Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Nederland
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering - Nederland страница 15

Название: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Автор: Nederland

Издательство: Проспект

Жанр: Юриспруденция, право

Серия:

isbn: 9785392044894

isbn:

СКАЧАТЬ artikel 87 of artikel 88, tenzij hij oordeelt dat de zaak daarvoor niet geschikt is. Uiterlijk twee weken na het in de eerste volzin bedoelde tijdstip beslist de rechter hieromtrent. Tegen deze beslissing staat geen hogere voorziening open.

      Artikel 132

      • 1.Indien geen verschijning van partijen ter terechtzitting op de voet van artikel 131 is bevolen, geeft de rechter aan de eiser gelegenheid voor repliek te concluderen. Hierna kan de gedaagde voor dupliek concluderen.

      • 2.Is wel een verschijning van partijen ter terechtzitting op de voet van artikel 131 bevolen, dan wordt aan partijen slechts gelegenheid geboden voor repliek en dupliek, indien zulks met het oog op artikel 19 of met het oog op een goede instructie van de zaak noodzakelijk is.

      • 3.De rechter staat het nemen van nog meer conclusies toe, indien zulks met het oog op artikel 19 of met het oog op een goede instructie van de zaak noodzakelijk is.

      • 4.Tegen beslissingen over de toepassing van het tweede lid en het derde lid staat geen hogere voorziening open.

      Artikel 133

      • 1.De rechter stelt de termijnen voor het nemen van de conclusies vast.

      • 2.Partijen kunnen uitstel vragen voor het nemen van conclusies. De rechter volgt een daartoe strekkend, eenstemmig verzoek van partijen, tenzij dit zou leiden tot onredelijke vertraging van het geding.

      • 3.Het eerste en het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de termijnen voor het verrichten van andere proceshandelingen dan conclusies en op de mogelijkheid om daarvoor uitstel te krijgen.

      • 4.Wanneer een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en daarvoor geen uitstel kan worden verkregen, vervalt het recht om de desbetreffende proceshandeling te verrichten.

      Artikel 134

      • 1.Voordat de rechter over de zaak beslist, wordt aan partijen desverlangd gelegenheid geboden voor pleidooien. Indien partijen op een terechtzitting op de voet van artikel 131 hun standpunt in voldoende mate mondeling hebben kunnen uiteenzetten, kan de rechter bepalen dat geen gelegenheid zal worden gegeven voor pleidooien.

      • 2.Indien de pleidooien op de bepaalde dag niet plaatsvinden, wordt, behoudens bijzondere omstandigheden, geen nieuwe dag voor pleidooien bepaald.

      • 3.Partijen mogen hun eigen zaak bepleiten.

      • 4.De rechter kan bepalen dat partijen bij de pleidooien in persoon aanwezig moeten zijn.

      Artikel 135

      In zaken waarin partijen in persoon kunnen procederen, stelt de griffier zo spoedig mogelijk de eiser en de in het geding verschenen gedaagde, voor zover zij niet in persoon of bij gemachtigde aanwezig waren op de terechtzitting, op de hoogte van het procesverloop.

      Zesde afdeling. Reconventie

      Artikel 136

      De gedaagde is bevoegd een eis in reconventie in te stellen, tenzij de eiser in conventie is opgetreden in hoedanigheid en de reconventie hem persoonlijk zou betreffen of omgekeerd.

      Artikel 137

      De eis in reconventie moet dadelijk bij het antwoord worden ingesteld. Artikel 111, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

      Artikel 138

      • 1.De zaken in conventie en in reconventie worden tegelijk voldongen en bij een en hetzelfde eindvonnis beslist, tenzij de rechter van oordeel is dat de zaak in conventie of die in reconventie vroeger kan worden afgedaan.

      • 2.De zaken worden gesplitst indien in één van beide zaken de rechter beveelt dat de procedure wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de verzoekschriftprocedure dan wel de rechter met toepassing van artikel 71 verwijst of zich absoluut onbevoegd verklaart.

      Zevende afdeling. Verstek

      Artikel 139

      Indien de gedaagde niet op de eerste of op een door de rechter nader bepaalde roldatum in het geding verschijnt dan wel verzuimt advocaat te stellen of, indien verschuldigd, het griffierecht niet tijdig voldoet hoewel hem dat bij dagvaarding was aangezegd, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, verleent de rechter verstek tegen hem en wijst hij de vordering toe, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt.

      Artikel 140

      • 1. Zijn er meer gedaagden en is ten minste een van hen in het geding verschenen, dan wordt, indien ten aanzien van de overige gedaagden de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen, tegen dezen verstek verleend en tussen de eiser en de verschenen gedaagden voortgeprocedeerd.

      • 2. Tussen alle partijen wordt één vonnis gewezen, dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.

      • 3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing in geval van oproeping van derden als partij in het geding als bedoeld in artikel 118.

      Artikel 141

      De kosten die een gevolg zijn van het feit dat een partij niet in het geding is verschenen of het griffierecht niet tijdig heeft voldaan, komen ten laste van die partij, tenzij verstek was verleend op een dagvaarding die nietig wordt verklaard.

      Artikel 142

      De gedaagde tegen wie verstek is verleend, heeft, zolang het eindvonnis nog niet is gewezen, de bevoegdheid om alsnog in het geding te verschijnen, of om alsnog het griffierecht te voldoen, waardoor de gevolgen van het tegen hem verleende verstek vervallen, behalve ten aanzien van de daardoor veroorzaakte kosten.

      Achtste afdeling. Verzet

      Artikel 143

      • 1.De gedaagde die bij verstek is veroordeeld, kan daartegen verzet doen.

      • 2.Het verzet moet worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is. De in de eerste volzin bedoelde termijn is acht weken indien de gedaagde ten tijde van de in de eerste volzin bedoelde betekening of daad geen bekende woonplaats of bekend werkelijk verblijf in Nederland heeft, maar zijn woonplaats of werkelijk verblijf buiten Nederland bekend is.

      • 3.Buiten de gevallen bedoeld in het tweede lid vangt de termijn waarbinnen het verzet moet worden gedaan, aan op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd.

      • 4.De veroordeelde die in het vonnis heeft berust, kan daartegen niet meer in verzet komen.

      Artikel 144

      Het vonnis wordt geacht ten uitvoer te zijn gelegd:

      • a. СКАЧАТЬ