij schijnt te hebben, had mijn herte en
wille en wensch,
en dat ge ons, al ronken in den mooien
zonneschijn,
wist den weg te wijzen naar ’t gestadig
blijde zijn!
WAT HANGT GIJ DAAR TE PRATEN
Wat hangt gij daar te praten
aan die blomme, o bruine bie;
waarop, waaruit, waarover
ik u ronken hoore en zie?
Gij zijt er met uw’ neuze en
met uw tonge al ingegaan;
Конец ознакомительного фрагмента.
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.
1
Wegel is een Z. Ned. verkleinwoord van weg.
2
Vlinder.
3
Gras.
4
Zode.
5
Wortelvezelnet.
6
Geraakt.
7
Betalen, opbrengen.
8
Kiemen.
9
Bedaagd, oud.
10
Onzacht.
11
Strang = streng.
12
Alm, СКАЧАТЬ
35
Voorbijgegaan.
36
Niet het minste stemgerucht.
37
Regel, schrift of zang.