De ridders van den halven toren. A.C.C. de Vletter
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De ridders van den halven toren - A.C.C. de Vletter страница 6

Название: De ridders van den halven toren

Автор: A.C.C. de Vletter

Издательство: Public Domain

Жанр: Детская проза

Серия:

isbn:

isbn:

СКАЧАТЬ z’n vriendelijkste manier trachtte hij Hesse duidelijk te maken wat mocht en wat niet. Maar de jongen luisterde niet eens! Telkens ontdekte hij weer wat merkwaardigs, òf hij at met gulzigheid.

      Tot viermaal toe vroeg hij mevrouw opnieuw om melk, en dan dronk hij ’t glas in eens leeg. Wibbe sprak geen woord. Hij volgde alle bewegingen van den nieuwen vriend met de grootste aandacht en ondanks de vermanende gezichten van meneer lachte hij luidkeels om alles wat Hesse deed.

      Nauwelijks had deze ’t laatste kruimeltje in z’n mond gestopt, of hij liet zich onderuit glijden en verdween onder de tafel…

      Toen fluisterde mevrouw: „Man, wat is dat voor ’n vreeselijke jongen? Stuur ’m naar bed!”

      De notaris, zelf met ’n hoogroode kleur, vischte Hesse op en kommandeerde: „Vooruit! naar boven!”

      Als ’n wervelwind vloog Hesse de kamer uit, de donkere gang in.

      Meneer riep hem terug en gebood streng: „Zeg mevrouw goeden nacht.”

      Toen gebeurde er iets vreemds…

      Hesse stond even stil… hij keek den notaris aan, getroffen door diens rood boos gezicht… langzaam liep hij naar mevrouw, greep snel haar hand, keek haar aan, nu met wijde groote oogen, en hij zei: „Niet boos zijn op Hesse.”

      Aarzelend bukte hij zich over de hand en toen gaf hij er ’n zoen op…

      Daarna holde hij weg, de verlichte gang in. Wibbe stond al boven aan de trap, Hesse stoof er tegen op en samen gingen de jongens elk naar hun kamer.

      Hier kwam Hesse oogen te kort!

      Bij ’t licht van ’n flikkerende kaars stelde de nieuwe jongen ’n onderzoek in naar alles wat los en vast stond. Eerst op Wibbe’s kamer. Diens viool nam hij uit de kist, draaide de schroeven los, trok er de snaren uit, kraste er met de strijkstok over, zoodat de haren sprongen.

      In ’n ommezien haalde hij alle laden van ’t kastje open, rommelde er in en hij goot water uit de lampetkan zoo maar over de waschtafel. Toen naar z’n eigen kamertje! Hier sprong hij met laarzen en al in ’t helderwitte bed, rolde om en om, schopte de eigengewerkte sprei van mevrouw met z’n vuile schoenen omhoog, kroop er onder en begon voor spook te spelen.

      Wibbe kòn niet meer van ’t lachen en de notaris zelf, eerst woedend, mòèst tenslotte toch uitbarsten in ’n dollen lach; juist omdat ’t zoo buitengewoon ongehoord was wat die Hesse uithaalde.

      Hij zou zich uitkleeden… jawel… dat werd ’n smijtpartij!… Z’n buis vloog op de waschtafel, z’n broek verdween onder ’t bed, z’n kousen slingerde hij over meneer Broekenaaiers hoofd…

      Eindelijk lag hij!

      ’t Grappige gezicht met ’t piekhaar, den wipneus en de groote ooren, bleef alleen nog maar te zien,

      Nu keek hij de twee bij ’t bed met z’n rare spleetoogen aan…

      De notaris ging even als ’n dokter bij ’m zitten en probeerde hem aan ’t verstand te brengen, hoe dwaas onhebbelijk hij zich had aangesteld.

      Wibbe bedaarde nu ook, luisterend naar de welgemeende boetpredikatie.

      Hesse scheen ook ernstig te luisteren, maar op zeker oogenblik hield de notaris zich stil, keek eens goed toe en—ja!—hij zag ’t! Hesse sliep…

      Toen stond hij van z’n stoel op, met ’n wanhopig gebaar, hij wenschte Wibbe wel te rusten en verdween.

      Nauwelijks kwam hij de kamer beneden in, of z’n vrouw viel uit: „Maar man! wat heb je nou in huis gehaald! Wat is dat voor ’n vreeselijk kind? Waar heb je hem vandaan? Wou je die hier houden?”

      De notaris ging vermoeid in z’n leunstoel zitten en wachtte tot z’n vrouw ophield.

      Toen vertelde hij: „Herinner jij je nog nicht Mina uit Dordrecht?… Ja?… Nou, we waren kwaad met d’r, is ’t niet zoo? Vandaar, dat we nooit meer iets van haar gehoord hebben. Ze schijnt getrouwd te zijn met ’n Spanjaard…”

      „Wàt vertel je?… Met ’n Spanjaard?”

      De notaris vervolgde: „’t Is me verteld. Nou, uit dit huwelijk is Hesse geboren.”

      „Hij is dus eigenlijk nog ’n verre bloedverwant?”

      „Zoo is ’t”, antwoordde meneer Broekenaaier.

      „Nicht is al jaren dood, door ’n toeval heb ik de familie gevonden, waar Hesse in huis was opgenomen tegen ’n kleine vergoeding, die uit de nalatenschap van z’n vader werd betaald.”

      „Is die dus ook dood?”

      „Natuurlijk! Nou, de familie wilde mij den jongen gaarne afstaan, toen ik alles had verteld. Ik beloofde ze ’n sommetje als vergoeding voor de gemaakte onkosten en daarna mocht ik hem op slag meenemen. Ik begrijp , waarom dat zoo gemakkelijk ging, want ’t is me d’r eentje!”

      „Ik wil ’m niet houen”, verklaarde mevrouw met groote beslistheid, „’t is ’n béést!”

      „Maar vrouw!.., ik geef toe, dat ’t wel ’n heel vreemde jongen is, zeker door z’n Spaansch bloed, maar ’n beest is hij niet! Hoe aardig nam hij je hand en wat stonden toen z’n oogen mooi!”

      Mevrouws gezicht veranderde… jà… manlief had gelijk… dàt was toch lief van Hesse…

      De notaris merkte ’t verminderen van haar boosheid en handig zei hij: „Heb je wel gezien, hoe Wibbe deed? Hij schijnt dol in z’n schik te zijn met dien nieuwen vriend. Zullen we ’t niet eens ’n poosje probeeren? Dat ongemanierde leeren we hem wel af. De menschen, bij wie hij inwoonde, waren óók niet van ’t beste soort. Misschien zal Wibbe hem óók wel wat veranderen. Wat Hesse te veel heeft, dat heeft Wibbe te weinig. Ja, vrouw, ’t is uit met ons kalme leventje. Vergeet niet, dat we ’t zelf hebben gewild! We moeten ’t samen dragen. Zonder ’n beetje moeite kun je kinderen niet verbeteren. Gaat het ten slotte niet, welnu, dan moet hij weg, dan breng ik hem weer terug. Wat dunk je!”

      Mevrouw knikte…

      Ze gaf toe, dat ze van streek was door de ongewone manieren van Hesse. Ja, ze moesten samen probeeren den jongen te veranderen. Blijkbaar was z’n aard uitstekend. Alleen had niemand hem geleerd, zich te schikken en zich behoorlijk te gedragen.

      Nog lang na middernacht bleven beiden met elkander spreken en ’n plan verzinnen om Hesse zoo snel mogelijk om te tooveren in ’n jongen als Wibbe.—

      En boven lag Wibbe wakker in bed.

      Ook voor hem was de ontmoeting met den ongemanierden vrijpostigen Hesse zóo aangrijpend geworden, dat hij niet slapen kon.

      Hij hoorde z’n rustige ademhaling door ’t dunne beschot en éen keer wentelde hij zich merkbaar op ’n andere zij, zoodat ’t bed kraakte.

      Nog lag hij wakker, toen hij den notaris en z’n vrouw naar boven hoorde gaan.—

      Om even half acht werd Wibbe wakker…

      In ’t eerst dacht hij niet aan Hesse, maar plotseling schoot de herinnering aan ’t gebeurde van den vorigen avond weer bij hem boven.

      Hij stond dadelijk op, СКАЧАТЬ