Название: Doodsgezicht
Автор: Блейк Пирс
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Жанр: Зарубежные детективы
Серия: Een Zoe Prime Mysterie
isbn: 9781094306636
isbn:
Het was een aardige vent. Een magere, jongensachtige man. Hij kon niet ouder zijn dan dertig. Linda mocht hem meteen. Ze had een soort van intuïtie waar het op klanten aankwam. Ze kon direct voorspellen of ze bonje zouden maken.
“Sorry schat,” zei ze. “Die is alleen voor betalende klanten.”
“O,” zei hij, met een blik om zich heen. Er stond een vitrinekast met goedkope snoepjes aan een kant van de toonbank. Die was speciaal ingericht om kinderen naar binnen te lokken, hun ouders aan de mouwen meesleurend. “Dan doe ik deze.”
Hij greep een zakje snoep en gooide die zachtjes voor haar op de toonbank. Hij zocht in zijn zakken naar kleingeld, en de correcte hoeveelheid muntjes volgde het zakje.
“Alstublieft, meneer,” zei Linda, terwijl ze een van de sleutels van het toilet naar hem toe schoof. “Het is achterin het gebouw. U moet naar buiten en de hoek om.”
“O, bedankt,” zei de man. Hij pakte de sleutel en tikte er met zijn duim tegenaan, terwijl hij naar de parkeerplaats keek. “Maarre…zou je me kunnen laten zien waar het is?”
Linda aarzelde. Haar serie was begonnen, en ze had er al zoveel van gemist. En ondanks haar gevoel dat dit een hartstikke goeie en normale kerel was – knap ook, als ze tien of vijftien jaar jonger was geweest – zat er wat lichte twijfel in haar achterhoofd. Moest ze nu echt de toonbank achterlaten om hem de WC te laten zien? Alleen, in het donker, met een vreemdeling, uit het zicht van de straat?
Ach, Linda, dacht ze bij zichzelf. Je probeert gewoon stiekem wat langer naar je serie te kijken. Vort, uit je stoel en doen waar je voor betaald wordt.
“Geen probleem,” zei ze, toch nog steeds wat terughoudend. “Kom maar mee.”
De zon was ongeveer een half uur geleden ondergegaan, en het was dus niet verbazingwekkend dat hij hulp nodig had om de toiletten te vinden. Zo gemakkelijk was het niet om in het donker op zoek te gaan naar een plek waar je niet mee vertrouwd was. Linda ging voor hem uit, de juiste richting op, over het onkruid dat uit het beton groeide.
“Wat een verlaten plek is dit, he?” zei hij.
“Inderdaad,” zei Linda. Beetje raar om zo’n opmerking in het donker te maken, of niet? Misschien was hij zelf ook wat benauwd en wilde hij gerustgesteld worden. Niet dat zij het nu zo leuk vond dat ze zo afgelegen zaten. “Dezer dagen komt er niet veel verkeer langs.”
“Ik heb altijd het idee dat je veel over een plek kunt vertellen aan de hand van de tankstations. Er zijn kleine dingen waaruit je een en ander kunt opmaken, weet je. Je kan patronen onderscheiden. Hoe welvarend een bepaalde gemeenschap is, bijvoorbeeld, of welk eten populair is.”
“Ik heb daar geloof ik nooit eerder bij stilgestaan.” Eerlijk gezegd had ze maling aan zijn uitleg over hoe dat allemaal zat met pompstations. Ze wilde zo vlug mogelijk naar de toiletten toe en weer terug naar binnen, geen mal gezeik. Maar ze wilde ook niet zo onbeschoft zijn om dat aan hem te zeggen.
“O, ja hoor. Ik bezoek graag verschillende tankstations. Sommige zijn enorm groot, weet je. En dan heb je van die kleine, bouwvallige stationnetjes buiten de gebaande paden, zoals deze. En je kan ook veel te weten komen over de mensen die er werken.”
Er liep een rilling over Linda’s rug. Hij had het over haar. Ze wilde niet vragen wat hij over haar te weten zou kunnen komen, of wat hij al wist. Ze dacht niet dat ze het leuk zou vinden.
“Het is een vreemde baan, zo in deze uithoek,” vervolgde hij. “Je bent vast erg vaak helemaal alleen. Als je hulp nodig hebt kom je daar waarschijnlijk niet zo gemakkelijk aan. Er is een bepaald type dat zo’n soort baan aanneemt. Vandaaruit kan je van alles voorspellen over gedrag, gebaseerd op patronen. Zoals hoe ver je zou gaan om een klant te bedienen.”
Linda versnelde haar pas over de donkere grond. Nu wilde ze zo snel mogelijk bij hem vandaan. De herinnering aan haar kwetsbaarheid was er niet eentje die ze op dat moment wilde horen. Een nieuwe rilling liep over haar rug, zelfs terwijl ze zichzelf erop berispte dat ze zich aanstelde. Ze voelde het harde metaal van de sleutel van de voordeur in haar zak, en klemde die tussen twee vingers vast, zodat het als wapen zou kunnen dienen.
Ze zweeg. Ze wilde hem geen aanleiding geven om nog iets te zeggen – of iets te doen. Hoewel ze niet onder woorden kon brengen wat hij volgens haar zou kunnen doen, wist ze wel zeker dat ze het niet wilde, wat het ook moge wezen. Ze liepen de lege parkeerplaats door – de auto van de klant was kennelijk aan de voorkant geparkeerd, bij de pompen.
“Daar verderop is het toilet,” zei Linda, wijzend met haar vinger. Ze had er geen behoefte aan nog verder te gaan. Als hij in zijn eentje doorliep, kon ze teruggaan naar haar toonbank, waar er een telefoon was waarmee ze om hulp kon bellen, en deuren die ze kon afsluiten.
De klant zei niets, maar hij haalde het zakje snoep uit zijn zak en trok het open. Hij keek niet eens naar haar, maar leek volledig op te gaan in zijn bezigheid terwijl hij het zakje omkeerde en alles eruit liet vallen.
De gekleurde balletjes snoep stuiterden en waaierden uit over het beton. Linda slaakte een gil, en deed een onwillekeurige stap naar achteren. Wie gooide er in godsnaam op die manier snoep op de grond? Alleen maar om haar te laten schrikken, of wat? Linda’s hand vloog naar haar borst in een poging haar razende hartslag te kalmeren.
“Moet je nou kijken!” De klant lachte terwijl hij naar de snoepjes wees. “Het is altijd hetzelfde, weet je? Willekeurigheid bestaat niet. Je krijgt altijd dezelfde patronen en figuren, en er is altijd wel iets. Ook al ben je niet aan het proberen om het te zien, je hoofd ziet toch een patroon, zomaar in de wilde weg.”
Linda had genoeg gehoord. Die gast was gek. Ze stond hier moederziel alleen, in het donker, iets dat hij waar hij haar nadrukkelijk op had gewezen. Ze moest weg van hem, terug naar de toonbank. Terug naar waar het veilig was.
Linda nam de kortste route die ze kon bedenken. Ze marcheerde in sneltreinvaart het laatste stuk naar de toiletten en ontsloot deze voor hem. Het licht boven de deur knipperde automatisch aan.
“O!” zei de jongeman. “Daar, kijk toch eens. Op je hand. Nog een patroontje.”
Linda verstijfde en keek omlaag naar haar sproeten, die nu zichtbaar werden in het vale oranje licht. Zijn aandachtige blik kroop over haar huid als een insect, iets dat ze instinctief van zich af wilde schudden.
“Ik moet terug naar de winkel,” gooide Linda eruit. “Voor het geval er andere klanten zijn. Laat de sleutel maar hier achter wanneer je klaar bent.”
Op een drafje begaf ze zich naar de voorzijde van het pompstation, naar de deur en de veilige toonbank. Er klopte iets niet aan deze jongeman, er klopte iets helemaal niet, en ze wilde geen seconde langer in zijn aanwezigheid verkeren – ook al betekende het dat ze later in haar eentje de sleutel zou moeten ophalen. Alle haren in haar nek stonden rechtovereind, en haar hartslag wilde maar niet bedaren.
Misschien moest ze iemand bellen. Ze dacht aan haar ex-man, kilometers ver weg in zijn huis, waarschijnlijk met zijn benen op de tafel voor de TV. Of haar baas, die evengoed in Canada had kunnen zitten, zo weinig kreeg ze hem te zien. Zouden ze überhaupt opnemen? En als ze dat al deden, wat konden ze dan doen om haar te hulp te schieten?
De politie dan misschien? Nee – dat was vast ook wat overdreven.
Linda struikelde bijna over een snoepballetje dat wat verder dan de rest was gestuiterd. Ze probeerde haar voeten wat gerichter neer te zetten door eerst naar de grond voor haar te kijken. Haar hart bonsde en ze hoorde haar СКАЧАТЬ