Heerser, Rivaal, Banneling . Морган Райс
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Heerser, Rivaal, Banneling - Морган Райс страница 3

СКАЧАТЬ

      “Wat is het dat je wil, heilige?” vroeg Irrien. Hij wreef afwezig over zijn schouder terwijl hij sprak, hopend dat niemand zou raden waarom hij dat deed.

      De priester spreidde zijn handen, die getatoeëerd waren met runen die dansten met elke beweging van zijn vingers.

      “Het gaat niet om wat ik wil, maar om wat de goden vragen. Zij hebben ons de overwinning geschonken. Het is niet meer dan gepast om hen met een fatsoenlijk offer te bedanken.”

      “Zeg je nu dat de overwinning niet te danken is aan de kracht van mijn leger?” wilde Irrien weten. Hij liet de dreiging in zijn stem sijpelen. Hij gebruikte de priesters wanneer het hem uitkwam, maar hij zou niet toelaten dat ze controle over hem kregen.

      “Zelfs de sterksten moeten de gunsten van de goden erkennen.”

      “Ik zal erover nadenken,” zei Irrien, wat vandaag al te vaak zijn antwoord was geweest. Eisen om aandacht, eisen om middelen. Een hele parade van mensen die een deel wilden van wat hij had veroverd. Het was de vloek van een machthebber, maar tegelijkertijd een symbool van zijn macht. Iedere sterke man die Irrien om een gunst vroeg, erkende dat hij niet simpelweg kon nemen wat hij wilde.

      Ze liepen terug naar het kasteel, en Irrien plande en berekende waar er reparaties nodig waren en waar er monumenten ter ere van zijn macht neergezet konden worden. In Felldust werd een standbeeld altijd gestolen of vernield voor het voltooid was. Hier zou het wellicht tot het einde der tijden blijven staan, als herinnering aan zijn overwinning. Hij had een hoop te doen als hij eenmaal genezen was.

      Hij bekeek de verdedigingswerken van het kasteel. Het was sterk; sterk genoeg om de wereld tegen te kunnen houden. Als iemand de poorten niet voor zijn mensen had geopend, hadden ze zijn leger ongetwijfeld buiten kunnen houden tot de onvermijdelijke conflicten in Felldust een einde aan de bezetting hadden gemaakt.

      Hij knipte met zijn vingers naar een bediende. “Ik wil dat alle tunnels onder het kasteel worden dichtgegooid. Het kan me niet schelen hoeveel slaven er sterven tijdens de werkzaamheden. Vervolgens wil ik dat de tunnels onder de stad worden aangepakt. Er mag geen rat meer doorheen kunnen. Ik wil niet dat mensen zonder mijn weten naar binnen en naar buiten kunnen glippen.”

      “Ja, Eerste Steen.”

      Hij vervolgde zijn weg het kasteel in. Bediendes waren al bezig om de vlaggen van Felldust naar binnen te brengen. Maar er waren ook een aantal mensen die de boodschap blijkbaar niet ontvangen hadden. Drie van zijn mannen rukten wandtapijten van de muren, trokken kostbare stenen uit de ogen van standbeelden, en propten hun zakken vol met spullen.

      Irrien beende naar hen toe en zag hen omkijken met de vererende blik die hij zo graag zag in zijn mannen.

      “Wat zijn jullie hier aan het doen?” vroeg hij.

      “We zetten het plunderen van de stad voort, Eerste Steen,” antwoordde één van hen. Hij was jonger dan de andere twee. Irrien had het vermoeden dat hij zich alleen bij de invasiemacht had aangesloten vanwege de belofte van avontuur. Dat hadden er zoveel gedaan.

      “En hebben je bevelhebbers je verteld om ook het kasteel te plunderen?” vroeg Irrien. “Is dit waar je heen moest?”

      De blikken in hun ogen vertelden hem alles dat hij moest weten. Hij had zijn mannen bevolen om de stad op systematische wijze te plunderen, maar dit was niet systematisch. Hij eiste discipline van zijn vechters, en dit was niet gedisciplineerd.

      “Je dacht dat je gewoon kon pakken wat je wilde,” zei Irrien.

      “Dat is hoe het in Felldust gaat!” protesteerde één van de mannen.

      “Ja,” stemde Irrien in. “De sterken nemen van de zwakken. Dat is waarom ik dit kasteel heb bezet. Nu probeer jij het van me af te pakken. Denk je dat ik zwak ben?”

      Hij had zijn grote zwaard niet meer, en zelfs als hij het wel had gehad dan deed zijn gewonde schouder deed nog steeds te veel pijn. Dus trok hij in plaats daarvan een lang mes tevoorschijn. Hij stak het bij de jongste van de drie door zijn kaak heen, omhoog, dwars door zijn schedel.

      Hij draaide om zijn as en beukte de tweede, die naar zijn eigen wapens graaide, tegen een muur. Irrien pareerde een zwaardaanval van de ander en sneed zijn keel moeiteloos door tijdens de terughaal. Hij duwde hem van zich af terwijl hij viel.

      Degene die hij een duw had gegeven stak zijn handen in de lucht.

      “Alstublieft, Steen Irrien. Het was een fout. We dachten niet na.”

      Irrien deed een stap naar voren en stak hem zonder een woord te zeggen neer. Hij bleef steken. Hij hield de zwakkeling omhoog zodat hij niet te snel zou vallen, en negeerde de pijn van zijn verwonding. Dit was niet zomaar een moord, het was een demonstratie.

      Toen hij de man eindelijk losliet, wendde Irrien zich tot de anderen. Hij spreidde zijn handen om hen duidelijk te maken dat het om een uitdaging ging.

      “Denkt iemand hier dat ik zo zwak ben dat je simpelweg dingen van me kunt eisen? Denkt iemand dat hij mij iets kan afnemen?”

      Ze zwegen, natuurlijk. Ze volgden hem stilletjes terwijl hij verder liep naar de troonzaal.

      Zijn troonzaal.

      De plek waar zijn prijs hem opwachtte.

      *

      Stephania kromp ineen toen Irrien de troonzaal betrad, en ze haatte zichzelf daarvoor. Ze knielde naast dezelfde troon waar zij niet al te lang geleden zelf op had gezeten, vastgeketend met gouden kettingen. Ze had eraan getrokken toen ze alleen was, maar ze hadden niet meegegeven.

      Irrien liep naar haar toe, en Stephania dwong zichzelf haar angst te onderdrukken. Hij had haar geslagen en vastgeketend, maar ze had een keus. Ze kon zich laten breken, of ze kon dit in haar voordeel gebruiken. Zelfs in deze situatie zou er nog een manier zijn.

      Vastgeketend zijn naast Irriens troon had tenslotte zo zijn voordelen. Het betekende dat hij van plan was om haar te houden. Het betekende dat zijn mannen haar zo nu en dan alleen lieten, wanneer ze Stephania’s dienstmeisjes meenamen voor hun eigen plezier. Het betekende dat ze nog steeds in het midden stond, ook al had ze dan geen controle over hen.

      Nog niet.

      Stephania keek toe hoe Irrien ging zitten. Ze bekeek zijn bewegingen, en beoordeelde hem op de manier waarop een jager de grond waarop zijn prooi leefde beoordeelde. Het was duidelijk dat hij haar wilde. Waarom zou hij haar anders hier houden in plaats van haar naar een slavenkuil te sturen? Daar kon Stephania iets mee. Hij dacht misschien dat ze van hem was, maar spoedig zou hij alles doen dat ze voorstelde.

      Ze zou de rol van de weifelende stoeipoes spelen, en daarna zou ze alles terugpakken waar ze voor had gewerkt.

      Ze wachtte en luisterde terwijl Irrien zich bekommerde om de zaken van de stad. Het betrof voornamelijk alledaagse zaken. Hoeveel ze hadden ingenomen. Hoeveel er nog over was. Hoeveel wachters er nodig waren om de muren te bewaken, en hoe de aanvoer van voedsel gecontroleerd zou worden.

      “We hebben een aanbod van een koopman om onze troepen te bevoorraden,” zei één van de hovelingen. “Een man die Grathir heet.”

      Stephania snoof, en Irrien keek op haar neer.

      “Heb je iets te zeggen, slaaf?”

      Ze СКАЧАТЬ