Handboek voor Bijenhouders. J. Dirks
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Handboek voor Bijenhouders - J. Dirks страница 15

Название: Handboek voor Bijenhouders

Автор: J. Dirks

Издательство: Public Domain

Жанр: Биология

Серия:

isbn:

isbn:

СКАЧАТЬ bijzonder hoog. Men kon toch den zwerm geen reeds bestaanden bouw toevoegen dan door hem, in het gunstigste geval, in een korf te plaatsen, waar men het vorige jaar de bijen had uitgedreven, nadat hij door haar gedeeltelijk bebouwd was. Zulk een bouw is echter in de meeste gevallen, door de daarin aanwezige wasmotmaden, geheel of gedeeltelijk bedorven, hetgeen men, omdat de bouw onbewegelijk is, niet altijd kan ontdekken. Men loopt dus gevaar meer na- dan voordeel van deze handelwijze te bekomen: ik heb er ten minste nooit het beoogde doel mede bereikt. Veeleer scheen het mij toe dat er aan de bijen de moed door benomen werd, omdat zij meestal eene vervuilde, met wasmot verontreinigde, woning ontvingen, welke te zuiveren haar meer tijd kostte, dan het optrekken van een geheel nieuwen bouw. Had men geene gedeeltelijk bebouwde korven, dan bevestigde men boven in de woning eenige stukjes van wastafels, waaraan de bijen haar bouw konden beginnen en voortzetten.

      Bij de Dzierzon’sche woningen, waarin de bouw geheel aan losse staafjes hangt, zoodat men elke tafel afzonderlijk kan uitnemen, kan men de geheel ledige tafels wegnemen en zorgvuldig bewaren. Men kan dan elken zwerm een goeden bouw aanbieden; want heeft men geene ledige tafels voorhanden, dan neemt men uit andere woningen de misbare tafels, die alleen werkbijencellen bevatten, en geeft er hem zooveel, als men naar zijne sterkte noodig oordeelt. Hij kan dan terstond den medegebragten honig opleggen en dadelijk honig en bloemenstof inzamelen en bergen. De bijen behoeven nu haar tijd en hare krachten niet aan de wasbereiding op te offeren; de groote hoeveelheid honig, daartoe vereischt, blijft gespaard, en eindelijk behoeft de moederbij, voor de eijerlage, geen oogenblik naar cellen te wachten.

      Het is ook zeer nuttig om bij de in te hangen wastafels er eene met honig en eene met bloemenstof te voegen. Men hangt dan eerst die met bloemenstof, daarna de ledige en eindelijk de met honig gevulde in de woning. Bij onverhoopt invallend ongunstig weder, behoedt men de bijen hierdoor voor gebrek.

      Dat men de bijen de zorg voor de wasbereiding bespaart, kan ten gevolge hebben, dat zulk een zwerm zijn wintervoorraad heeft ingedragen, wanneer andere nog niets dan ledige tafels hebben. Wil men deze dan door den winter brengen, dan moet men hen sterk voeren of met anderen vereenigen.

      Den kleinsten zwerm kan men ook in weinige dagen tot den sterksten maken, door tafels met broed, dat op het uitloopen is, in de woning te hangen. Men ontneemt dat aan die stokken, die er overvloed van hebben en die hun verlies, door de vruchtbare moederbij, spoedig hersteld zien. In vele gevallen is het zelfs eene nuttige berooving, omdat men er soms volkrijke stokken de gelegenheid door aanbiedt, om de ledige tafels, die de plaats van het uitgenomen broed innemen, terstond met honig te vullen, en er hun tevens verkoeling door geeft.

      Het voordeel, dat de voorzwerm van de oude, bevruchte koningin heeft, en dat wij reeds opgaven, heeft slechts betrekking op den loopenden zomer; want jonge moederbijen zijn veel beter dan oude, omdat in het derde jaar hare vruchtbaarheid sterk afneemt. Wilde men nu jaarlijks den voorzwerm als zoo voordeelig blijven beschouwen, men zou zich, in het derde jaar minder en in het vierde weinig over zijn voorspoed behoeven te verheugen, maar zelfs moederloosheid kunnen verwachten, door het sterven der afgeleefde koningin. Het is dan ook voor den bijenhouder van het grootste belang, om bekend te zijn met den ouderdom der moederbijen; want het intreden van moederloosheid, in het najaar of vroeg in het voorjaar, is toch meestal daaraan toe te schrijven, dat men te weinig acht slaat op haar ouderdom. Men moet haar niet ouder dan drie jaar laten worden, doch haar dan, tegen het najaar, uit den stok nemen en vervangen door eene bevruchte, van hetzelfde jaar. Het zijn de Dzierzon’sche woningen alweder, die dit gemakkelijk maken, terwijl het in de oude moeijelijk, of in het geheel niet kan worden verrigt.

NAZWERMEN

      Alle zwermen, die na het af vliegen van den voorzwerm afkomen, worden nazwermen genoemd en naar de volgorde, waarin zij afvliegen, heeten zij de eerste nazwerm, de tweede enz. Zij zijn gewoonlijk minder sterk dan de voorzwermen en worden steeds zwakker, zoodat ten laatste zwermen afvliegen, die naauwelijks 1000 werkbijen tellen. Naar evenredigheid is het aantal hommels altijd grooter dan bij de voorzwermen.

      Wanneer men het thuten der jonge moederbijen ’s morgens of ’s avonds in een stok gehoord heeft, dan kan men, denzelfden of den volgenden dag, bijna met zekerheid een nazwerm verwachten, wanneer het weder niet al te ongunstig is. Soms komen zij zelfs af bij koud regenachtig weder, dat men geheel ongeschikt voor het zwermen zou rekenen; wanneer de zon maar een oogenblik doorbreekt, dan maken zij van die gelegenheid gebruik om de woning te verlaten. Men moet dus in den tijd van het nazwermen, ook bij minder gunstig weder, en van ’s morgens tot ’s avonds, de stokken blijven bewaken.

      Er is reeds opgemerkt dat de nazwermen altijd van mindere waarde zijn dan de voorzwermen; het kleiner getal bijen, het later afkomen, en het onbevrucht zijn der moederbij zijn daar oorzaak van. Het laatste is vooral van beteekenis, omdat de koningin op hare bevruchtings-uitvlugt aan vele gevaren is blootgesteld: een vogel kan haar verslinden, de wind kan haar in het water slaan, of zij kan op een vreemden stok verdwalen en daar terstond gedood worden. Komt zij om, dan moet ook de zwerm te gronde gaan. In het gunstigste geval, dat is, wanneer de koningin behoorlijk bevrucht tot haar stok terugkeert, duurt het toch nog ruim drie weken, eer dat in dezen stok jonge bijen kunnen uitloopen, terwijl het reeds klein getal dergene, die in den zwerm aanwezig waren, gedurende dien tijd nog veel verminderd is. De voornaamste honigoogst is dan ook veelal reeds geëindigd, zoodat het niet zelden gebeurt, dat zij haar wasbouw niet behoorlijk kunnen optrekken, noch haar wintervoorraad verzamelen.

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

      Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

      1

      Men kan het aantal bijen, in een zwerm vereenigd, begrooten, door eerst de ledige woning te wegen en deze met den zwerm, nadat hij er in tot rust gekomen is, nogmaals te wegen, waardoor men, het gewigt der bijen kennende, ook haar aantal ten naastenbij kan bepalen, daar 100 bijen gewoonlijk 1 Ned. lood wegen. Regtstreeks kan men haar tellen, dat echter zeer omslagtig is, door haar te bedwelmen, waarover later gesproken zal worden.

      2

1

Men kan het aantal bijen, in een zwerm vereenigd, begrooten, door eerst de ledige woning te wegen en deze met den zwerm, nadat hij er in tot rust gekomen is, nogmaals te wegen, waardoor men, het gewigt der bijen kennende, ook haar aantal ten naastenbij kan bepalen, daar 100 bijen gewoonlijk 1 Ned. lood wegen. Regtstreeks kan men haar tellen, dat echter zeer omslagtig is, door haar te bedwelmen, waarover later gesproken zal worden.

2

Sommige bijen in Italië en wel die uit de omstreken van Genua, want zij zijn er niet algemeen, zijn van de gewone bijen niet onderscheiden dan door de kleur. Beide soorten vereenigen zich vreedzaam tot een gezelschap, nemen wederkeerig was-, honig- en broedtafels, ook broedcellen en zelfs moederbijen aan, doch blijven, gedurende haar geheele leven, naauwkeurig van elkander onderscheiden; want de beide eerste ringen van het achterlijf, welke bij onze gewone bijen, even als de overige, eene zwartbruine kleur hebben, zijn bij de Italiaansche bijen roodgeel of oranje en, tegen de zon gezien, bijna doorschijnend. Zij mogen met den tijd hare haren СКАЧАТЬ