Название: Alles op alles
Автор: Джек Марс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Жанр: Современные детективы
Серия: Een Luke Stone Thriller
isbn: 9781094303680
isbn:
Luke glimlachte. “Het is een kleed te weven met de draden van je eigen hart, zelfs alsof je geliefde dat kleed zou dragen.” We hebben dat ook thuis op de wc hangen. Ik ben gek op dat soort dingen. Ik denk dat we gewoon drie onverbeterlijke romantici zijn.”
Luke liep naar de computer en haalde zijn vinger over het touchpad. Het wachtwoordvenster verscheen op het scherm. Hij typte de woorden in.
Kahlil_Gibran
Het bureaublad verscheen. De achtergrond was een foto van met sneeuw bedekte bergen en groene weiden op de voorgrond.
“Het ziet ernaar uit dat we binnen zijn. Bedankt, Ali.”
Luke haalde een externe harde schijf die hij van Swann had gekregen uit de zak van zijn cargobroek. Hij stopte het in de USB-poort. De externe harde schijf had een enorme opslagcapaciteit. Het zou zonder problemen de gehele computer van de man kunnen downloaden. Het ontcijferen van mogelijke coderingen zou van later zorg zijn.
Hij begon met de bestandsoverdracht. Op het scherm was een horizontale balk te zien. De balk begon vanaf links vol te lopen met een groene kleur. Drie procent groen, vier procent, vijf. Onder de balk verscheen een stroom aan bestandnamen die verdwenen zodra ze gekopieerd waren naar de externe schijf.
Acht procent. Negen procent.
In de woonkamer was plotseling veel commotie. De voordeuren werden opengegooid.
“Politie!” schreeuwde iemand. “Leg je wapens neer! Op de grond!” Ze liepen door het appartement, gooiden voorwerpen omver en braken door deuren. Het klonk alsof het een grote groep was. Elk moment zouden ze het kantoor binnenstormen.
“Politie! Neer! Neer! Op de grond!”
Luke keek naar de horizontale balk. Het leek te blijven hangen op twaalf procent.
Nassar staarde naar Luke. Zijn oogleden hingen zwaar en zijn ogen zaten vol tranen. Zijn lippen trilden. Zijn gezicht was rood en zijn bijna blote lichaam compleet bezweet. Nu was hij niet meer zo arrogant.
Hoofdstuk 13
07:05 uur
Baltimore, Maryland – ten zuiden van Fort McHenry Tunnel
Eldrick Thomas werd wakker uit een droom. In de droom bevond hij zich in een kleine hut hoog in de bergen. De lucht was schoon en koud. Hij wist dat hij aan het dromen was omdat hij nog nooit in een berghut was geweest. Er was een stenen open haard waarin een vuur brandde. Het vuur was warm en hij hield zijn handen voor de vlammen. In de kamer ernaast kon hij zijn oma een oude psalm horen zingen. Ze had een prachtige stem.
Hij opende zijn ogen voor het daglicht.
Hij had veel pijn. Hij raakte zijn borst. Het was plakkerig van het bloed maar de pistoolschoten hadden hem niet gedood. Hij was ziek van de radioactieve straling. Dat herinnerde hij zich. Hij keek om zich heen. Hij lag in een modderpoel en was omringd door dichte struiken. Links van hem zag hij water, een rivier of een soort haven. Hij kon ook een snelweg ergens dichtbij horen.
Ezatullah had hem tot hier achtervolgd. Maar dat was een hele tijd geleden. Ezatullah was waarschijnlijk allang vertrokken.
“Kom op, man,” piepte hij. “Je moet je bewegen.” Het zou te gemakkelijk zijn om daar te blijven liggen. Maar als hij dat deed dan zou hij daar sterven. Hij wilde nog niet sterven. Hij wilde ook geen jihadi meer zijn. Hij wilde gewoon leven. Zelfs als dat voor de rest van zijn leven in een gevangenis was, dat zou oké zijn. Gevangenis was oké. Hij had er veel tijd doorgebracht. Het was niet zo slecht als men beweerde.
Hij probeerde op te staan maar hij kon zijn benen niet voelen. Ze waren gewoon weg. Hij rolde op zijn buik. Pijn schoot door hem heen als een elektrische schok. Hij vertrok naar een donkere plaats. De tijd tikte voorbij. Na een tijdje kwam hij weer bij. Hij was er nog.
Hij begon te kruipen, zijn handen grepen het zand en de modder om zich vooruit te kunnen trekken. Hij trok zichzelf omhoog, een hoge heuvel op. De heuvel waar hij gisternacht vallend vanaf gerold was. De heuvel die waarschijnlijk zijn leven gered had. Hij huilde van de pijn maar hij bleef doorgaan. De pijn kon hem niet schelen, hij probeerde alleen die heuvel op te komen.
Een lange tijd ging voorbij. Hij lag met zijn gezicht in de modder. De bosjes waren minder dicht. Hij keek weer rond. Hij was nu boven de rivier. Het gat in het hek was recht voor zijn neus. Hij kroop ernaar toe.
Toen hij zichzelf erdoorheen trok, kwam hij vast te zitten aan de onderkant. Hij schreeuwde het uit van de pijn.
Twee oude zwarte mannen zaten op witte emmers, niet al te ver weg. Eldrick zag ze met een surrealistische helderheid. Hij had nog nooit iemand zo duidelijk gezien. Ze hadden vishengels, een kist met visgerei en een grote witte emmer. Ze hadden ook een grote blauwe koelbox op wielen bij zich. Ze hadden witte papieren zakken en ontbijtmaaltijden in piepschuimverpakkingen van McDonalds. Achter hen stond een oude roestige Oldsmobile. Zij hadden een perfect leven.
God, laat me alstublieft een van hen zijn.
Toen hij schreeuwde, renden de mannen naar hem toe.
“Raak me niet aan!” riep hij. “Ik ben besmettelijk.”
Hoofdstuk 14
7:09 uur
Het Witte Huis – Washington DC
Thomas Hayes, de president van de Verenigde Staten, stond in broek en overhemd achter het aanrecht in de familiekeuken van het Witte Huis. Hij pelde een banaan en wachtte op het koffiezetapparaat. Wanneer hij alleen was dan gaf hij er de voorkeur aan om stilletjes in de keuken een simpel ontbijt te maken. Hij had zijn das nog niet eens omgedaan. En hij liep op blote voeten. Hij werd gekweld door donkere gedachten.
Deze mensen eten me levend op.
Die gedachte was onwelkom in zijn hoofd maar dook steeds vaker op. Er was ooit een tijd geweest dat hij de meest optimistische persoon was die hij kende. Zolang hij zich kon herinneren was hij een top-presteerder geweest, waar hij zich ook bevond. Als valedictorian hield hij de afscheidsrede op de middelbare school, hij was captain van het roeiteam, voorzitter van het studentenkoor. Hij studeerde summa cum laude af aan zowel Yale als Stanford. Was een geleerde aan Fulbright. President van de senaat van Pennsylvania. En gouverneur van Pennsylvania.
Hij had altijd geloofd dat hij de juiste oplossing voor elk probleem had. Hij had altijd geloofd in de kracht van zijn eigen leiderschap. En bovendien had hij altijd geloofd in de intrinsieke goedheid van de mens. Maar in deze dingen geloofde hij allang niet meer. Vijf jaar als president hadden dat optimisme uit hem geslagen.
Hij kon de lange uren aan. Hij kon omgaan met de verschillende afdelingen en de enorme bureaucratie. Tot voor kort stond hij op goede voet met het Pentagon. Hij kon leven met de Geheime Dienst, die hem vierentwintig uur per dag omringde en elk aspect van zijn leven binnendrong.
Hij kon zelfs omgaan met de media en de smakeloze manier waarop ze hem aanvielen. Hij kon leven met het feit dat ze de spot dreven met zijn zogenaamde “country club-opvoeding” en hoe hij een “limousine-liberaal” werd genoemd omdat hij van een rijke familie afstamde. Het probleem was niet de media.
Het probleem was het Huis van Afgevaardigden. Zij waren СКАЧАТЬ