Название: De Opkomst Van De Heldhaftige
Автор: Morgan Rice
Издательство: Lukeman Literary Management Ltd
Жанр: Зарубежное фэнтези
Серия: Koningen En Tovernaars
isbn: 9781632913487
isbn:
“Kweek eerst maar wat haar op je borst, broertje,” lachte Braxton, die met Brandon naar voren stapte.
Er rees gelach op, en Aidan liep rood aan, duidelijk beschaamd.
Kyra, die het rot voor hem vond, knielde voor hem en legde een hand tegen zijn wang aan. Ze keek hem aan.
“Je wordt een betere krijger dan zij allemaal,” zei ze zachtjes zodat alleen hij het kon horen. “Heb geduld. Ondertussen moet je Volis bewaken. Volis heeft jou ook nodig. Maak me trots. Ik zal terugkeren, dat beloof ik je, en op een dag zullen we samen ten strijde trekken.”
Aidan leek een beetje gerustgesteld. Hij leunde naar voren en knuffelde haar weer.
“Ik wil niet dat je weggaat,” zei hij zachtjes. “Ik heb over je gedroomd. Ik heb gedroomd…” Hij keek schoorvoetend naar haar op, zijn ogen gevuld met angst. “…dat je daar zou sterven.”
Kyra was geschokt door zijn woorden en de blik in zijn ogen. Ze kon het niet loslaten. Ze wist niet wat ze moest zeggen.
Anvin stapte naar voren en drapeerde dikke vachten over haar schouders heen; ze ging staan en voelde zich tien kilo zwaarder, maar de vachten hielden de wind buiten en namen de rillingen weg. Hij glimlachte naar haar.
“De nachten zullen lang zijn, en vuur zal ver weg zijn,” zei hij, en hij omhelsde haar vluchtig.
Haar vader stapte snel naar voren en omhelsde haar met de sterke armen van een krijgsheer. Ze knuffelde hem terug, verdronken in zijn spieren. Het voelde zo veilig.
“Je bent mijn dochter,” zei hij stellig, “vergeet dat niet.” Toen voegde hij zachtjes toe: “Ik hou van je.”
Ze werd overspoeld door emoties, maar voor ze kon antwoorden had hij zich alweer omgedraaid – en op hetzelfde moment sprong Leo tegen haar op, die zijn neus tegen haar borst aanduwde.
“Hij wil met je mee,” observeerde Aidan. “Neem hem mee – jij zult hem harder nodig hebben dan ik. Hij is toch van jou.”
Kyra knuffelde Leo. Ze kon hem niet weigeren, en hij week niet van haar zijde. Ze voelde zich gerustgesteld door het idee dat hij met haar mee zou gaan. Ze had hem erg gemist. Daarbij kon ze wel een extra paar ogen en oren gebruiken, en Leo was het trouwste dier dat ze kende.
Kyra besteeg Andor, en haar vaders mannen gingen uiteen om plaats voor haar te maken. Ze stelden zich op de brug op en hielden fakkels voor haar omhoog om de nacht te verdrijven en haar pad te verlichten. Ze keek in de verte en zag de donker wordende lucht en de wildernis die voor haar lagen. Ze voelde opwinding en angst, maar bovenal een plichtsbesef. Een doelbewustheid. Ze stond op het punt te vertrekken voor de meest belangrijke missie van haar leven, een missie waarbij niet alleen haar identiteit, maar het lot van heel Escalon op het spel stond.
Met haar staf over haar ene schouder en haar boog over de andere, vergezeld door Dierdre en Leo en Andor, reed Kyra stapvoets naar de stadspoorten toe. Ze reed langzaam tussen de fakkels door, langs de mannen. Het voelde alsof ze een droom in liep. Alsof ze haar lotsbestemming in liep. Ze keek niet om; ze wilde haar vastberadenheid niet verliezen. Haar vaders mannen bliezen op een lage hoorn. Het was een hoorn van vertrek, het geluid van respect.
Ze wilde Andor aandrijven – maar hij had haar al aangevoeld. Hij begon te draven, en ging toen in galop.
Binnen enkele momenten reden ze door de sneeuw, door de poorten van Argos heen, de open velden op. Ze voelde de koude wind door haar haren glijden. Voor haar lag niets anders dan een lange weg, wilde beesten, en de naderende duisternis van de nacht.
HOOFDSTUK VIER
Merk rende door het bos. Hij struikelde over de helling en baande zich een weg tussen de bomen van het Witte Woud door. De bladeren knarsten onder zijn voeten terwijl hij rende met alles dat hij had. Hij keek voor zich uit en hield de rookpluimen aan de horizon in het zicht. Ze blokkeerden het zicht op de bloedrode zonsondergang. Hij wist dat het meisje daar ergens was. Mogelijk werd ze op dit moment vermoord. Hij kon niet sneller rennen dan hij al deed.
Doden leek hem overal te achtervolgen; hij kwam het tegen bij elke bocht, schijnbaar elke dag, op dezelfde manier dat andere mannen dagelijks werden geroepen voor het avondeten. Hij had een afspraakje met de dood, zei zijn moeder vroeger altijd. Haar woorden galmden door zijn hoofd. Waren haar woorden self-fulfilling? Of was hij geboren met een zwarte ster boven zijn hoofd?
Voor Merk was moorden een natuurlijk deel van zijn leven geweest, net als ademhalen of lunchen. Het maakte niet uit voor wie hij het deed, of hoe. Hoe langer hij erover nadacht, hoe meer hij er van begon te walgen. Hij wilde zijn hele leven uitkotsen. Maar hoe hard de stem in hem ook schreeuwde dat hij moest omkeren, dat hij een nieuw leven moest beginnen, dat hij verder moest gaan met zijn pelgrimage naar de Toren van Ur, hij kon het gewoon niet. Geweld riep hem, en hij kon het nu niet negeren.
Terwijl de opbollende rookwolken het lastiger maakten om adem te halen en de rook in zijn neusgaten prikte, werd hij overvallen door een bekend gevoel. Het was geen angst of opwinding. Het was een vertrouwd gevoel. Van de moordmachine waar hij in zou veranderen. Dat was wat er altijd gebeurde als hij de strijd in trok – zijn eigen, persoonlijke gevecht. In zijn versie doodde hij zijn tegenstander terwijl hij hem recht in zijn ogen keek; anders dan die mooie ridders hoeft hij zich niet te verschuilen achter een vizier of een wapenrusting of het applaus van een menigte. In zijn hoofd was zijn strijd de meest moedige strijd, alleen gereserveerd voor ware krijgers zoals hij zelf.
Maar terwijl hij rende, merkte Merk dat er iets anders voelde. Normaal gesproken kon het hem niets schelen wie er leefde of doodging; het was slechts zijn werk. Dat had altijd voorkomen dat hij emotioneel beïnvloed werd door wat hij deed. Maar deze keer was het anders. Voor het eerst in zo lang hij zich kon herinneren, werd hij door niemand betaald om dit te doen. Hij deed dit uit vrije wil, alleen maar om dat hij medelijden had met het meisje en omdat hij fouten wilde rechtzetten. Het zorgde ervoor dat hij zich betrokken voelde, en dat gevoel beviel hem maar niets. Hij had er nu spijt van dat hij haar had weggestuurd en dat hij niet eerder in actie was gekomen.
Merk bleef doorrennen. Hij droeg geen wapens bij zich – en die had hij ook niet nodig. Hij had alleen zijn dolk in zijn riem, en dat was genoeg. Waarschijnlijk zou hij hem niet eens gebruiken. Hij ging liever wapenloos de strijd in: hij zou zijn tegenstanders overrompelen. Daarbij kon hij altijd zijn tegenstander van zijn wapens ontdoen en ze tegen hem gebruiken. Op die manier had hij altijd een arsenaal tot zijn beschikking, waar hij ook heen ging.
Merk barstte het Witte Woud uit. De bomen maakten plaats voor open velden en glooiende heuvels, en hij werd begroet door de enorme rode zon, die laag boven de horizon hing. De vallei strekte zich voor hem uit, en de lucht die erboven hing was zwart, alsof hij kwaad was, gevuld met rook. En daar lagen wat alleen maar de overblijfselen van de boerderij van het meisje konden zijn. Merk kon vanaf hier al het vrolijke geschreeuw van mannen horen, hun stemmen gevuld met bloedlust. Hij liet zijn blik over de plaats van de misdaad glijden en kreeg hen onmiddellijk in het oog. Het waren twaalf mannen. Hun gezichten werden verlicht door de fakkels waarmee ze rondrenden en alles in brand staken. Een aantal van hen renden van de stallen naar het huis en staken de strooien daken in de brand, terwijl anderen het onschuldige vee afslachtten met hun bijlen. Eén van hen, zag hij, sleepte een lichaam aan het haar over de modderige grond.
Een vrouw.
Merks hart begon sneller te kloppen terwijl hij zich afvroeg of het het meisje was – en of ze nog leefde. Hij СКАЧАТЬ