Название: Het Urantia Boek
Автор: Urantia Foundation
Издательство: Ingram
Жанр: Религия: прочее
isbn: 9789090111513
isbn:
5:5.8 (69.3) 1. In verstandelijk opzicht verwerft hij de genoegens die voortkomen uit een beter geïntegreerd menselijk bewustzijn.
5:5.9 (69.4) 2. In filosofisch opzicht smaakt hij het genoegen dat zijn idealen inzake morele waarden worden gestaafd.
5:5.10 (69.5) 3. In geestelijk opzicht gedijt hij door de ervaring dat God zijn metgezel is, door de geestelijke genoegens van ware godsverering.
5:5.11 (69.6) Godsbewustzijn, zoals dit door een evoluerende sterveling in de verschillende domeinen wordt ervaren, moet uit drie veranderlijke factoren bestaan, drie verschillende niveaus waarop men zich bewust wordt van de realiteit. Eerst is er het verstandelijke bewustzijn — het verstaan van de Godsidee. Dan volgt de bewustheid van de ziel — de bewustwording van het Godsideaal. Ten slotte daagt de geest-bewustheid — de bewustwording van de geest-realiteit van God. Door de unificatie van deze factoren van de goddelijke bewustwording, hoe onvolledig ook, overdekt de sterfelijke persoonlijkheid alle bewuste niveaus te allen tijde met een besef van de persoon- lijkheid van God. Bij de stervelingen die het Korps der Volkomenheid hebben bereikt, voert dit alles te zijner tijd tot het zich bewust worden van de allerhoogste macht van God en kan dit vervolgens uitlopen in het besef van de ultimiteit van God, een fase van het absoniete bovenbewustzijn van de Paradijs-Vader.
5:5.12 (69.7) De ervaring van het zich bewust zijn van God blijft gelijk van geslacht tot geslacht, maar in ieder tijdperk van de vooruitgang in kennis van de mens moeten de filosofische voorstelling en de theologische definities van God veranderen. Het kennen van God, religieus bewustzijn, is een universum-realiteit, maar hoe geldig (werkelijk) religieuze ervaring ook is, zij moet bereid zijn zich te onderwerpen aan intelligente kritiek en redelijke filosofische interpretatie: zij moet niet iets afzonderlijks willen zijn in de totaliteit der menselijke ervaring.
5:5.13 (69.8) De eeuwige overleving van de persoonlijkheid is geheel afhankelijk van de keuzen van het sterfelijke bewustzijn, welks beslissingen het overlevingspotentieel van de onsterfelijke ziel bepalen. Wanneer het verstand in God gelooft en de ziel God kent, en wanneer deze tezamen met de koesterende en opvoedende Richter, naar God verlangen, dan is de overleving verzekerd. Verstandelijke beperktheden, een beknotte opleiding, gebrek aan cultuur, een armelijke sociale positie, zelfs de inferieure morele normen van de mens die kunnen voortkomen uit het betreurenswaardige ontberen van voordelen van ontwikkeling, cultuur en een sociale omgeving, kunnen de tegenwoordigheid van de goddelijke geest in zulke onfortuinlijke, als mens gehandicapte, maar gelovige personen niet ontkrachten. De inwoning van de Geheimnisvolle Mentor vormt de aanvang van de onsterfelijke ziel en garandeert de capaciteit tot haar groei en overleving.
5:5.14 (70.1) Het vermogen van sterfelijke ouders om zich voort te planten berust niet op hun opleiding, hun niveau van ontwikkeling en beschaving, of hun sociale en economische positie. De vereniging van de ouderlijke factoren onder natuurlijke omstandigheden is geheel voldoende om het aanzijn te geven aan nakomelingen. Een menselijk bewustzijn dat onderscheid maakt tussen goed en kwaad en dat het vermogen bezit tot godsverering, in vereniging met een goddelijke Richter, is al wat nodig is om in die sterveling het voortbrengen en opvoeden van zijn onsterfelijke ziel met overlevingskwaliteiten op gang te brengen, indien deze met geest begiftigde individuele mens God zoekt en oprecht verlangt te worden zoals hij, eerlijk verkiest de wil van de Vader in de hemel te doen.
6. De God van persoonlijkheid
5:6.1 (70.2) De Universele Vader is de God van persoonlijkheden. Het domein van universum-persoonlijkheid, van het laagste sterfelijke, materiële schepsel met persoonlijkheidsstatus tot de hoogste per- sonen met schepper-waardigheid en goddelijke status, heeft zijn middelpunt en omtrek in de Uni- versele Vader. God de Vader is de schenker en bewaarder van alle persoonlijkheid. De Paradijs-Vader is bovendien de bestemming van alle eindige persoonlijkheden die van ganser harte verkiezen de goddelijke wil te doen, zij die God liefhebben en ernaar verlangen te zijn zoals hij.
5:6.2 (70.3) Persoonlijkheid is een van de onopgeloste mysteriën in de universa. Wij zijn wel in staat ons adequate voorstellingen te vormen van de factoren die meespelen in de aard van verschillende orden en niveaus van persoonlijkheid, maar wij begrijpen de werkelijke natuur van persoonlijkheid zelf niet geheel. Wij zien duidelijk de talrijke factoren die, samengevoegd, het voertuig voor de menselijke persoonlijkheid vormen, maar wij begrijpen de natuur en de betekenis van zulk een eindige persoonlijkheid niet geheel.
5:6.3 (70.4) Persoonlijkheid is potentieel in alle schepselen die in het bezit zijn van een geschonken bewustzijn, variërend van het minimum aan zelf-bewustzijn tot het maximum aan Godsbewustzijn. Maar met bewustzijn begiftigd zijn, is op zichzelf nog niet persoonlijkheid, en evenmin is geest-energie of fysische energie persoonlijkheid. Persoonlijkheid is die kwaliteit en waarde in de kosmische realiteit, die uitsluitend door God de Vader wordt verleend aan deze levende systemen van de onderling geassocieerde en gecoördineerde energieën van materie, bewustzijn en geest. Persoonlijkheid is niet iets dat door vooruitgang bereikt kan worden. Persoonlijkheid kan van materiële of geestelijke aard zijn, maar er is of wèl persoonlijkheid, of geen persoonlijkheid. Het anders-dan-persoonlijke bereikt nooit het niveau van het persoonlijke, behalve door het rechtstreekse handelen van de Paradijs-Vader.
5:6.4 (70.5) Het schenken van persoonlijkheid, het personaliseren van de levende energiesystemen die hij begiftigt met de eigenschappen van betrekkelijk creatief bewustzijn en de beheersing daarvan door de vrije wil, is de exclusieve functie van de Universele Vader. Er bestaat geen persoonlijkheid los van God de Vader en geen persoonlijkheid bestaat dan door God de Vader. De fundamentele eigenschappen van het menselijke zelf, evenals de absolute Richter-kern van de menselijke persoonlijkheid, zijn gaven van de Universele Vader, handelend in zijn uitsluitend persoonlijke domein van kosmisch dienstbetoon.
5:6.5 (70.6) De Richters, wier status voorpersoonlijk is, wonen bij talrijke soorten sterfelijke schepselen in en vormen daardoor de zekerheid dat al deze wezens de dood die tot het sterfelijk bestaan behoort, kunnen overleven teneinde persoonlijke morontia-schepselen te worden, met het potentieel om uiteindelijk geest-status te bereiken. Want wanneer in zulk een met persoonlijkheid begiftigd geschapen bewustzijn een fragment woont van de eeuwige God, de voorpersoonlijke gave van de persoonlijke Vader, dan bezit deze eindige persoonlijkheid inderdaad de capaciteit tot het goddelijke en eeuwige, streeft hij naar een bestemming die verwant is met de Ultieme en reikt hij zelfs naar een zich bewust worden van de Absolute.
5:6.6 (71.1) Het vermogen om een goddelijke persoonlijkheid te worden is inherent aan de voorpersoonlijke Richter; het vermogen om een menselijke persoonlijkheid te worden is potentieel aanwezig in de gave van het kosmische bewustzijn aan de mens. Maar de experiëntiële persoonlijkheid van de sterfelijke mens kan pas als een actieve, functionele werkelijkheid worden waargenomen, wanneer het materiële levensvoertuig van het sterfelijke schepsel is aangeraakt door de vrijmakende goddelijkheid van de Universele Vader, en aldus de zeeën der ervaring is opgestuurd als een zichzelf bewuste, (betrekkelijk) zelfbepalende en zelfscheppende persoonlijkheid. Het materiële zelf is waarlijk en onbeperkt persoonlijk.
5:6.7 (71.2) Het materiële zelf heeft persoonlijkheid en identiteit, identiteit in de tijd; de voorpersoonlijke geest-Richter heeft ook identiteit, eeuwige identiteit. Deze materiële persoonlijkheid en deze geest-voorpersoonlijkheid zijn in staat hun creatieve eigenschappen zo te verenigen, dat zij de overlevende identiteit van de onsterfelijke ziel tot stand brengen.
5:6.8 (71.3) Nu de Vader deze voorzieningen heeft getroffen voor de groei van de onsterfelijke ziel en nu hij ’s mensen innerlijk zelf heeft bevrijd uit de kluisters der absolute afhankelijkheid van voorafgaande veroorzaking, treedt hij terug. Nu de mens aldus is bevrijd van de kluisters van de respons op veroorzaking, tenminste voorzover het zijn eeuwige bestemming aangaat, en er voorzieningen zijn getroffen voor de СКАЧАТЬ