Wet op de inlichtingen – en veiligheidsdiensten – Wiv (Wiv 2002). Nederland
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Wet op de inlichtingen – en veiligheidsdiensten – Wiv (Wiv 2002) - Nederland страница 3

СКАЧАТЬ persoonlijke of andere belangen van de betrokken ambtenaar dat vereisen en de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat zich daartegen niet verzetten.

      3. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de coördinator, de aan hem ondergeschikte ambtenaren en de krachtens artikel 60, tweede lid, aangewezen ambtenaren.

      Paragraaf 2.6. Nadere regels met betrekking tot organisatie, werkwijze en beheer van de diensten

      Artikel 11

      Onze betrokken Minister kan ten aanzien van de organisatie, de werkwijze en het beheer van een dienst nadere regels stellen.

      Hoofdstuk 3. De verwerking van gegevens door de diensten

      Paragraaf 3.1. Algemene bepalingen

      Artikel 12

      1. De diensten zijn bevoegd tot het verwerken van gegevens met inachtneming van de eisen die daaraan bij of krachtens deze wet of de Wet veiligheidsonderzoeken zijn gesteld.

      2. De verwerking van gegevens vindt slechts plaats voor een bepaald doel en slechts voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van deze wet of de Wet veiligheidsonderzoeken.

      3. De verwerking van gegevens geschiedt in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze.

      4. De gegevens die in het kader van de taakuitvoering van de diensten worden verwerkt, zijn voorzien van een aanduiding omtrent de mate van betrouwbaarheid dan wel een verwijzing naar het document of de bron waaraan de gegevens zijn ontleend.

      Artikel 13

      1. De verwerking van persoonsgegevens door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst kan slechts betrekking hebben op personen:

      a. die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, dan wel voor de veiligheid of voor andere gewichtige belangen van de staat;

      b. die toestemming hebben verleend voor een veiligheidsonderzoek;

      c. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het onderzoek betreffende andere landen;

      d. over wie door een andere inlichtingen- of veiligheidsdienst gegevens zijn ingewonnen;

      e. wier gegevens noodzakelijk zijn ter ondersteuning van een goede taakuitvoering door de dienst;

      f. die werkzaam zijn of zijn geweest voor een dienst;

      g. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het opstellen van de dreigings- en risicoanalyses, bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdeel e.

      2. De verwerking van persoonsgegevens door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst kan slechts betrekking hebben op personen:

      a. die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de veiligheid of de paraatheid van de krijgsmacht;

      b. die toestemming hebben verleend voor een veiligheidsonderzoek;

      c. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het onderzoek betreffende andere landen;

      d. over wie door een andere inlichtingen- of veiligheidsdienst gegevens zijn ingewonnen;

      e. wier gegevens noodzakelijk zijn ter ondersteuning van een goede taakuitvoering door de dienst;

      f. die werkzaam zijn of zijn geweest voor een dienst;

      g. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van een onderzoek als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel a, sub 2°;

      h. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het opstellen van de dreigingsanalyses, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onderdeel f;

      i. omtrent wie dat noodzakelijk is in het kader van het opstellen van een analyse door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, in opdracht van onze minister van Defensie, van potentiлle dreigingen tegen een bij de krijgsmacht werkzaam persoon of een bij de krijgsmacht in gebruik zijnd object, welke niet ingevolge de artikelen 6, derde lid, onderdeel b, en 38, eerste lid, onderdeel c, respectievelijk artikel 15a van de Politiewet 1993 is aangewezen.

      3. De verwerking van persoonsgegevens wegens iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, gezondheid en seksuele leven vindt niet plaats.

      4. De verwerking van persoonsgegevens die betrekking hebben op de in het derde lid bedoelde kenmerken vindt slechts plaats in aanvulling op de verwerking van andere gegevens en slechts voor zover dat voor het doel van de gegevensverwerking onvermijdelijk is.

      Artikel 14

      1. De artikelen 12, 13, eerste, derde en vierde lid, zijn tevens van toepassing op de verwerking van gegevens ten behoeve van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst door de ambtenaren, bedoeld in artikel 60.

      2. De verwerking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, ten behoeve van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst blijft strikt gescheiden van de verwerking van gegevens door de desbetreffende ambtenaren ten behoeve van andere doeleinden. Het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst kan daaromtrent nadere aanwijzingen geven.

      3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt zorg voor de archiefbescheiden die verband houden met de gegevensverwerking ten behoeve van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst door de ambtenaren, bedoeld in artikel 60, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een rijksarchiefbewaarplaats.

      Artikel 15

      De hoofden van de diensten dragen zorg voor:

      a. de geheimhouding van daarvoor in aanmerking komende gegevens;

      b. de geheimhouding van daarvoor in aanmerking komende bronnen waaruit gegevens afkomstig zijn;

      c. de veiligheid van de personen met wier medewerking gegevens worden verzameld.

      Artikel 16

      De hoofden van de diensten dragen voorts zorg voor:

      a. de nodige voorzieningen ter bevordering van de juistheid en de volledigheid van de gegevens die worden verwerkt;

      b. de nodige voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van de gegevensverwerking tegen verlies of aantasting van gegevens alsmede tegen onbevoegde gegevensverwerking;

      c. de aanwijzing van personen die bij uitsluiting van anderen bevoegd zijn tot de bij de aanwijzing vermelde werkzaamheden in het kader van de verwerking van gegevens.

      Paragraaf 3.2. De verzameling van gegevens

      Paragraaf 3.2.1. Algemeen

      Artikel 17

      1. De diensten zijn bevoegd zich bij de uitvoering van hun taak, dan wel ter ondersteuning van een goede taakuitvoering, voor het verzamelen van gegevens te wenden tot:

СКАЧАТЬ