Arbeidsomstandighedenbesluit – Arbo (Arbobesluit). Nederland
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Arbeidsomstandighedenbesluit – Arbo (Arbobesluit) - Nederland страница 8

Название: Arbeidsomstandighedenbesluit – Arbo (Arbobesluit)

Автор: Nederland

Издательство: Проспект

Жанр: Юриспруденция, право

Серия:

isbn: 9785392063284

isbn:

СКАЧАТЬ in een bedrijf of inrichting een zwangere werknemer of een werknemer tijdens de lactatie werkzaam is of pleegt te zijn, wordt in de risico-inventarisatie en — evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in het bijzonder aandacht besteed aan de niet-limitatieve lijst van agentia, procédés en arbeidsomstandigheden, opgenomen in bijlage I bij de richtlijn

      Artikel 1.42. Organisatie van de arbeid

      1. Onverminderd artikel 4:5 van de Arbeidstijdenwet, organiseert de werkgever de arbeid van een zwangere werknemer en een werknemer tijdens de lactatie zodanig, richt de arbeidsplaats zodanig in, past een zodanige productie- en werkmethode toe en laat zodanige arbeidsmiddelen gebruiken, dat de arbeid voor die werknemer geen gevaren met zich kan brengen voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de zwangerschap of lactatie.

      2. Indien nakoming van het eerste lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt door een tijdelijke aanpassing van de arbeid of door een tijdelijke aanpassing van de arbeids- en rusttijden voorkomen dat gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie wordt veroorzaakt, en wordt voorkomen dat een terugslag kan worden veroorzaakt op de zwangerschap of lactatie.

      3. Indien nakoming van het tweede lid redelijkerwijs niet mogelijk is, wordt aan de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie tijdelijk andere arbeid gegeven.

      4. Indien nakoming van het derde lid redelijkerwijs niet mogelijk is, worden de zwangere werknemer en de werknemer tijdens de lactatie tijdelijk vrijgesteld van het verrichten van arbeid.

      Artikel 1.42a. Voorlichting

      De werkgever zorgt voor doeltreffende voorlichting over de risico’s van de arbeid tijdens zwangerschap en lactatie en de maatregelen die zijn genomen om de risico’s te voorkomen. De voorlichting vindt plaats binnen twee weken nadat de zwangere werknemer of werknemer tijdens de lactatie aan de werkgever heeft gemeld zwanger te zijn dan wel werkzaam te zijn tijdens de lactatie.

Afdeling 10. Thuiswerkers

      Artikel 1.43. Toepasselijkheid

      1. Dit besluit is niet van toepassing op thuiswerk, tenzij uitdrukkelijk regels voor thuiswerk zijn gesteld. In dat laatste geval wordt onder werkgever mede verstaan thuiswerkgever en wordt onder werknemer mede verstaan thuiswerker.

      2. Indien een thuiswerker tevens een jeugdige werknemer is, zijn uitsluitend de bepalingen die voor de thuiswerker zijn vastgesteld van toepassing.

      Artikel 1.44. Beschikbaarheid van gegevens

      Van de thuiswerkers zijn gegevens beschikbaar omtrent naam, adres en woonplaats alsmede van de werkzaamheden die door de betreffende thuiswerkers worden verricht en van de stoffen, hulpmiddelen en werktuigen die daarbij worden gebruikt.

      Artikel 1.45. Voorraad

      Het is niet toegestaan aan de thuiswerker een grotere hoeveelheid aan grondstoffen, halffabrikaten en gerede producten in voorraad te geven of te laten houden dan voor de arbeid strikt noodzakelijk is.

      Artikel 1.46. Melding van arbeidsongevallen

      Indien aan een thuiswerker in verband met het verrichten van arbeid een arbeidsongeval als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet overkomt, wordt door de thuiswerker hiervan onverwijld mededeling gedaan aan de thuiswerkgever.

      Hoofdstuk 2. Arbozorg en organisatie van de arbeid

Afdeling 1. Melding beroepsziekten

      Artikel 2.1. Gegevens beroepsziekten

      Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die bij de mededeling van een beroepsziekte, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet worden verstrekt.

Afdeling 2. Aanvullende voorschriften risico-inventarisatie en — evaluatie ter voorkoming en beperking van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen

      Artikel 2.2. Definities

      In deze afdeling wordt verstaan onder:

      a. gevaarlijke stof: brandbare, extreem toxische, toxische of ontplofbare stof;

      b. brandbare stof: een stof die een procestemperatuur heeft gelijk aan of hoger dan het vlampunt, bepaald met het toestel van Abel-Pensky voor vlampunten tot en met 65 °C of bepaald met het toestel van Pensky-Martens voor vlampunten boven 65 °C;

      c. extreem toxische stof:

      1°. een stof die acuut giftige eigenschappen bezit en daardoor gevaar voor de gezondheid kan opleveren bij een eenmalige betrekkelijk korte blootstelling, al dan niet met uitgestelde werking, en die als kenmerk heeft

      — dat de lethale concentratie 50 bij een blootstelling van de rat gedurende vier uur, kleiner is dan of gelijk is aan 20 milligram per kubieke meter, of

      — dat de lethale dosis 50 oraal bij toediening aan de rat, kleiner is dan of gelijk is aan 1 milligram per kilogram, of

      — dat de lethale dosis 50 percutaan bij toediening aan de rat, kleiner is dan of gelijk is aan 2 milligram per kilogram;

      2°. de volgende voor de mens carcinogene stoffen met een hoge potentie: 2-acetylaminofluoreen, 4-aminobifenyl, benzidine, bischloormethylether, dialkylnitrosaminen, 4-dimethylaminoazobenzeen, methylnitroso-ureum, 2-naftylamine, 4-nitrobifenyl en 3- nitronaftylamine;

      d. toxische stof: een stof, niet zijnde een extreem toxische stof, die acuut giftige eigenschappen bezit en daardoor gevaar voor de gezondheid kan opleveren bij een eenmalige betrekkelijk korte blootstelling, al dan niet met uitgestelde werking, en die als kenmerk heeft dat de lethale concentratie 50 bij een blootstelling van de rat gedurende één uur, kleiner is dan of gelijk is aan 20 000 milligram per kubieke meter;

      e. ontplofbare stof: een stof die op grond van de Wet milieubeheer voldoet aan de criteria voor indeling in de categorie «ontplofbaar», bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, onder a, van die wet;

      f. installatie: een installatie voor bewerking of een installatie voor opslag;

      g. installatie voor bewerking: het stelsel van vaten, apparaten en leidingen dat ten aanzien van de omsloten stof een geheel vormt of kan vormen en dient voor de vervaardiging, bewerking, verwerking, verlading of vernietiging van deze stof;

      h. installatie voor opslag: de tanks, silo's, bunkers en verpakkingseenheden die dienen voor opslag met dien verstande, dat deze eenheden buiten de ruimtelijke begrenzing van een installatie voor bewerking zijn gelegen en waarbij wat betreft tanks, silo’s en bunkers elke eenheid als een op zich zelf staande installatie voor opslag moet worden beschouwd. Onder een installatie voor opslag worden mede begrepen voor het vervoer bestemde tanks en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen bestemde verpakkingen;

      i. procestemperatuur: de temperatuur die bij opslag of bij bewerking onder normale bedrijfscondities maximaal kan worden bereikt;

      j. omhulling: een constructie die een installatie voor bewerking of opslag omsluit, die de natuurlijke ventilatie van de omsloten installatie bemoeilijkt of verhindert en waarbinnen door werknemers regelmatig arbeid wordt verricht;

      k. grenswaarde: de hoeveelheid van een stof, uitgedrukt in kilogrammen, die bij plotseling vrijkomen het leven of de gezondheid van een op globaal 100 meter afstand van het emissiepunt СКАЧАТЬ