Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001). Nederland
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001) - Nederland страница 14

Название: Wet inkomstenbelasting – IB (Wet IB 2001)

Автор: Nederland

Издательство: Проспект

Жанр: Юриспруденция, право

Серия:

isbn: 9785392063123

isbn:

СКАЧАТЬ — binnen tien jaar na het tijdstip met ingang waarvan de winst uit zeescheepvaart wordt bepaald aan de hand van de tonnage, de onderneming waarmee in Nederland winst uit zeescheepvaart wordt behaald, voor het geheel of voor een gedeelte staakt. In geval van staking voor een gedeelte wordt het in de vorige volzin bedoelde bedrag alleen tot de winst gerekend voorzover dat betrekking heeft op dat gedeelte. Het bedrag dat alsnog tot de winst wordt gerekend, wordt geacht te zijn genoten ten tijde van de staking.

      2. Een schip dat wordt gebruikt voor het behalen van winst uit zeescheepvaart wordt, op het tijdstip waarop de winst uit dat schip niet meer wordt bepaald aan de hand van de tonnage, gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer verminderd — maar niet verder dan tot nihil — met het bedrag dat met betrekking tot dat schip ingevolge artikel 3.23, derde lid, buiten aanmerking is gebleven, tenzij tien jaren na het tijdstip met ingang waarvan de winst uit dat schip aan de hand van de tonnage wordt bepaald, zijn verstreken.

      3. De zaken die worden gebruikt voor het behalen van winst uit zeescheepvaart, worden op het tijdstip waarop na wederopzegging artikel 3.22, eerste lid, niet meer van toepassing is, te boek gesteld voor de waarde in het economische verkeer.

      4. Voor de toepassing van het eerste lid wordt niet als staking aangemerkt een doorschuiving bij ontbinding van de huwelijksgemeenschap als bedoeld in artikel 3.59, een doorschuiving naar ondernemers als bedoeld in artikel 3.63 of een omzetting als bedoeld in artikel 3.65 mits de belastingplichtige, alsmede in geval van een doorschuiving tevens degene aan wie is overgedragen, dit verzoekt. In dat geval wordt degene aan wie is overgedragen, respectievelijk de vennootschap waarin de onderneming is omgezet, voor de toepassing van dit artikel en de artikelen 3.22 en 3.23 geacht in de plaats te zijn getreden van de belastingplichtige.

      Artikel 3.25. Jaarwinst

      De in een kalenderjaar genoten winst wordt bepaald volgens goed koopmansgebruik, met inachtneming van een bestendige gedragslijn die onafhankelijk is van de vermoedelijke uitkomst. De bestendige gedragslijn kan alleen worden gewijzigd indien goed koopmansgebruik dit rechtvaardigt.

      Artikel 3.26. Loon- en prijswijzigingen na afloop jaar

      1. Bij het bepalen van de in een kalenderjaar genoten winst blijven kosten en lasten voorzover deze, al dan niet door tussenkomst van derden, rechtstreeks of zijdelings verband houden met wijzigingen in de hoogte van lonen of prijzen na afloop van het jaar, buiten aanmerking, ook al zou de omvang van deze kosten en lasten reeds bij het einde van het jaar vaststaan.

      2. De in het eerste lid bedoelde kosten en lasten komen in aanmerking bij het bepalen van de winst van de op het kalenderjaar volgende jaren en wel naar gelang de wijzigingen optreden.

      3. Ten aanzien van een onderneming die het schadeverzekeringsbedrijf uitoefent, is het eerste lid niet van toepassing op kosten en lasten die betrekking hebben op overeenkomsten van schadeverzekering, voorzover uit de overeenkomsten verplichtingen voortvloeien ter zake van schaden aan de gezondheid van natuurlijke personen.

      Artikel 3.27. Loon- en prijswijzigingen na afloop jaar en betaling

      1. De in artikel 3.26 bedoelde kosten en lasten worden in afwijking van dat artikel uiterlijk in aanmerking genomen in het jaar van betaling. Daarbij wordt een betaling vóór de aanvang van het kalenderjaar of binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar gelijkgesteld met een betaling in het jaar.

      2. Het eerste lid is voor pensioenvoorzieningen — voorzover niet uitgezonderd in het derde lid — van toepassing indien de betalingen plaatsvinden in de vorm van krachtens een pensioenregeling verschuldigde premies of koopsommen aan een pensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij. Daarbij blijft het in de premies of koopsommen begrepen bestanddeel voor toekomstige wijzigingen in de hoogte van lonen of prijzen buiten aanmerking voorzover dit bestanddeel uitgaat boven het bedrag dat nodig is om de opgebouwde pensioenrechten, ter zake waarvan aan het fonds of de maatschappij geen premies of koopsommen meer moeten worden betaald, te kunnen aanpassen aan een wijziging in de hoogte van lonen of prijzen van 4 % per jaar.

      3. Het eerste lid is voor pensioenvoorzieningen alleen van toepassing op betalingen die worden verricht aan een lichaam dat:

      a. een verzekeraar is als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht; of

      b. volgens artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is vrijgesteld van die belasting.

      4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld, volgens welke, zo nodig onder te stellen voorwaarden, kan worden afgeweken van het tweede en het derde lid.

      Artikel 3.28. Loon- en prijswijzigingen na afloop jaar en rekenrente pensioenvoorzieningen

      Voor de toepassing van de artikelen 3.26 en 3.27 wordt een verband met wijzigingen in de hoogte van lonen of prijzen na afloop van het jaar ten aanzien van kosten en lasten die betrekking hebben op pensioenvoorzieningen, niet aanwezig geacht, indien die kosten en lasten betrekking hebben op een pensioengrondslag die is gebaseerd op een loon dat niet uitgaat boven het loon bij het einde van het jaar, en bij de berekening van die kosten en lasten in feite een rekenrente in aanmerking is genomen van ten minste 4 %.

      Artikel 3.29. Waardering pensioenverplichtingen en soortgelijke verplichtingen

      De waardering van pensioenverplichtingen en andere soortgelijke verplichtingen vindt plaats met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen, waarbij een rekenrente in aanmerking wordt genomen van ten minste 4 %.

      Artikel 3.29a. Waardering van een belang in een vrijgestelde beleggingsinstelling

      1. Een belang in een lichaam dat ingevolge artikel 6a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 is vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting, wordt gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op een belang in een niet in Nederland gevestigde beleggingsinstelling, die belegt in financiële instrumenten als bedoeld in artikel 6a, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, die niet is onderworpen aan een belastingheffing naar de winst en niet verplicht is om jaarlijks de winst aan de aandeelhouders ter beschikking te stellen, om voor de vrijstelling van de belastingheffing naar de winst in aanmerking te komen.

      2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een belang in een lichaam indien de bezittingen van dat lichaam in enigszins belangrijke mate bestaan uit een belang in een lichaam als bedoeld in het eerste lid.

      Artikel 3.29b. Waardering onderhanden werk en onderhanden opdrachten

      1. De waardering van onderhanden werk wordt gesteld op het gedeelte van de overeengekomen vergoeding voor het aangenomen werk, dat is toe te rekenen aan dat onderhanden werk.

      2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot onderhanden opdrachten.

      Artikel 3.29c. Beperking afwaardering op lagere bedrijfswaarde

      Omstandigheden die reeds bekend zijn ten tijde van het investeren in een bedrijfsmiddel kunnen geen aanleiding zijn voor een afwaardering naar lagere bedrijfswaarde.

      Artikel 3.30. Afschrijving op bedrijfsmiddelen

      1. De afschrijving op goederen die voor het drijven van een onderneming worden gebruikt (bedrijfsmiddelen), wordt jaarlijks СКАЧАТЬ