Название: Heerser, Rivaal, Banneling
Автор: Морган Райс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Жанр: Героическая фантастика
Серия: Over Kronen en Glorie
isbn: 9781640299894
isbn:
“Nog niet,” herhaalde hij. “De schepen in de haven weten waar we zijn, en een zeil zal ons alleen maar een makkelijk doelwit maken. Gebruik de roeispanen.”
Ceres knikte en trok Thanos naar waar de krijgsheren die ze hadden gered zaten te roeien. Het was lastig om een plekje te vinden tussen de zwaar gespierde mannen, maar ze wist zichzelf ertussen te proppen en gebruikte het laatste beetje kracht dat ze nog in zich had om hen te helpen.
Ze voeren de schaduw van een verankerde sloep in, en de pijlen stopten.
“We moeten slim zijn nu,” zei Ceres. “Ze kunnen ons niet doden als ze ons niet kunnen vinden.”
Ze liet haar roeispaan even los, evenals de anderen. Ze lieten hun boot in de golfslag van het grotere schip drijven, waar ze vanaf de kust niet te zien waren.
Het gaf haar de tijd om even bij Akila te kijken. Ceres kende hem nog niet zo lang, maar ze voelde zich schuldig vanwege wat er met hem gebeurd was. Hij had voor haar gevochten toen hij de verwonding had opgelopen die haar nu als een gapende mond in zijn zij leek aan te staren.
Sartes en Leyana knielden naast hem en probeerden het bloeden te stelpen. Ceres was verrast door hoe goed ze dat deden. Ze bedacht dat de oorlog mensen dwong om vaardigheden te leren die ze anders nooit gehad zouden hebben.
“Zal hij het halen?” vroeg Ceres aan haar broertje.
Sartes keek naar haar op. Er zat bloed aan zijn handen. Leyana, die naast hem zat, zag lijkbleek van de inspanning.
“Ik weet het niet,” zei Sartes. “Ik heb heel wat zwaardverwondingen gezien, en ik denk dat deze de belangrijke organen heeft gemist. Maar dat baseer ik alleen op het feit dat hij nog niet dood is.”
“Je doet het goed,” zei Leyana, die Sartes’ hand even aanraakte. “Maar we kunnen slechts zoveel doen op een boot, en we hebben een echte genezeres nodig.”
Ceres was blij dat Leyana er was. Van wat ze tot dusver van het meisje had gezien, leek ze heel goed bij haar broertje te passen. Ze deden in elk geval wat ze konden om Akila in leven te houden.
“We brengen je naar een genezeres,” beloofde Ceres, hoewel ze op dat moment niet wist hoe ze die belofte kon waarmaken. “Hoe dan ook.”
Thanos stond nu op de boeg van de boot. Ceres liep naar hem toe, hopend dat hij meer ideeën had dan zij over hoe ze hier vandaan moesten komen. De haven lag vol schepen, en de invasievloot leek op een soort drijvende stad.
“In Felldust was het nog erger,” zei Thanos. “Dit is de hoofdvloot, maar er komen nog veel meer boten aan.”
“Wachtend om het Rijk uit elkaar te trekken,” raadde Ceres.
Ze wist niet wat ze daarvan moest denken. Ze had haar best gedaan om het Rijk ten val te brengen, maar dit… dit betekende slechts dat er nog meer mensen zouden lijden. Gewone mensen en aristocraten zouden door de aanvallers tot slaven worden gemaakt, als ze al niet meteen gedood zouden worden. Ze zouden Stephania inmiddels ook wel gevonden hebben. Ceres zou daar waarschijnlijk blij mee moeten zijn, maar ze voelde niet veel anders dan opluchting dat Stephania eindelijk uit hun leven was.
“Heb je spijt dat je Stephania hebt achtergelaten?” vroeg Ceres aan Thanos.
Hij legde een arm om haar heen. “Ik heb spijt dat het zo ver moest komen,” zei hij. “Maar na alles dat ze heeft gedaan… nee, ik heb er geen spijt van. Ze verdiende het, en meer.”
Hij klonk alsof hij het meende, maar Ceres wist hoe gecompliceerd de zaken waren als het op Stephania aankwam. Desondanks was ze nu weg, waarschijnlijk dood. Ze waren vrij. Of dat zouden ze kunnen zijn, als ze levend de haven uit konden komen.
Aan de andere kant van het dek zag ze haar vader knikken en wijzen.
“Daar, zien jullie die schepen? Het ziet ernaar uit alsof ze vertrekken.”
Zowaar, daar waren sloepen en koggen die de haven verlieten, geconcentreerd in een groep, alsof ze bang waren dat iemand hen alles zou afnemen als ze het niet deden. Gezien de mentaliteit van de mensen in Felldust hadden ze waarschijnlijk nog gelijk ook.
“Wat zijn het?” vroeg Ceres. “Koopvaardijschepen?”
“Sommige, denk ik,” antwoordde haar vader. “Gevuld met de buit van de verovering. Ik denk dat er ook een paar slavenhouders bij zitten.”
Die gedachte vulde Ceres met afschuw. Dat er schepen waren die de mensen uit haar stad meenamen in boeien deed haar wensen dat de schepen met haar blote handen uit elkaar kon trekken. Maar dat kon ze niet. Ze waren maar met één boot.
Ondanks haar woede kon Ceres de mogelijkheid zien die de schepen vertegenwoordigden.
“Als we daar in de buurt kunnen komen, zal niemand twijfelen aan het feit dat we vertrekken,” zei ze.
“Maar dan moeten we daar wel zien te komen,” merkte Thanos op, maar Ceres zag dat hij al bezig was een route te vinden.
De schepen waren zo dicht op elkaar gepakt dat het meer was alsof ze hun boot door smalle kanalen moesten sturen, dan dat ze echt konden zeilen. Ze begonnen zich een weg door de clusters van boten te banen, gebruik makend van hun riemen, en deden hun best om geen aandacht te trekken. Nu ze uit het zicht waren van degenen die vanaf de kust naar hen gevuurd hadden, had niemand een reden om te denken dat ze hier niet hoorden.
Ze konden zichzelf verliezen in de grote massa van de vloot uit Felldust, en het als dekmantel gebruiken. Zelfs als een deel van de vloot op hen joeg.
Ceres tilde het zwaard dat ze uit Akila getrokken had op. Het was zo groot dat ze het nauwelijks kon optillen, maar als ze moesten vechten, zouden ze er spoedig achter komen hoe goed ze er mee om kon gaan. Misschien zou ze op een dag zelfs de kans krijgen om het aan zijn eigenaar terug te geven, met de punt door het hart van de Eerste Steen.
Maar op dit moment konden ze zich heen gevecht veroorloven. Dan zouden de anderen erachter komen dat ze vreemdelingen waren, en dan zou elke boot in de haven achter hen aankomen. Dus Ceres wachtte. Ze voelde de spanning stijgen terwijl ze langs de verschillende vaartuigen voeren, langs de uitgebrande scheepsrompen, langs boten waar nog veel ergere dingen gaande waren. Ceres zag boten waar mensen als vee werden gebrandmerkt, één waar twee mannen tot de dood vochten terwijl zeelieden hen uitjoelden, één waar—
“Ceres, kijk,” zei Thanos. Hij wees naar een schip vlakbij hen.
Ceres keek, en zag slechts nog een voorbeeld van alle gruweldaden die zich om hen heen afspeelden. Een vreemd uitziende vrouw, wiens gezicht leek bedekt met as, was als een boegbeeld aan het voorsteven van een schip vastgebonden. Twee soldaten met zwepen sloegen haar om beurten.
“We kunnen niets doen,” zei Ceres’ vader. “We kunnen het niet tegen al die soldaten opnemen.”
Ceres begreep hem wel, maar toch vond ze het niet prettig om niets te doen terwijl er iemand werd gemarteld.
“Maar dat is Jeva,” antwoordde Thanos. Hij ving Ceres’ verwarde blik op. “Zij heeft me naar de Bottenmensen СКАЧАТЬ