Een Troon Voor Zusters . Морган Райс
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Een Troon Voor Zusters - Морган Райс страница 7

СКАЧАТЬ Ze pakten hun cakes, stopten ze in hun nieuwe zakken en liepen verder.

      Het volgende was niet zo lachwekkend; er waren zoveel dingen die ze moesten doen als ze wilden overleven. Om te beginnen moesten ze onderdak zien te vinden, en daarna bedenken wat ze zouden gaan doen en waar ze heen zouden gaan.

      Eén ding tegelijk, zei ze tegen zichzelf.

      Ze klauterden terug de straat op en deze keer nam Sophia de leiding. Ze probeerde een weg door het arme deel van de stad te vinden, dat wat haar betreft nog altijd te dicht bij het weeshuis lag.

      Ze zag een rij uitgebrande huizen voor zich, die nog niet hersteld waren van de branden die soms door de stad woedden als de rivier laag stond. Het zou een gevaarlijke plek zijn om te rusten. Toch liep Sophia erheen.

      Kate wierp haar een vragende, sceptische blik toe.

      Sophia haalde haar schouders op.

      Gevaarlijk is beter dan niets, stuurde ze.

      Ze liepen er behoedzaam heen. Net toen Sophia haar hoofd om de hoek stak, werd ze opgeschrikt door een aantal figuren die uit het puin verrezen. Ze waren zo zwart van het roet door het verblijven in de verkoolde restanten, dat Sophia even dacht dat ze de branden zelf ook hadden meegemaakt.

      “Wegwezen! Dit is onze plek!”

      Een van hen stormde op Sophia af, en ze slaakte een gilletje terwijl ze onwillekeurig een stap naar achteren deed. Kate zag eruit alsof ze wilde vechten, maar toen trok de figuur een dolk die veel feller glom dan al het andere om hen heen.

      “Dit is ons terrein! Zoek je eigen ruïne maar, of ik snij je open.”

      De zusjes gingen ervandoor en probeerden zo ver mogelijk bij het huis vandaan te komen.

      Met elke stap die ze zetten was Sophia ervan overtuigd dat ze de voetstappen hoorde van misdadigers met messen, of wachters, of de nonnen.

      Ze liepen tot hun benen pijn deden en het begon te schemeren. Het feit dat elke stap hen verder van het weeshuis bracht, was hun enige troost.

      Eindelijk naderden ze een beter deel van de stad. Om een of andere reden lichtten Kate’s ogen op toen ze het zag.

      “Wat is er?” vroeg Sophia.

      “De centenbibliotheek,” antwoordde haar zusje. “Daar kunnen we naar binnen glippen. Ik knijp er weleens tussenuit als de zusters ons op pad sturen. De bibliothecaris laat me altijd binnen, ondanks het feit dat ik nooit een cent heb om te betalen.”

      Sophia had niet veel hoop dat ze daar hulp zouden vinden, maar de realiteit was dat ze geen beter idee had. Ze liet zich door Kate leiden. Ze gingen naar een drukke plek waar geldschieters zich mengden met advocaten. Er reden zelfs een aantal rijtuigen tussen de gewone paarden en voetgangers.

      De bibliotheek was gevestigd in een van de grotere gebouwen. Sophia kende het verhaal: een van de aristocraten in de stad had besloten om de armen te onderwijzen, en had een deel van zijn fortuin nagelaten om een bibliotheek te bouwen die de meeste rijken voor zichzelf wilden houden. Natuurlijk betekende de entree van een cent dat de armste mensen nog altijd niet naar binnen konden. Sophia had nog nooit een cent gehad. De nonnen zagen geen reden om de weeskinderen geld te geven.

      Ze liepen naar de ingang en zagen een oudere man zitten. Hij zag er vriendelijk uit in zijn enigszins versleten kleren. Hij fungeerde duidelijk niet alleen als bibliothecaris maar ook als bewaker. Tot Sophia’s verrassing glimlachte hij toen ze naar hem toe liepen. Sophia had nog nooit eerder iemand gezien die blij was om haar zusje te zien.

      “Jonge Kate,” zei hij. “Het is alweer even geleden sinds je hier was. En je hebt een vriendin meegenomen. Ga verder, ga verder. Ik zal niet in de weg van kennis staan. De zoon van Earl Varrish heeft dan wel een belasting op kennis geheven, maar de oude Earl heeft daar nooit in geloofd.”

      Hij leek oprecht te zijn, maar Kate schudde haar hoofd.

      “Dat is niet wat we nodig hebben, Geoffrey,” zei Kate. “Mijn zus en ik… we zijn weggelopen uit het weeshuis.”

      Sophia zag de geschokte blik van de oudere man.

      “Nee,” zei hij. “Nee, zoiets doms moet je niet doen.”

      “We hebben het al gedaan,” zei Sophia.

      “Dan kun je hier niet blijven,” zei Geoffrey. “Als de wacht komt en jullie hier bij mij aantreft, zullen ze ervan uit gaan dat ik er iets mee te maken had.”

      Sophia wilde vertrekken, maar het leek erop dat Kate nog een poging wilde wagen.

      “Alsjeblieft, Geoffrey,” zei Kate. “Ik moet -”

      “Je moet teruggaan,” zei Geoffrey. “Smeken om vergiffenis. Ik heb medelijden met jullie, maar dit is wat het lot jullie heeft toebedeeld. Ga terug voor de wachters jullie te pakken krijgen. Ik kan jullie niet helpen. Ik zou zelfs met de zweep kunnen krijgen vanwege het feit dat ik de wachters niet heb geroepen toen ik jullie zag. Dat is alles wat ik voor jullie kan doen.”

      Hij klonk streng, maar toch kon Sophia de vriendelijkheid in zijn ogen zien, en dat het hem pijn deed om te zeggen. Bijna alsof hij tegen zichzelf vocht, alsof hij alleen maar deed alsof hij streng was om een punt te maken.

      Toch zag Kate eruit alsof haar hart gebroken was. Sophia haatte het om haar zusje zo te zien.

      Sophia trok haar mee, bij de bibliotheek vandaan.

      Terwijl ze liepen begon Kate, met haar hoofd naar de grond gericht, eindelijk te praten.

      “Wat nu?” vroeg ze.

      De realiteit was dat Sophia daar geen antwoord op had.

      Ze liepen verder, maar inmiddels was ze uitgeput van al het lopen. Het begon ook nog eens te regenen, op zo’n gestage manier die suggereerde dat het niet snel zou stoppen. Er waren maar weinig plekken waar het zo regende als in Ashton.

      Sophia merkte dat ze werd aangetrokken door de glooiende geplaveide straatjes die naar de rivier leidden. Sophia wist niet zeker wat ze daar hoopte aan te treffen behalve binnenschepen en punters. Ze betwijfelde dat er werfhulpen of hoeren waren die hen konden helpen, en in dit deel van de stad was dat vrijwel het enige soort mensen dat er te vinden was. Maar het was in elk geval een bestemming. Als er niets anders was, konden ze een plekje aan de kust vinden om naar het vredige zeilen van de schepen te kijken en over andere plekken te dromen.

      Uiteindelijk spotte Sophia een laag afdak bij een van de vele bruggen die de stad rijk was. Ze liep erheen. Ze werd, net als Kate, duizelig van de stank en de rattenplaag. Maar haar vermoeidheid deed zelfs de meest armoedige schuilplaats lijken op een paleis. Ze moesten de regen uit. Ze moesten uit het zicht blijven. En waar konden ze anders heen? Ze moesten een plek vinden waar niemand het waagde om te komen, zelfs de zwervers niet. En dit was die plek.

      “Hier?” vroeg Kate vol afschuw. “Kunnen we niet teruggaan naar de schoorsteen?”

      Sophia schudde haar hoofd. Ze betwijfelde dat ze die schoorsteen weer konden vinden, en zelfs als dat wel het geval was dan was er nog de kans dat de stadswacht daar weer zou terugkomen. Dit was de beste plek die ze zouden vinden voor de regen nog erger werd en de nacht viel.

      Ze ging zitten en probeerde haar tranen СКАЧАТЬ