Een Troon Voor Zusters . Морган Райс
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Een Troon Voor Zusters - Морган Райс страница 4

СКАЧАТЬ toen ze het weer hoorde, merkte ze dat er ook een gevoel achter zat.

      Kate, de binnenplaats! Help me!

      Kate kon haar angst voelen.

      Ze deed onwillekeurig abrupt een stap achteruit en morstte het water uit de kan over de stenen vloer.

      “Het spijt me,” zei ze. “Ik moet weg.”

      Zuster Yvaine staarde naar het water op de vloer.

      “Kate, ruim dat onmiddellijk op!”

      Maar Kate had het al op een rennen gezet. Ze zou er later waarschijnlijk een pak slaag voor krijgen, maar dat kreeg ze wel vaker. Dat was niet belangrijk. Het helpen van de enige persoon waar ze om gaf was dat wel.

      Ze rende door het weeshuis. Ze kende de weg, want in de jaren sinds die afschuwelijke nacht dat ze haar hier hadden achtergelaten, had ze alle hoeken en gaten leren kennen. Ze sloop ook geregeld ’s nachts weg om aan het eindeloze gesnurk en de stank op de slaapzaal te ontsnappen. Ze genoot van de duisternis wanneer zij de enige was die wakker was, wanneer er niets te horen was behalve het luiden van de stadsklokken. Op zulke momenten leerde ze alle spleten in de muren kennen. Ze had altijd het gevoel gehad dat ze daar op een dag iets aan zou hebben.

      En nu was het zover.

      Kate kon haar zus horen vechten en om hulp roepen. Instinctief dook ze een kamer in, greep een pook uit het haardrooster en rende verder. Ze wist niet wat ze ermee zou doen.

      Ze stormde de binnenplaats op. Haar hart kromp samen toen ze zag hoe haar zus door twee jongens tegen de grond werd gedrukt, terwijl een derde aan haar jurk futselde.

      Kate wist precies wat ze moest doen.

      Ze werd overgenomen door een oerdrift, een woede die ze niet onder controle kon houden. Ze rende brullend naar voren en haalde met de pook uit naar het hoofd van de eerste jongen. Hij draaide zich om op het moment dat Kate sloeg, dus ze raakte hem niet zo goed als ze gewild had. Toch was de klap hard genoeg om hem tegen de grond te krijgen. Hij greep naar de plek die ze had geraakt.

      Ze haalde uit naar een andere jongen en raakte hem op zijn knie, waardoor hij struikelde. Ze sloeg de derde in zijn maag tot hij dubbelklapte.

      Ze bleef slaan, want ze wilde de jongens geen tijd geven om zich te herstellen. Ze had genoeg gevochten in haar tijd in het weeshuis en ze wist dat ze niet op grootte of spierkracht kon vertrouwen. Woede was het enige dat ze had om zichzelf staande te houden. En daar had Kate godzijdank geen gebrek aan.

      Ze bleef slaan tot de jongens alle drie op de grond lagen. Ze waren wellicht bereid om bij het leger te gaan, maar de Gemaskerde Broeders aan hun kant leerden hen niet om te vechten. Dat zou er alleen maar voor zorgen dat ze moeilijker onder controle te houden waren. Kate sloeg een van de jongens in zijn gezicht en draaide om haar as om een andere jongen op zijn elleboog te raken. Ze hoorde het kraken van botten toen het ijzer hem raakte.

      “Sta op,” zei ze tegen haar zus terwijl ze haar hand uitstak. “Sta op!”

      Haar zus krabbelde verdoofd overeind en pakte Kate’s hand vast, alsof zij voor de verandering het jongere zusje was.

      Kate zette het op een rennen en haar zus rende met haar mee. Sophia leek weer tot zichzelf te komen terwijl ze door de gangen van het weeshuis stormden.

      Achter hen hoorde Kate geschreeuw, van jongens of zusters of beide. Het kon haar niet schelen. Ze wist dat vluchten hun enige kans was.

      “We kunnen niet terug,” zei Sophia. “We moeten het weeshuis verlaten.”

      Kate knikte. Iets als dit zou niet alleen maar een pak slaag opleveren. Maar toen herinnerde Kate zich iets.

      “Dan gaan we,” antwoordde Kate. “Alleen eerst moet ik -”

      “Nee,” zei Sophia. “Er is geen tijd meer. We laten alles achter. We moeten gáán.”

      Kate schudde haar hoofd. Er waren dingen die ze niet zomaar achter kon laten.

      Dus ze rende in de richting van haar slaapzaal en trok Sophia aan haar arm met zich mee.

      De slaapzaal was een sombere plek, met bedden die niet veel meer waren dan houten latten die als boekenplanken uit de muur staken. Kate was niet zo dom om iets belangrijks in de kleine kist bij het voeteneinde van haar bed te stoppen, waar iedereen het kon stelen. In plaats daarvan liep ze naar een spleet tussen twee vloerplanken, en wrikte met haar vingers tot een van de vloerplanken omhoogkwam.

      “Kate,” hijgde Sophia, die op adem probeerde te komen, “we hebben geen tijd meer.”

      Kate schudde haar hoofd.

      “Ik laat het niet achter.”

      Sophia moest weten waarvoor ze was teruggekomen; de enige herinnering die ze had aan die nacht, aan haar oude leven.

      Eindelijk sloten Kate’s vingers zich rond het metaal en ze pakte het medaillon op, glimmend in het schemerige licht.

      Toen ze klein was, was ze er zeker van geweest dat het echt van goud was en een fortuin waard. Later was ze erachter gekomen dat het een goedkopere legering was, maar tegen die tijd was het voor haar allang meer waard geworden dan goud. De miniatuur in het medaillon, een glimlachende vrouw en een man die zijn hand op haar schouder had, was de enige herinnering die ze nog had aan haar ouders.

      Kate droeg het medaillon normaal gesproken niet, uit angst dat een van de andere kinderen of de nonnen het zouden afpakken. Nu stopte ze het in haar jurk.

      “We gaan,” zei ze.

      Ze renden naar de deuren van het weeshuis, die geacht werden altijd open te zijn omdat de Gemaskerde Godin voor gesloten deuren had gestaan toen ze de wereld bezocht, en de bewoners had vervloekt. Kate en Sophia renden door de gangen en kwamen in de hal. Ze keken om zich heen, op hun hoede voor achtervolgers.

      Kate kon ze horen, maar op dat moment stond er slechts een zuster bij de deur: een dikke vrouw die hen de weg versperde toen ze naderden. Kate liep rood aan; ze herinnerde zich alle jaren van slaag door de handen van deze vrouw.

      “Daar zijn jullie,” zei ze op strenge toon. “Jullie zijn allebei erg ongehoorzaam geweest en -”

      Kate aarzelde geen seconde; ze sloeg haar met de pook in haar maag, hard genoeg om haar dubbel te laten klappen. Ze wenste dat haar pook een van de elegante zwaarden was die de hovelingen bij zich droegen, of misschien een bijl. Maar ze moest het doen met wat ze had, en de vrouw lang genoeg zien af te leiden om langs haar heen te kunnen rennen.

      Maar op het moment dat Kate door de deuren ging, stopte ze.

      “Kate!” schreeuwde Sophia in paniek. “Laten we gaan! Waar ben je mee bezig?”

      Maar Kate kon er niets aan doen, ondanks het geschreeuw van hun achtervolgers die steeds dichterbij kwamen. Ondanks de wetenschap dat ze hun vrijheid op het spel zette.

      Ze deed twee stappen naar voren, hief de pook boven haar hoofd, en sloeg de non keer op keer tegen haar rug.

      De non kreunde en schreeuwde het uit bij elke klap. Het klonk als muziek in Kate’s oren.

      “Kate!” smeekte Sophia, СКАЧАТЬ