Wetenschappelijke analyse van de Bijbelse brieven van de apostelen. Regel voor regel wetenschappelijke uitleg van de Bijbel. Andrey Tikhomirov
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Wetenschappelijke analyse van de Bijbelse brieven van de apostelen. Regel voor regel wetenschappelijke uitleg van de Bijbel - Andrey Tikhomirov страница 18

СКАЧАТЬ hart is, naar den geest, en niet naar de letter; zijn lof is niet uit het volk, maar uit God. (De noodzaak om de vervulling van de Mozaïsche wet voor de opkomende heidense christenen op te heffen. Zoals bekend uit Handelingen, was dit onderwerp de belangrijkste bron van controverse in de vroege kerk en werd besproken op het Apostolisch Concilie in Jeruzalem (Handelingen, hoofdstuk 15). In de brief aan de Romeinen geeft de apostel Paulus gedetailleerde argumenten ter verdediging van de beslissing van het Concilie over de niet-noodzaak van het naleven van de wet voor gedoopte heidenen en bespreekt rechtvaardiging door geloof, zonde en de wet).

      Hoofdstuk 3

      1 Wat is dan het voordeel een Jood te zijn, of wat is het nut der besnijdenis? (Joden hebben altijd de rite van de besnijdenis met speciale zorg in acht genomen. Tegen de tijd van het Nieuwe Testament werd de besnijdenis het belangrijkste uiterlijke verschil tussen een Jood en een niet-Jood, een soort symbool van het Jodendom.

      Een groot voordeel in alle opzichten, en vooral, dat het woord van God aan hen is toevertrouwd. (Vooral Slavisch.) – vooral, de meeste, de meeste van allemaal).

      3 waarvoor dan? als sommigen ontrouw waren, zal hun ontrouw Gods trouw vernietigen? (Rechtvaardiging door het «ware» geloof).

      4 niets. God is getrouw, maar ieder mens is een leugenaar, gelijk geschreven is: Gij zijt rechtvaardig in uw woorden, en zult zegevieren in uw recht. (God heeft altijd gelijk, de mens heeft altijd ongelijk.)

      5 Maar indien onze ongerechtigheid de waarheid Gods openbaart, wat zullen wij zeggen? Zal God niet onrechtvaardig zijn wanneer hij zijn toorn uitdrukt? (Ik spreek volgens de menselijke redenering). (Paulus ’redenering over rechtvaardigheid, waarheid-onwaarheid vanuit het standpunt van de «Goddelijke Voorzienigheid»).

      6 niets. Want hoe kan God anders de wereld oordelen? (Paulus ’redenering over rechtvaardigheid, waarheid-onwaarheid vanuit het standpunt van de «Goddelijke Voorzienigheid»).

      7 Want indien de trouw Gods door mijn ontrouw verhoogd wordt tot Gods eer, waarom zou ik anders als een zondaar geoordeeld worden? (Paulus ’redenering over rechtvaardigheid, waarheid-onwaarheid vanuit het standpunt van de «Goddelijke Voorzienigheid»).

      8 en zouden wij geen kwaad doen, opdat het goede uitgave, gelijk als sommigen ons lasteren, en zeggen, dat wij alzo leren? Het oordeel over hen is rechtvaardig. (Paulus ’redenering over rechtvaardigheid, waarheid-onwaarheid vanuit het standpunt van de «Goddelijke Voorzienigheid»).

      9 Wat is het? hebben we een voordeel? Geenszins. Want wij hebben reeds bewezen dat zowel Joden als Grieken allen onder de zonde zijn (Paulus" bewees «dat"alles onder de zonde is»).

      10 gelijk geschreven is: er is niet een rechtvaardige; maar alles is naar de wil Gods!).

      11 Er is niemand die verstaat, niemand zoekt God; maar alles is naar de wil van God!).

      12 zij zijn allen afgedwaald, zij zijn allen waardeloos; er is niemand die goed doet, er is niet één. (Iedereen gedraagt zich ’verkeerd’).

      13 hun strottenhoofd is een open kist; zij bedriegen met hun tong; het venijn der adders is op hun lippen. (Asp (Grieks) – een giftige slang).

      14 hun mond is vol laster en bitterheid. (Iedereen gedraagt zich ’verkeerd’).

      15 hun voeten vergieten snel bloed, (iedereen gedraagt zich ’verkeerd’).

      16 verderf en verderf is op hun wegen, (iedereen gedraagt zich «verkeerd»).

      17 zij kennen de weg van de wereld niet. (Iedereen gedraagt zich ’verkeerd’).

      18 Er is geen vreze Gods voor hun ogen. (Iedereen gedraagt zich ’verkeerd’).

      19 maar wij weten, dat de wet, indien zij iets zegt, spreekt tot degenen, die onder de wet zijn, zodat alle mond versperd wordt, en de gehele wereld schuldig wordt voor God.

      20 Want uit de werken der wet zal geen vlees voor zijn aangezicht gerechtvaardigd worden; want de zonde wordt door de wet gekend. (De wet van Mozes is verkeerd).

      21 maar nu, onafhankelijk van de wet, is de waarheid van God verschenen, waarvan de wet en de profeten getuigen («de waarheid van God, waarvan de wet en de profeten getuigen «en» onafhankelijk van de wet" handelen, is alleen zogenaamd waar!).

      22 de waarheid van God is door het geloof in Jezus Christus in allen en op alle gelovigen, want er is geen verschil («de waarheid van God door het geloof in Jezus Christus in allen en op alle gelovigen», met andere woorden, geloof in Jezus Christus en alle werken! En alles, zeggen ze, zal geweldig zijn!).

      23 want iedereen heeft gezondigd en is beroofd van de heerlijkheid van God (iedereen gedraagt zich «verkeerd»).

      24 vrij gerechtvaardigd zijnde, door Zijn genade, door de verzoening in Christus Jezus (Paulus benadrukt dat alleen geloof het verzoenende offer van Jezus Christus is en geeft «vrijelijk rechtvaardiging, door Zijn genade»).

      25 die God heeft geofferd als een offer van verzoening in zijn bloed door het geloof, tot het getuigenis van Zijn gerechtigheid in de vergeving van zonden die te voren zijn begaan (de dood van Jezus wordt in het Nieuwe Testament begrepen als een verlossend offer aan God de vader voor de zonden van alle mensen).

      26 In de tijd van Gods lankmoedigheid, naar het getuigenis zijner gerechtigheid in de tegenwoordige tijd, laat het blijken dat hij een rechtvaardige en rechtvaardigende gelovige is in Jezus. (Paulus benadrukt dat alleen geloof het verzoenende offer van Jezus Christus is en geeft «vrijelijk rechtvaardiging, door Zijn genade»).

      27 Waar is iets om over te roemen? vernietigen. Welke wet? [de wet van] zaken? Nee, maar door de wet van het geloof. (Geloof is suggestie en auto-suggestie).

      28 want wij erkennen, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit het geloof, ongeacht de werken der wet. (Paulus zet de houding van christenen ten opzichte van de wetten van Mozes uiteen. De essentie van deze verklaring is dat «een persoon niet wordt gerechtvaardigd door de werken van de wet, maar alleen door het geloof in Jezus Christus», dat wil zeggen, de wet (Torah) is alleen geldig totdat de «Verlosser» komt).

      29 Is de God der Joden alleen, en niet der heidenen? Natuurlijk, en heidenen, (de bewering van monotheïsme).

      30 want er is één God, die de besnedenen uit het geloof en de onbesnedenen uit het geloof rechtvaardigt. (Bevestiging van het monotheïsme).

      31 wij dan door het geloof de wet te gronde richten? Niets, maar wij bevestigen de wet. (Geloof in Jezus Christus vestigt de wet).

      Hoofdstuk 4

      1 Wat heeft Abraham, onze vader, naar het vlees verkregen? (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament).

      2 Indien Abraham gerechtvaardigd wordt uit werken, hij heeft lof, maar niet voor God. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament).

      3 Want wat zegt de Schrift? Abraham geloofde God en het werd hem als rechtvaardigheid toegerekend. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).

      4 de beloning van de doener wordt niet uit barmhartigheid toegerekend, maar uit plicht. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).

      5 maar dengene, die niet doet, maar gelooft in dengene, die den goddeloze rechtvaardigt, zijn geloof wordt toegerekend tot gerechtigheid. (Verwijzingen СКАЧАТЬ