Opstandeling, Pion, Koning . Морган Райс
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Opstandeling, Pion, Koning - Морган Райс страница 7

СКАЧАТЬ

      Hij zou het nog doen ook; daar twijfelde Ceres niet aan. Ze zag hem naar één van de soldaten wijzen, en toen naar één van de instrumenten.

      “Begin met deze. Eigenlijk maakt het niet uit. Het scheelt me niks. Zorg ervoor dat ze allemaal lijden voordat ze sterven.” Hij wees naar Ceres’ cel. “En zorg dat zij als laatste is. Laat haar zien hoe ze sterven. Ik wil dat ze gek wordt. Ik wil dat ze begrijpt hoe machteloos ze echt is, ongeacht hoeveel bloed van de Ouden ze zegt te hebben.”

      Ceres duwde zichzelf weg van de tralies, maar blijkbaar stonden er mannen aan de andere kant van de deur te wachten. De kettingen rond haar polsen en enkels werden strakgetrokken en sleurden haar terug naar de muur. Ze kon niet meer dan vijf centimeter in elke richting bewegen. Ze kon ook niet wegkijken van het raam, waardoor ze één van de beulen de scherpte van een bijl zag controleren.

      “Nee,” zei ze terwijl ze zichzelf probeerde te vullen met een zelfverzekerdheid die ze niet voelde. “Nee, dit laat ik niet gebeuren. Ik zal een manier vinden om het tegen te houden.”

      Ze reikte niet alleen in zichzelf om haar kracht te vinden. Ze dook in de ruimte waar de energie normaal gesproken op haar wachtte. Ceres dwong zichzelf om de geestestoestand te bereiken die ze van de bosmensen had geleerd. Ze joeg op de kracht die ze had vergaard alsof ze achter een of ander wild dier aan zat.

      Maar het bleef even ongrijpbaar. Ceres probeerde alles dat ze kon bedenken. Ze probeerde zichzelf te kalmeren. Ze probeerde zich de sensaties te herinneren die ze had gevoeld bij het gebruiken van haar kracht. Ze probeerde het te dwingen met haar wilskracht. Wanhopig probeerde ze zelfs te smeken, alsof haar kracht een afzonderlijk wezen was in plaats van een fragment van haarzelf.

      Het werkte niet. Ceres gooide zichzelf in de kettingen die haar in bedwang hielden. Ze voelde hoe ze in haar polsen en enkels beten, maar ze kon nog geen armlengte aan ruimte winnen.

      Ceres had het staal makkelijk moeten kunnen breken. Ze had in staat moeten zijn om zichzelf te bevrijden en de anderen te redden. Maar op dat moment lukte het niet, en het ergste was dat ze niet eens wist waarom. Waarom hadden de krachten die ze al zo vaak had gebruikt haar zo plotseling verlaten? Waarom was het zo ver gekomen?

      Waarom kon ze haar kracht niet laten doen wat ze wilde? Ceres voelde de tranen in haar ogen prikken terwijl ze wanhopig zocht naar een manier om iets te doen. Om te helpen.

      Buiten gingen de executies van start, en Ceres kon niets doen om ze tegen te houden. Bovendien wist ze dat wanneer Lucious klaar was met de anderen, zij zelf aan de beurt was.

      HOOFDSTUK VIER

      Sartes ontwaakte, klaar om te vechten. Hij probeerde op te staan, viel toen het niet lukte, en werd door de laars van een ruig-uitziende figuur naar achteren getrapt.

      “Dacht je dat er ruimte voor je was om hier te bewegen?” beet hij.

      De man had een geschoren hoofd en tatoeages, en hij miste een vinger van één of ander gevecht. Er was een tijd geweest dat Sartes waarschijnlijk angst had gevoeld voor zo’n man. Maar dat was voor het leger en het verzet. Dat was voordat hij had gezien hoe het echte kwaad eruitzag.

      Er waren nog andere mannen, samengedrukt in een kleine ruimte met houten wanden. Het enige licht scheen door een paar spleten naar binnen. Het was net voldoende voor Sartes om bij te zien, en wat hij zag was allesbehalve bemoedigend. De man tegenover hem was waarschijnlijk één van de minst ruig uitziende mannen in de ruimte. Even voelde Sartes wel angst, en niet alleen vanwege wat zij hem aan zouden kunnen doen. Wat stond hem te wachten als hij in een ruimte met mannen als deze vastzat?

      Hij voelde beweging, en Sartes waagde het de zware jongens de rug toe te keren zodat hij door één van de spleten in de houten wand kon kijken. Buiten zag hij een stoffig, rotsachtig landschap voorbijglijden. Hij herkende het gebied niet, maar hoever van Delos kon hij nu zijn?

      “Een wagen,” zei hij. “We zitten in een wagen.”

      “Luister naar de jongen,” zei de man met het geschoren hoofd. Hij imiteerde Sartes’ stem, hoewel dat nauwelijks hoorbaar was. “We zitten in een wagen. Wat een wijsneus, deze jongen. Nou, wijsneus, wat dacht je van je bek dichthouden? Het is al erg genoeg dat we onderweg zijn naar de teerputten zonder dat jij aan een stuk doorratelt.”

      “De teerputten?” zei Sartes, en hij zag woede in de ogen van de man.

      “Ik dacht dat ik zei dat je je bek moest houden,” beet de schurk. “Misschien moet ik een paar tanden door je strot slaan?”

      Een andere man strekte zich uit. De afgesloten ruimte leek nauwelijks groot genoeg voor hem. “De enige die ik hoor praten ben jij. Waarom houden jullie allebei je bek niet dicht?”

      Het feit dat de kaalgeschoren man direct gehoorzaamde, vertelde Sartes veel over hoe gevaarlijk deze andere man was. Sartes wist van zijn tijd uit het leger dat dit soort mannen geen vrienden hadden: ze hadden alleen aanhangers en slachtoffers.

      Het was lastig om stil te zijn nu hij wist waar ze heengingen. De teerputten waren één van de ergste straffen die het Rijk had; zo gevaarlijk en akelig dat degenen die erheen werden gestuurd geluk hadden als ze het een jaar volhielden. Het was een hete, dodelijke plek, waar de botten van dode draken uit de grond staken, en de wachters zonder pardon een zieke of bezweken gevangene de teer in smeten.

      Sartes probeerde zich te herinneren hoe hij hier terecht was gekomen. Hij was op verkenningstocht gegaan voor de rebellen, om een poort te vinden waar Ceres met de mannen van Heer West de stad in kon komen. Hij had hem gevonden. Sartes herinnerde zich hoe blij hij zich toen had gevoeld, want de poort was perfect geweest. Hij was terug gerend om het de anderen te vertellen.

      Hij was zo dichtbij geweest toen de in een mantel gehulde figuur hem had gegrepen; dichtbij genoeg om de ingang naar de schuilplaats van de rebellen aan te kunnen raken. Hij had eindelijk het gevoel gehad dat hij veilig was, en toen hadden ze het hem afgenomen.

      “Vrouwe Stephania doet de groeten.”

      De woorden galmden door Sartes’ geheugen.

      Het waren de laatste woorden die hij gehoord had voor ze hem bewusteloos hadden geslagen. Met die ene zin hadden ze hem duidelijk gemaakt wie er voor deze actie verantwoordelijk was, en hoe hard hij had gefaald. Ze hadden hem zo dichtbij laten komen.

      Ceres en de anderen hadden dus nooit de informatie gekregen die Sartes hen had willen geven. Hij maakte zich zorgen over zijn zus, zijn vader, Anka en de rebellen, niet wetend wat er met hen zou gebeuren zonder de poort die hij voor hen had gevonden. Zouden ze zonder zijn hulp ook de stad in weten te komen?

      Hadden ze dat kunnen doen, corrigeerde Sartes zichzelf. Want inmiddels zou het al voorbij moeten zijn. Ze hadden wel een andere poort gevonden, of een andere manier om de stad in de komen, toch? Dat moest wel, want wat was het alternatief?

      Sartes wilde er niet over nadenken, maar dat was onmogelijk. Het alternatief was dat ze gefaald hadden. In het beste geval hadden ze beseft dat er geen weg naar binnen was zonder een poort te bezetten, en zaten ze in de val terwijl het leger voortschreed. In het ergste geval… in het ergste geval waren ze al dood.

      Sartes schudde zijn hoofd. Dat kon hij niet geloven. Dat kon hij niet. Ceres zou een manier vinden om toch de stad binnen te komen, een manier om te winnen. Anka was de meest vindingrijke persoon die hij kende. Zijn vader was sterk en betrouwbaar, en de andere rebellen hadden de vastberadenheid die kwam met de wetenschap dat hun СКАЧАТЬ