Название: De Lotgevallen van Tom Sawyer
Автор: Марк Твен
Издательство: Public Domain
Жанр: Зарубежная классика
isbn:
isbn:
Maar Sid sliep door.
Tom steunde harder en verbeelde zich, dat hij werkelijk pijn begon te gevoelen.
Sid bleef onbeweeglijk liggen.
Tom ging met de uiterste inspanning aan het beven en trillen. Hij hield zijn adem in, blies zich op en bracht eene reeks van uitmuntend nagebootste zuchten voor den dag.
Sid snorkte door.
Tom was ten einde raad. Ten laatste riep hij uit: “Sid, Sid!” en schudde zijn stiefbroeder uit alle macht.
Dit hielp en Tom hervatte zijn steunen. Sid gaapte, rekte zich uit, verhief zich snorkend op zijn elleboog en begon Tom aan te staren. Tom steunde al door, totdat Sid riep:
“Tom! zeg eens… Tom!”
Geen antwoord.
“Och Tom! Tom! wat scheelt er aan, Tom?” En hij greep hem bij den arm en zag hem angstig aan.
Tom jammerde: “O Sid, houd op, schud me niet zoo hard!”
“Zeg, wat scheelt er aan, Tom? Ik zal tante roepen.”
“O, neen! Doe dat niet!”
“Jawel! Ach, steun zoo niet, Tom! ’t Is zoo vreeselijk. Hoe lang heb je al zoo gelegen?”
“Al uren. Ai, o! maak niet zoo’n beweging, Sid; je zult me vermoorden.”
“Tom, waarom heb je me niet eer geroepen? O, Tom, houd op. Ik kan het niet meer aanhooren, Tom, wat scheelt er aan?”
“Ik vergeef je alles, Sid, (gesteun)… alles wat je ooit tegen me misdreven hebt. Als ik zal heen…”
“O, Tom, gij gaat toch niet sterven, niet waar? Och, doe het niet, Tom. Misschien…”
“Ik vergeef iedereen, Sid, (gesteun). Zeg hun dat Sid. En, Sid, geef het raamkozijn en mijn kat aan het nieuwe meisje, dat hier is komen wonen en zeg haar…” Maar Sid had zijne kleeren al aangeschoten en was de kamer uit. Tom had nu wezenlijk pijn, dusdadig had hij zijne verbeelding laten werken en zoo was het geluid van zijn gekerm der waarheid nabij gekomen.
Sid ijlde de trappen af en zeide:
“O Tante Polly, Tom gaat sterven.”
“Sterven?”
“Ja, wacht niet; kom gauw mede.”
“Onzin! Ik geloof er niets van.”
Desniettemin vloog zij doodsbleek en met bevende lippen de trappen op en Sid en Marie achter haar aan.
Toen zij voor het ledikant stond, bracht zij met moeite uit:
“Tom, wat scheelt er aan?”
“O, lieve tante, ik…”
“Wat scheelt er aan? Wat heb je, kind?”
“O, lieve Tante, ik heb het koudvuur in mijn zieken teen.”
De oude dame viel in een stoel neder, begon te lachen, toen te schreien, eindelijk beide te gelijk. Dat bracht haar tot zichzelve en zij zeide:
“O, Tom, wat een poets heb je me gebakken! Wil je eens gauw met die malligheid ophouden en je bed uitstappen!”
Het gekreun hield op en de pijn verdween. De knaap was een weinig met zijn figuur verlegen en zeide:
“Tante Polly, het was een gevoel van koudvuur en het deed zoo’n pijn, dat ik zelfs mijn lossen tand vergat.”
“Je tand, kind? Wat scheelde er aan je tand?”
“Er is er een los en die doet mij vreeselijk zeer.”
“Nu, begin maar niet weer te kreunen. Doe je mond eens open. Ha, de tand is los, maar daar zul je niet aan sterven. Marie, haal een zijden draad uit mijn werkdoos.”
“O tantelief, trek hem als ’t u belieft niet uit. Hij doet mij niets geen zeer meer. Och, als ’t u belieft, doe het niet, tantelief! Ik zal heusch naar school gaan!”
“Zoo, naar school gaan! Dus was al dat lawaai in de hoop van thuis te blijven en te gaan visschen! Tom, Tom, ik houd zooveel van je en je schijnt op alle manieren te beproeven of je mijn oud hart ook door je schandelijke ondeugendheid kunt breken.”
Onderwijl was het trekinstrument binnengebracht. De oude dame maakte het eene eind van den zijden draad aan Toms lossen tand vast en bond het aan den beddenpost. Toen sloeg zij er hard midden op en in een oogenblik hing de tand aan het ledikant te bungelen.
Alle rampen brengen hunne lichtzijde mede. Toen Tom na het ontbijt naar school ging, werd hij door alle jongens benijd om de holte in zijn bovenste rij tanden, die hem in staat stelde op een nieuwe en wonderlijke wijs te spuwen. Weldra had hij een stoet jongens on zich heen, en een van hen, die zich in den vinger gesneden had en tot dit oogenblik het mikpunt van bewondering en huldebetoon geweest was, had geen enkelen aanhanger meer en voelde dat hij zijn roem had overleefd. Hij was diep gekrenkt en zeide op verachtelijken toon, dat er geen kunst aan was om te spuwen als Tom Sawyer. Maar een andere jongen riep iets van druiven die zuur waren en hij liep mismoedig heen.
Kort daarop kwam Tom den jeugdigen paria van het stadje, Huckleberry Finn, den zoon van den stadsdronkaard, tegen. Huckleberry werd met hart en ziel door al de moeders van de plaats gehaat, omdat hij zoo lui en morzig was – en voornamelijk omdat hunne kinderen hem zoo bewonderden en er behagen in schepten, heimelijk het verbod van met hem om te gaan, te overtreden en van harte wenschten den moed te hebben te zijn zooals hij. Tom benijdde Huck evenals alle andere ordentelijke jongens, maar had den bepaalden last om niet met hem te spelen. Daarom juist deed hij dat telkens, wanneer de gelegenheid zich voordeed. Huckleberry droeg altijd de afgedragen pakken van volwassenen en deze hingen doorgaans van scheuren en lappen aan elkaar. Zijn hoofd was meestal gedekt met een ingedrukten hoed, welks rand er als een halve maan bijfladderde. Zijn jas, wanneer hij er een droeg, hing hem bijkans op de hielen en de achterknoopen zaten menigmaal een eind onder zijn rug. Zijn broek werd door één bretel opgehouden en het kruis van dat kleedingstuk zat dikwijls ter hoogte van zijn kuiten. Zijn gerafelde kousen sleepten, als zij niet omgerold waren, bijna altijd in de modder. Huckleberry deed wat hij verkoos. Bij mooi weer sliep hij op de stoepen, bij slecht weer in leege vaten. Hij behoefde school noch kerk te bezoeken, niemand meester te noemen en geen mensch te gehoorzamen. Hij mocht gaan visschen en zwemmen, wanneer en waar hij verkoos en zoolang uitblijven als hem goeddacht. Niemand verbood hem ooit om te vechten, hij kon zoo laat opblijven als het hem behaagde, en hij was altijd de eerste die in het voorjaar op bloote voeten liep, en de laatste die ze in het najaar in leder stak. Hij mocht naar hartelust vloeken. Hij behoefte zich nooit te wasschen en nooit schoone kleeren aan te trekken. In één woord, hij mocht alles doen en laten wat het jongensleven aangenaam maakt. Zoo dachten ten minste al de gedrilde, СКАЧАТЬ