Название: De Lotgevallen van Tom Sawyer
Автор: Марк Твен
Издательство: Public Domain
Жанр: Зарубежная классика
isbn:
isbn:
“Och, Tom, laat mij eens even witten.”
Tom bedacht zich een oogenblik en was op het punt toe te geven, maar kwam even spoedig op dat voornemen terug. “Neen, neen, dat zal niet gaan, Ben. Je moet weten, Ben, dat tante Polly verschrikkelijk precies is op die schutting; zij staat zoo vlak aan den weg, weet je. – Als het nog achter was, zou ik er niet tegen hebben, en zou tante het wel goedvinden. Zij is vreeselijk precies op het witten; het moet keurig netjes gedaan worden, en ik geloof niet, dat er van de duizend, neen van de tweeduizend jongens één is, die het doet zooals het behoort.”
“Zoo, is het zoo moeilijk? Och toe, laat mij het eens probeeren; eventjes maar! Ik had het jou al lang laten doen, als je het mij gevraagd had, Tom!”
“Ben, ik zou het, op mijn woord dolgraag doen, maar tante Polly… – Jim vroeg het ook, maar zij wou het niet hebben; Sid ook, maar hij mocht evenmin. Begrijp je nu niet, dat ik er voor verantwoordelijk ben? Als je eens kladden op de schutting maakte, als er iets mee gebeurde…”
“O, ik zal wel oppassen. Toe laat me het maar eens probeeren. Ik zal je het klokhuis van mijn appel geven.”
“Nu, goed dan; neen, toch niet, Ben; – ik ben bang voor…”
“Ik zal je den heelen appel geven.”
Tom gaf den kwast met aarzelenden blik en een verheugd gemoed over. En terwijl de stoomboot “de groote Missouri” in de barre zon stond te werken en te zweeten, zat de kunstenaar rustig in de schaduw op een biervat zijn appel op te muizen en peinsde over nieuwe plannen om nog meer argeloozen in de val te lokken. De gelegenheid liet zich niet wachten. Verschillende jongens kwamen voorbij: zij kwamen om te spotten – en bleven om te witten. Toen Ben uitgeput van vermoeienis den kwast had neergelegd, werd de beurt aan Billy Fischer afgestaan voor een vlieger; en toen die gedaan had, kocht John Miller een beurt voor een dooden rat en een touw om hem aan te laten schommelen; en zoo ging het, het eene uur voor en het andere na. En op het midden van den dag, baadde de ’s ochtends doodarme jongen zich in zijn rijkdom. Hij had behalve de dingen, die ik vermeld heb, twaalf knikkers gekregen, een half kapot blaasinstrument, een stukje blauw glas om door te kijken, een garenspoeltje, een roestigen sleutel, een stukje krijt, een kurk met een glazen stop, een looden soldaat, een paar jonge kikvorschen, zes sissers, een koperen deurknop, het heft van een mes, een halsbandje voor een hond, vier chinaasappelschillen en een stukje glas. Hij had den ganschen dag lekkertjes geluierd en de schutting was met drie duim witsel besmeerd! Als de kalk niet opgeraakt was, zou hij al zijne vrienden geruïneerd hebben.
Tom dacht, dat het bij slot van rekening toch nog niet zoo heel vervelend op deze aarde was. Hij had onbewust een der voornaamste wetten, waardoor de menschenwereld geregeerd wordt, leeren kennen, namelijk: dat om iemand op iets verzot te maken, men het slechts als zeer moeilijk verkrijgbaar behoeft voor te stellen. Ware hij een groot wijsgeer geweest, zooals de schrijver van dit boek, hij zou begrepen hebben, dat “werken” bestaat in hetgeen men verplicht is te doen en “spelen” in te doen wat men niet verplicht is te verrichten. En dat zou hem hebben doen vatten, waarom het maken van kunstbloemen of het arbeiden op den tredmolen “werken” en waarom kegelen en het beklimmen van den Mont Blanc “uitspanning” is.
Er zijn rijke heeren in Engeland, die iederen dag twintig of dertig mijlen met een vierspan afrennen, omdat dit voorrecht hun een groote som gelds kost. Wanneer zij echter voor datzelfde genot betaald werden, zou het “werken” worden en dan zouden zij het er aan geven.
Hoofdstuk III
Na het volbrengen van zijn arbeid maakte Tom zijne opwachting bij tante Polly, die voor het raam zat in een vroolijk vertrek aan den achterkant, dat te gelijk als slaap-, eet- en zitkamer dienst deed. De lekkere zomerlucht, de kalme rust, de geur der bloemen en dommelig gegons der bijen waren niet zonder uitwerking op haar gebleven en zij zat over haar brijwerk te knikkebollen. Haar eenig gezelschap was de kat, en deze lag te slapen op haar schoot. Veiligheidshalve had zij haar bril boven haar grijs hoofd gezet. Zij verwachte niet anders dan dat Tom lang van zijn werk zou zijn afgeloopen, en het verwonderde haar derhalve ten hoogste hem op eens met een onverschrokken gelaat voor haar te zien staan. Zijn eerste woord was: “Mag ik nou gaan spelen, tante?”
“Wat, nu al? Hoe ver ben je?”
“Alles is klaar, tante.”
“Tom, lieg niet! Leugenaars kan ik niet uitstaan.”
“Het is geen leugen. Alles is klaar.”
Tante Polly sloeg maar half geloof aan deze verzekering en ging naar buiten om zelve te kijken. Zij zou reeds tevreden geweest zijn, indien twintig percent van Toms verklaring waarheid geweest ware, en toen zij nu de gansche schutting met witsel bestreken vond, en bestreken niet alleen, maar netjes en met zorg bewerkt, en zelfs den grond met een streek kalk bedeeld, had zij geen woorden genoeg om hare bewondering lucht te geven en riep zij uit:
“Wel, heb ik ooit zoo iets gezien! ’t Is ongeloofelijk. Jij kunt werken, als je het op je heupen hebt, Tom!” Doch meteen verkleinde zij de waarde van het compliment door er bij te voegen: “’t Is jammer, dat dit zelden gebeurt. Kom, ga nu maar spelen, doch denk er aan, dat je bijtijds tehuis komt, of ik zal je spreken.”
Toms heldenstuk had zulk een overweldigenden indruk op haar gemaakt, dat zij hem meenam naar de provisiekamer en een prachtigen appel uitkoos, dien ze hem overhandigde met een nuttige les over de waarde en den bijzonderen geur die eene lekkernij verkrijgt wanneer zij de vrucht is, niet van zonde, maar van naarstigheid. En terwijl zij tot slot eene toepasselijke plaats uit de Schrift aanhaalde, kaapte haar neef een spekpannekoek. Toen liep hij vroolijk weg en zag juist Sid verschrikt de trap ophollen, die naar de achterkamer op de tweede verdieping voerde. Voor de deur lag een hoop aarde en in een oogenblik was de lucht vol kluiten, die als een hagelbui op Sid neervielen. Eer tante Polly van hare verbazing bekomen kon en haar neef hulp verleenen, waren reeds een stuk af wat kluiten op haar eigen hoofd neergekomen en was Tom over de schutting verdwenen. Hij had wel door de poort kunnen gaan, maar het ontbrak hem aan tijd om zulk een omweg te maken. Nu kon hij met een gerust hart gaan spelen, want de rekening met Sid over het klikken van het zwarte garen, was vereffend.
Tom hield den achterkant van de huizen, totdat hij in een modderig steegje achter tantes koestal kwam. Toen achtte hij zich tegen gevangenneming en straf beveiligd en begaf zich naar het marktplein, waar twee militaire compagnieën van schooljongens, volgens afspraak, bijeen waren gekomen om slag te leveren. Tom was de generaal van het eene leger en Joe Hasper (zijn boezemvriend) de aanvoerder van het andere. De twee groote bevelhebbers verwaardigden zich niet persoonlijk aan dit gevecht deel te nemen, maar lieten dat aan de kleine bakvischjes over. Zij zetten zich naast elkander op eene hoogte neder, en leiden de krijgsverrichtingen door bevelen te geven, welke door veldmaarschalken werden overgebracht. Het leger van Tom behaalde na een langen en bangen strijd eene schitterende overwinning. Daarna werd het aantal dooden geteld, de gevangenen uitgeleverd, de bepalingen voor het volgende geschil gemaakt en den dag voor den vereischten veldslag bepaald, waarna de beide legers zich met elkander vereenigden en afmarcheerden, terwijl Tom alleen naar huis ging.
Toen hij het huis van Jeff Thatcher voorbij stapte, zag hij daar een hem onbekend meisje in den tuin, – een lief, klein ding met blauwe oogen, blond, in twee lange vlechten gescheiden haar, een wit zomerjurkje en een geborduurde pantalon. In een oogenblik verdween eene zekere Amy Laurence uit zijn hart en was alsof die nooit had bestaan. Hij had zich verbeeld dat hij halfgek van verliefdheid op haar was, hij had gedacht dat hij haar aanbad, en zie, het bleek niets dan eene kleine, voorbijgaande СКАЧАТЬ