Alleen de voorbestemde. Морган Райс
Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Alleen de voorbestemde - Морган Райс страница 4

Название: Alleen de voorbestemde

Автор: Морган Райс

Издательство: Lukeman Literary Management Ltd

Жанр: Детская проза

Серия:

isbn: 9781094305219

isbn:

СКАЧАТЬ grommen en hield zijn hoofd schuin. Hij keek hem aan met veel meer intelligentie dan waar een wolf toe in staat zou moeten zijn.

      “Je begrijpt veel van wat ik zeg, nietwaar?” gokte Royce. “Ik ben gestuurd door de heks Lori. Als zij jouw naam kent, ken jij haar misschien ook?”

      De wolf kon natuurlijk niet antwoorden, maar toch leek het dier te kalmeren. Hij liep naar Royce toe en ging aan zijn voeten liggen. Terwijl de bhargir dat deed, merkte Royce iets op dat hij nauwelijks kon bevatten: de wond in zijn zij begon zich te sluiten. Zijn huid sloot zich met een bijna onmogelijke snelheid. Er was beslist niets normaals aan dit wezen.

      Royce wist niet wat hij moest doen. Het was duidelijk dat Lori hem om een reden naar dit wezen had toegestuurd, maar welke reden? Hij keek in het huis en probeerde erachter te komen, maar het huis was leeg, de inhoud zichtbaar gebruikt om het vuur dat ervoor brandde aan te steken. Waarom zouden plunderaars als de twee dode mannen zoiets doen?

      Zonder iets wijzer te zijn geworden liep Royce terug naar zijn paard. Hij zag de bhargir naar hem kijken, zittend naast het vuur, de vlammen weerspiegeld in zijn ogen.

      “Ik weet niet wat ik met je moet doen,” zei hij. “Maar ik denk dat je misschien wel intelligent genoeg bent om dat zelf te bepalen. Wil je met ons mee?”

      Als antwoord wandelde het wolfachtige beest naar hem toe en ging naast Royce’ paard zitten. Royce had het vermoeden dat de bhargir geen moeite zou hebben om hen bij te houden.

      “We nemen monsters met ons mee nu?” vroeg Sir Bolis.

      “Hij is niet vreemder dan de rest van ons gezelschap,” zei Matilde.

      “Maar wel veel gevaarlijker,” zei Neave met een ernstige uitdrukking op haar gezicht. “Dit is geen goed idee.”

      Goed idee of niet, Royce wist zeker dat dit was wat hij moest doen. Hij dreef zijn paard aan en ze reden verder in de richting van Ablaver, met Ember die de weg wees. Als de vogel wist waarom hij hierheen was geleid om de bhargir te vinden die hen nu volgde, dan gaf ze hem geen antwoorden.

      ***

      Royce kon Ablaver al ruiken voordat hij de stad zag. De stank van vis, vermengd met de geur van de zee, vertelde hem wat er hier gebeurde. Het was een stank die ervoor zorgde dat hij het liefst zou omkeren en wegrijden, maar hij reed door. De aanblik was niet bepaald een verbetering. Aan de ene kant bevonden zich walvisstations en er was iets aan de aanblik van zulke enorme, mooie wezens die opengesneden werden dat Royce bijna deed kokhalzen. Hij kon zichzelf bedwingen, maar het was niet makkelijk.

      “We kunnen mensen niet vertellen wie we zijn,” waarschuwde hij de anderen.

      “Want een groep die bestaat uit zowel Picti als ridders kan wel iederéén zijn,” merkte Mark op.

      “Als mensen ernaar vragen dan zijn we huurlingen die de oorlog ontvluchten, op zoek naar een volgende opdracht,” zei Royce. “Ze zullen er waarschijnlijk vanuit gaan dat we deserteurs zijn, of bandieten of iets dergelijks.”

      “Ik wil niet dat mensen denken dat ik een bandiet ben,” zei Bolis. “Ik ben een trouwe krijger van graaf Undine!”

      “En op dit moment kun je het beste trouw zijn door te doen alsof je iemand anders bent,” zei Royce. De ridder leek het te begrijpen. Al mompelend begon hij modder op zijn schild te smeren, zodat niemand het familiewapen zou zien. “Iedereen, hou je capuchons op. Vooral jij, Neave.”

      Royce wist niet hoe de inwoners van de stad zouden reageren als ze een van de Picti bij hen zagen. Hij wilde zich niet een weg door een hele stad hoeven vechten. Het was al erg genoeg dat hij nog steeds vergezeld werd door Gwylim, die veel te groot en angstaanjagend was om een wolf te zijn.

      Ze reden de stad binnen en keken om zich heen naar de krakkemikkige gebouwen terwijl ze zich richting de haven en de wachtende schepen begaven. De meeste waren nauwelijks meer dan vissersboten, maar er waren een aantal grotere walvisvaardersboten bij. Daartussen lagen ook koggen en lange schepen die eruitzagen alsof ze hier waren om te handelen.

      Royce hoorde de geluiden van dronken mensen en incidenteel geweld uit de tavernes komen en hij zag marktkraampjes waar ranzig vlees en exclusieve buitenlandse delicatessen naast elkaar lagen.

      “We moeten ons verspreiden,” zei Matilde. Ze leek een taverne op het oog te hebben.

      Royce schudde zijn hoofd. “We moeten bij elkaar blijven. We gaan naar de haven, zoeken een schip en dán kunnen we de boel verkennen.”

      Matilde leek daar niet zo blij mee te zijn, maar ging toch mee naar de haven. Daar leken de werkzaamheden zich op een traag tempo voort te zetten, met zeelieden die op de scheepsdekken rondhingen of in de zon zaten.

      “Hoe pakken we dit aan?” vroeg Mark terwijl hij om zich heen keek. “Ik denk niet dat het makkelijk zal worden om een kapitein te vinden die naar de Zeven Eilanden wil.”

      Royce wist niet of er een goed antwoord op die vraag was. Voor zover hij kon zien had hij slechts één optie en die was allesbehalve subtiel.

      “Luister naar me!” riep hij om boven het vage geroezemoes op de kade uit te komen. “Ik heb een schip nodig. Is hier een kapitein die bereid is om naar de Zeven Eilanden te varen?”

      “Is dit wel verstandig?” vroeg Bolis.

      “Hoe moeten we anders iemand vinden?” vroeg Royce. Zelfs als ze de tavernes binnen zouden gaan en het stilletjes zouden vragen, zou het nieuws als een lopend vuurtje rondgaan. Misschien was dit zelfs wel beter. Hij verhief zijn stem. “Ik vraag het nog een keer: wie wil ons naar de Zeven Eilanden brengen?”

      “Waarom wil je daarheen?” klonk een stem. De man die naar voren beende droeg het felgekleurde zijde van een koopman en had een dikke buik.

      “Zaken,” zei Royce, die niet meer wilde vrijgeven. “Er zijn mensen die de vaardigheden van mij en mijn gezelschap nodig hebben.”

      De man kwam verder naar voren. Royce bekeek zijn gezicht en zocht naar een teken dat de man hen herkend had. Maar hij zag niets.

      “Hoe zit dat?” vroeg de man. “Zijn jullie narren, jongleurs?”

      Royce dacht snel na. Misschien konden ze niet zo makkelijk voor huurlingen doorgaan, maar dit…

      “Natuurlijk,” zei hij. Hij ontweek de blik van Bolis. “We hebben een afspraak op de Zeven Eilanden.”

      “Jullie moeten wel goed betaald krijgen als jullie daarheen gaan,” zei de kapitein. “Wat betekent dat jullie kunnen betalen?”

      Royce haalde een klein buideltje tevoorschijn. “Tot op zekere hoogte.”

      Als dit hem naar de plek bracht waar zijn vader was, zou hij daar alles voor over hebben. Hij gooide het buideltje in de richting van de kapitein. De man ving het op.

      “Is dat genoeg?” vroeg Royce.

      Dat was ook een risico. De kapitein kon zich omdraaien en het geld meenemen naar zijn schip. Als Royce iets deed om hem tegen te houden zou dat meteen duidelijk maken wie hij was. Even leek de tijd te bevriezen.

      Toen knikte de kapitein. “Aye, het is genoeg. Ik zorg dat jullie heelhuids op de Zeven Eilanden komen. Maar daarna staan jullie er alleen voor.”

СКАЧАТЬ