Heerser, Rivaal, Banneling . Морган Райс
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Heerser, Rivaal, Banneling - Морган Райс страница 12

СКАЧАТЬ

      “Zijn er hier slaven of bediendes van de Eerste Steen?” wilde hij weten.

      Er kwamen er een aantal naar voren. Wat moesten ze anders? Irrien had hen hier achter gelaten. Misschien wilde hij dat ze wachtten tot hij terug was. Misschien gaf hij simpelweg niets om hen. Irrien bestudeerde de mannen en vrouwen die voor hem stonden. Hij wist dat Irrien genoten zou hebben van de angst op hun gezichten. Hij had genoeg tijd met de Eerste Steen doorgebracht om precies te weten wat voor soort man zijn rivaal was.

      Ulren kon het niet schelen. “Vanaf dit moment zijn jullie allemaal mijn slaven. Mijn mannen zullen vaststellen wie van jullie het waard zijn om te houden, en wie aan de tempels geschonken zullen worden als offers.”

      “Maar ik ben een vrij man,” klaagde één van de bediendes.

      Ulren deed een stap naar voren en stak hem neer met een getand mes, omhoog door het sternum en toen door zijn rug naar buiten.

      “Een vrij man die de verkeerde kant heeft gekozen. Is er nog iemand die dood wil?”

      Ze knielden voor hem. Ulren negeerde hen en liep naar de grote dubbele deuren die de hoofdingang van de raadszaal vormden. Er waren nog andere ingangen, één voor elk van de Stenen. Dat was bedoeld om hun onafhankelijkheid te tonen. Het gaf hen in ieder geval een uitweg om te vluchten als het daartoe kwam.

      Hij dacht echter niet dat ze hiervoor zouden vluchten. Niet als hij het goed aanpakte. Ulren gebaarde naar zijn mensen om te wachten. Er waren verschillende manieren waarop je deze dingen kon doen. Dat was iets dat Irrien, als barbaar van het stof, nooit begrepen had. Het was één van de voordelen die de Tweede Steen over de Eerste had, en hij was van plan om er alles uit te halen.

      Hij stak zijn hand uit, en één van zijn bediendes overhandigde hem zijn donkere gewaden. Ulren trok ze aan en liet de kap omlaag terwijl hij naar de deuren liep. Hij had het bebloede zwaard nog in zijn hand. Het was beter om duidelijk te zijn over wat dit was.

      Hij liep naar één van de hoge ramen en keek uit over de stad. Het stof maakte het lastig om iets te kunnen zien, maar hij kon zich wel voorstellen wat er beneden gaande was. Er zouden krijgers door de straten rennen, die degenen die Irrien had achtergelaten opjoegen. Ze zouden gevolgd worden door schreeuwers die de verandering verkondigden. Criminelen zouden de kooplieden vertellen aan wie ze nu hun belastingen schuldig waren. De stad veranderde onder al dat stof, en Ulren had ervoor gezorgd dat het veranderde zoals hij het wilde.

      Toch was hij voorzichtig. Hij was al eerder klaar geweest om de zetel van de Eerste Steen over te nemen. Hij had de sterkste huurlingen ingeschakeld en een voorraad aan geheimen aangelegd, om vervolgens de troon aan een nieuwkomer te verliezen voor hij in actie kon komen.

      Wie was destijds de Eerste Steen geweest? Maxim? Thessa? Hij kon het zich niet herinneren, de stad was in die tijd zo vaak van machthebber veranderd. Het enige dat ertoe deed was het feit dat Irrien was verschenen en had genomen wat van hem had kunnen zijn. Ulren had overleefd door het te accepteren. Nu was de Eerste Steen te ver gegaan, en was het tijd om meer te doen.

      Hij liep de ruimte in waar de Vijf Stenen hun beslissingen namen. De anderen waren er al, zoals hij had gehoopt. Kas streek zorgelijk door zijn vorkbaard. Vexa las een rapport door. Borion had de bravoure van een man die wist dat er problemen waren.

      “Wat is dit?” vroeg hij.

      Ulren verspilde geen tijd aan beleefdheden. “Ik heb besloten Irrien uit te dagen.”

      Hij bekeek de reacties van de anderen. Kas bleef door zijn baard strijken. Vexa fronste een wenkbrauw. Borion reageerde nog het meest, maar dat had Ulren al verwacht. Hoe vaak had hij Irrien al gewaarschuwd over uitdagers? Hoe vaak had hij geholpen met zijn gokschulden?

      “Irrien is niet hier om uit te dagen,” merkte Borion op.

      Alsof daar geen precedent voor was. Dacht hij dat Ulren niet getuige was geweest van elke permutatie van de raad?

      “Dat maakt het al een stuk makkelijker, nietwaar?” zei Ulren. Hij liep naar voren om plaats te nemen in Irriens zetel.

      Tot zijn verrassing versperde Borion hem de weg. De man trok een dun zwaard.

      “En jij denkt dat je jezelf tot Eerste Steen kunt benoemen?” zei hij. “Een oude man die zich niet eens kan herinneren wanneer hij zijn positie heeft verkregen? Die de plek van Tweede Steen voornamelijk heeft behouden omdat Irrien geen ordeverstoring wil?”

      Ulren liep naar een open gedeelte. Hij deed zijn formele gewaad uit en wikkelde het losjes om zijn arm.

      “Denk je dat dat de reden is dat ik er nog steeds zit?” zei hij. “Wil je me echt op de proef stellen, jongen?”

      “Dat wil ik al jaren, maar Irrien zei steeds dat ik het niet moest doen,” zei Borion. Hij bracht zijn zwaard in de aanvalshouding. Ulren glimlachte.

      “Dit is je laatste kans om hier levend weg te komen,” zei Ulren, hoewel die kans in werkelijkheid al was verkeken op het moment dat de andere man zijn zwaard had getrokken. “Zoals je ziet zijn Kas en Vexa slim genoeg om dit niet te proberen. Leg je wapen weg en ga zitten. Je zou zelfs een zetel hoger kunnen komen.”

      “Waarom zou ik één zetel hoger willen als ik een oude man kan vermoorden en er drie hoger kan?” repliceerde Borion.

      Hij dook naar voren, en Ulren moest toegeven dat de jongen snel was. Ulren was in zijn jonge jaren waarschijnlijk sneller geweest, maar dat was inmiddels lang geleden. Hij had echter voldoende tijd gehad om zijn vaardigheden te ontwikkelen, en een man die afstanden goed kon inschatten hoefde niet snel te zijn. Hij gebruikte zijn tot een bal gepropte mantel om Borions zwaard te verstrikken.

      “Is dat alles dat je hebt, oude man?” wilde de Vijfde Steen weten. “Trucjes?”

      Ulren begon te lachen, en viel midden in zijn lachbui aan. Borion was snel genoeg om naar achteren te springen, maar kon niet voorkomen dat Ulrens zwaard langs zijn borst schraapte.

      “Trucjes kun je beter niet onderschatten, jongen,” zei Ulren. “Een man doet alles om te overleven.”

      Hij deed een stap naar achteren en wachtte.

      Borion stormde halsoverkop op hem af. Natuurlijk deed hij dat. Jongeren reageerden en bewogen in lijn met hun emoties. Ze dachten niet na. Of in elk geval niet voldoende. Borion probeerde sluw te zijn, en gebruikte schijnbewegingen die Ulren al honderd keer had gezien. Dat was het risico van jong zijn: je dacht dat je dingen had uitgevonden, dingen waar al vele mannen mee vermoord waren.

      Ulren deed een stap opzij en gooide zijn mantel over de jonge man heen toen hij aanviel. Borion graaide naar de stof in een poging de mantel van zich af te trekken, en op dat moment sloeg Ulren zijn slag. Hij pakte Borions arm vast zodat hij zijn zwaard niet kon gebruiken, en begon te steken.

      Hij deed het methodisch, consistent, met het geduld dat hij gedurende jaren van vechten had opgebouwd. Ulren zag het bloed door zijn mantel sijpelen, maar hij stopte niet tot de andere man viel. Hij had mannen van de meest ernstige verwondingen terug zien komen. Hij zou geen risico nemen.

      Hij stond daar, hijgend. Het was al erg genoeg geweest om die trappen te beklimmen. Moorden zorgde ervoor dat het voelde alsof zijn longen zouden barsten van de inspanning, maar Ulren liet het niet merken. Hij liep naar Irriens zetel en ging erachter staan.

      “Heeft één van jullie bezwaar?” vroeg СКАЧАТЬ