7 Welgelukzalig zijn zij, wier ongerechtigheden vergeven en wier zonden bedekt zijn. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
8 Welgelukzalig is de mens, dien de HEERE de zonde niet toerekent. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
9 heeft deze zaligspreking betrekking op de besnijdenis of op de voorhuid? We zeggen dat het geloof van Abraham werd toegerekend aan rechtvaardigheid. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
10 Wanneer werd u aangerekend? na de besnijdenis of vóór de besnijdenis? Niet na de besnijdenis, maar vóór de besnijdenis. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
11 en hij ontving het teken der besnijdenis, [als] het zegel der gerechtigheid door het geloof, dat [hij] had in de voorhuid, zodat hij een vader werd van alle gelovigen in de voorhuid, zodat ook hun gerechtigheid toegerekend zou worden (redenerend over de besnijdenis, als «het zegel der gerechtigheid door het geloof»).
12 en door den Vader der besnedenen, niet alleen die besneden zijn, maar ook die wandelen in de voetstappen des geloofs van onzen Vader Abraham, hetwelk hij in de voorhuid had. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof). (Redeneren over besnijdenis als «het zegel van gerechtigheid door geloof»).
13 Want het is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad, dat de belofte erfgenaam der wereld zal zijn, maar door de gerechtigheid des geloofs. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
14 Indien zij, die op de wet gegrondvest zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof tevergeefs, en is de belofte ondoeltreffend; (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenering over de» gerechtigheid" van het geloof).
15 Want de wet brengt toorn voort, want waar geen wet is, is geen misdaad. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
16 Alzo door het geloof, opdat [het] door barmhartigheid zou zijn, opdat de belofte voor allen onveranderlijk zou zijn, niet alleen naar de wet, maar ook naar het geloof van de nakomelingen van Abraham, die de vader van ons allen is (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenering over de «gerechtigheid» van het geloof).
17 (gelijk geschreven is: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor het aangezicht Gods, welken hij geloofd heeft, die de doden levend maakt, en de niet-bestaande noemt als bestaande. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
18 en hij, boven de hoop, geloofde met hoop, waardoor hij de vader van vele volken werd, overeenkomstig hetgeen gezegd was: zo zal uw zaad zijn.»(Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
19 en omdat hij zich niet uitgeput had in het geloof, dacht hij niet dat zijn lichaam, bijna honderd jaar oud, al dood was, en de schoot van Sarrin dood was; (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenerend over de «gerechtigheid» van het geloof).
20 hij wankelde niet in de belofte van God door ongeloof, maar bleef standvastig in het geloof en gaf God eer (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenering over de «rechtvaardigheid» van het geloof).
21 en hij weet heel zeker dat hij ook in staat is de belofte te vervullen. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
22 daarom werd het hem toegerekend tot gerechtigheid. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof).
23 maar niet alleen met betrekking tot hem staat geschreven wat hem werd toegerekend (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenering over de «rechtvaardigheid» van het geloof).
24 maar ook met betrekking tot ons; het zal ook worden toegerekend aan ons die geloven in degene die Jezus Christus, onze Heer, uit de dood heeft opgewekt (verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redenering over de «rechtvaardigheid» van het geloof).
25 die verraden is voor onze zonden en opgestaan is voor onze rechtvaardiging. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament, redeneren over de» rechtvaardigheid" van het geloof. De misvatting van al deze «abstracties» ligt in het feit dat er geen opstanding was, Jezus in coma raakte, Jezus werd gebruikt door de priesters van het zoroastrianisme uit Parthië om de volgelingen van Jezus te inspireren met de noodzaak van oorlog met Rome en om Palestina achter de schermen in te nemen).
Hoofdstuk 5
1 Zo hebben wij, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, vrede met God door onzen Heere Jezus Christus, (van Paulus ' gezichtspunt is het bewijs gevonden van de «gerechtigheid» des geloofs).
2 door wie wij door het geloof toegang hebben gekregen tot die genade waarin wij staan en roemen in de hoop op de heerlijkheid van God. (Verhandeling over genade).
3 en niet alleen dit, maar we roemen ook over beproevingen, wetende dat geduld voortkomt uit verdrukking (redeneren over beproevingen en geduld).
4 vanuit geduld ervaring, vanuit ervaring hoop, (redeneren over de ervaring van hoop en geduld).
5 maar de hoop beschaamt ons niet, want de liefde Gods is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest, die ons gegeven is. («Goddelijke» bundels).
6 Want Christus, toen wij nog zwak waren, is op zekere tijd voor de goddelozen gestorven. («Goddelijke» bundels).
7 want bijna niemand zal voor den rechtvaardige sterven; tenzij voor den weldoener, misschien zal iemand besluiten te sterven. («Goddelijke» bundels).
8 Maar God bewijst zijn liefde voor ons door het feit dat Christus voor ons stierf toen wij nog zondaars waren. («Goddelijke» bundels).
9 daarom nu te meer, gerechtvaardigd zijnde door Zijn bloed, laat ons door Hem behouden worden van Toorn. («Goddelijke» bundels).
10 Want indien wij, vijanden zijnde, met God verzoend zijn door de dood Zijns Zoons, hoeveel te meer zullen wij, verzoend zijnde, behouden worden door zijn leven. («Goddelijke» bundels).
11 en dit is niet genoeg, maar wij roemen ook op God door onzen Heere Jezus Christus, door Welken wij nu verzoening ontvangen hebben. («Goddelijke» bundels).
12 Daarom, gelijk de zonde in de wereld gekomen is door één mens, en de dood door de zonde, alzo is de dood overgegaan in alle mensen; want in hem hebben allen gezondigd. («Goddelijke» bundels).
13 want vóór de wet was de zonde in de wereld; maar de zonde wordt niet toegerekend, daar er geen wet is. («Goddelijke» bundels).
14 maar de dood heeft geregeerd van Adam tot Mozes toe, en over hen, die niet gezondigd hebben, gelijk de overtreding van Adam, die het beeld van de toekomst is. (Verwijzingen naar de geschiedenis van het Oude Testament).
15 maar СКАЧАТЬ