Politiewet – PolW. Nederland
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Politiewet – PolW - Nederland страница 3

Название: Politiewet – PolW

Автор: Nederland

Издательство: Проспект

Жанр: Юриспруденция, право

Серия:

isbn: 9785392063239

isbn:

СКАЧАТЬ Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, kunnen regels worden gegeven over de samenwerking van de politie met de buitengewone opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.

      Hoofdstuk IV. Gezag en toezicht over de politie

      Artikel 12

      1. Indien de politie in een gemeente optreedt ter handhaving van de openbare orde en ter uitvoering van de hulpverleningstaak, staat zij onder gezag van de burgemeester.

      2. De burgemeester kan de betrokken ambtenaren van politie de nodige aanwijzingen geven voor de vervulling van de in het eerste lid bedoelde taken.

      Artikel 13

      1. Indien de politie optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel taken verricht ten dienste van de justitie, staat zij, tenzij in enige wet anders is bepaald, onder gezag van de officier van justitie.

      2. De officier van justitie kan de betrokken ambtenaren van politie de nodige aanwijzingen geven voor de vervulling van de in het eerste lid bedoelde taken.

      Artikel 14

      De burgemeester en de officier van justitie overleggen regelmatig tezamen met het hoofd van het territoriale onderdeel van het regionale politiekorps, binnen welks grondgebied de gemeente geheel of ten dele valt, en, zo nodig, met de korpschef, over de taakuitvoering van de politie.

      Artikel 15

      1. Voor zover de Koninklijke marechaussee optreedt ter handhaving van de openbare orde staat zij onder gezag van de burgemeester. Voor zover zij optreedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel taken verricht ten dienste van de justitie, staat zij, tenzij in enige wet anders is bepaald, onder gezag van de officier van justitie. Het hoofd van het onderdeel van de Koninklijke marechaussee neemt alsdan aan het in artikel 14 bedoelde overleg deel op de wijze als daar is aangegeven.

      2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de militair van enig ander onderdeel van de krijgsmacht, indien hij bijstand verleent aan de politie.

      Artikel 15a

      1. Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie gezamenlijk kunnen objecten en diensten aanwijzen waarvan bewaking of beveiliging door de politie noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van de Staat of de betrekkingen van Nederland met andere mogendheden, dan wel met het oog op zwaarwegende belangen van de samenleving.

      2. De burgemeester draagt zorg voor de uitvoering van een besluit als bedoeld in het eerste lid, voorzover dat geschiedt ter handhaving van de openbare orde.

      3. De officier van justitie draagt zorg voor de uitvoering van een besluit als bedoeld in het eerste lid, voorzover dat geschiedt ter strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.

      Artikel 16

      1. De commissaris van de Koning geeft, indien een ordeverstoring van meer dan plaatselijke betekenis dan wel ernstige vrees voor het ontstaan van zodanige ordeverstoring zulks noodzakelijk maakt, de burgemeesters in de provincie zoveel mogelijk na overleg met hen, de nodige aanwijzingen met betrekking tot het door hen ter handhaving van de openbare orde te voeren beleid.

      2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan de commissarissen van de Koning, de burgemeesters en, in geval van een situatie als bedoeld in artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s, de voorzitter van een veiligheidsregio, zoveel mogelijk na overleg met hen, algemene en bijzondere aanwijzingen geven met betrekking tot de handhaving van de openbare orde, voorzover dat noodzakelijk is in het belang van de veiligheid van de Staat of de betrekkingen van Nederland met andere mogendheden, dan wel met het oog op zwaarwegende belangen van de samenleving.

      3. De in het eerste en tweede lid bedoelde aanwijzingen worden zo enigszins mogelijk schriftelijk gegeven.

      4. De in het tweede lid bedoelde aanwijzingen aan de burgemeesters worden zoveel mogelijk gegeven door tussenkomst van de commissaris van de Koning. Indien dit niet mogelijk is, wordt hij zo spoedig mogelijk daarvan in kennis gesteld.

      Artikel 17

      1. Ten behoeve van de toepassing van de artikelen 15a, tweede lid, en 16 verstrekken de burgemeesters, de commissarissen van de Koning en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties elkaar de gewenste inlichtingen.

      2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan regels geven ter uitvoering van het eerste lid.

      Artikel 18

      1. De commissaris van de Koning ziet toe dat de politie in zijn ambtsgebied haar taak de openbare orde te handhaven en hulp te verlenen naar behoren vervult.

      2. Hij ziet eveneens toe op een juiste vervulling van de taak ter handhaving van de openbare orde die de Koninklijke marechaussee op grond van deze wet uitvoert.

      Artikel 19

      1. Het College van procureurs-generaal ziet toe dat de politie haar taak met betrekking tot de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en haar taken ten dienste van de justitie naar behoren vervult.

      2. Het College van procureurs-generaal ziet eveneens toe op een juiste vervulling van de taken die de Koninklijke marechaussee ten behoeve van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel ten dienste van de justitie, op grond van deze wet uitvoert of verricht.

      Artikel 20

      1. De commissaris van de Koning en het College van procureurs-generaal plegen regelmatig met elkaar overleg over de taakuitoefening van de politie en de Koninklijke marechaussee in het ambtsgebied van de betrokken commissaris van de Koning. Zij verstrekken elkaar de gewenste inlichtingen.

      2. De burgemeester en de officier van justitie verstrekken aan de commissaris van de Koning en aan het College van procureurs-generaal, met betrekking tot de politie en de vervulling van haar taak, de gewenste inlichtingen en doen hun ook ongevraagd mededeling van hetgeen ter zake van belang kan zijn.

      Hoofdstuk V. De regionale politiekorpsen

      Artikel 21

      1. Het Nederlandse grondgebied is verdeeld in 25 regio’s overeenkomstig de bij deze wet behorende bijlage. Deze bijlage kan, voor zover het de grenzen van de regio’s en de naamgeving van de daarin voorkomende gemeenten betreft, bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden gewijzigd. Bij algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen regels worden gegeven over de overgang van personeel, vermogensrechten, rechtsgedingen of andere rechten en verplichtingen, alsmede over de overgang van archieven indien een wijziging van de grenzen van de regio’s daartoe aanleiding geeft.

      2. Een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, treedt niet eerder in werking dan drie maanden na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers der Staten-Generaal onder overlegging van de over het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur uitgebrachte adviezen.

      3. In elke regio is een regionaal politiekorps.

СКАЧАТЬ